Uitspraak: 18 november 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de gevoegde zaken van:
zaak-/rolnummer 299369 / HA ZA 08-166
de vennootschap opgericht naar het recht van de plaats harer vestiging
BAKRO LTD.,
gevestigd te Blakelands, Milton Keynes, Verenigd Koninkrijk,
eiseres,
advocaat mr. O.E. Meijer,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN HEUGTEN TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Scherpenzeel,
gedaagde,
advocaat mr. M. Spanjaart,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN GINKEL TRAMSPORT RENSWOUDE B.V.,
gevestigd te Renswoude,
gedaagde,
advocaat mr. B.S. Janssen,
zaak- / rolnummer 299346 / HA ZA 08-156
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN HEUGTEN TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Scherpenzeel,
eiseres in vrijwaring,
advocaat mr. M. Spanjaart,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN GINKEL TRAMSPORT RENSWOUDE B.V.,
gevestigd te Renswoude,
gedaagde in vrijwaring,
advocaat mr. B.S. Janssen.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk "Bakro", "Van Heugten" en "Van Ginkel".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding van 2 november 2007;
- de door Bakro bij akte overgelegde zeven producties;
- conclusie van antwoord van Van Ginkel, met twee producties;
- conclusie van antwoord van Van Heugten;
- tussenvonnis van 6 augustus 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 12 november 2008, alsmede de daarin als in het geding gebrachte vermelde stukken;
- conclusie van repliek tevens inhoudende vermindering van eis, met negen producties; conclusie van dupliek van Van Ginkel, met vijf producties;
- conclusie van dupliek van Van Heugten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding;
- conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke conclusie van eis in reconventie, met vier producties;
- conclusie van repliek, met één productie;
- conclusie van dupliek, met één productie;
- conclusie van dupliek in reconventie.
2 De vaststaande feiten in de ‘hoofdzaak’ en de ‘vrijwaringszaak’
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover thans van belang - het volgende vast:
2.1
Bakro heeft op of omstreeks 3 november 2006 van Centaur Metals and Alloys Ltd. (hierna: Centaur) opdracht gekregen voor het vervoer van (in eerste instantie) twee partijen tin van Birmingham, Verenigd Koninkrijk, naar Rotterdam ter aflevering aldaar aan Steinweg. Echter, Bakro heeft slechts één lading tin van Centaur ten vervoer naar Rotterdam in ontvangst genomen en wel op of omstreeks 8 november 2006.
2.2
Bakro en Van Heugten werkten al jaren samen op basis van een mondeling gesloten gentlemen’s agreement dat inhield dat Bakro van door haar aangenomen vervoer het deel op het Europese vasteland aan Van Heugten uitbesteedde en dat Van Heugten van door haar aangenomen vervoer het deel in het Verenigd Koninkrijk liet uitvoeren door Bakro.
In dat kader heeft Bakro het vervoer over de weg van de onderhavige partij tin van Scheveningen naar Rotterdam uitbesteed aan Van Heugten.
2.3
Op of omstreeks donderdag 9 november 2006 is de trailer met de lading tin per schip in Scheveningen aangekomen.
2.4
Van Ginkel heeft in opdracht van Van Heugten het feitelijke vervoer van de onderhavige partij tin vanaf Scheveningen bewerkstelligd. [[chauffeur], als chauffeur in dienst bij Van Ginkel, heeft op vrijdag 10 november 2006 rond 16.30 uur de met de partij tin beladen trailer in Scheveningen opgehaald en naar Scherpenzeel gereden. Aldaar heeft [chauffeur] de trailer (na niet te zijn toegelaten bij Interface) op het terrein van Modiform geparkeerd, langs de omheining, nabij een niet in gebruik zijnde poort die was afgesloten en is hij met zijn trekker rond 19.00 uur vertrokken van dat terrein.
2.5
Op maandag 13 november 2006 is rond 6.15 uur ontdekt dat het hangslot van de poort van het terrein van Modiform was doorgeknipt en dat de trailer was verdwenen.
2.6
Bij de inontvangstneming van de trailer in Scheveningen heeft [chauffeur] een vrachtbrief opgemaakt, omdat enige vrachtbrief ontbrak. De door [chauffeur] opgemaakte vrachtbrief bestrijkt het gehele vervoer van Birmingham naar Rotterdam.
3 Het geschil in de ‘hoofdzaak’
3.1
Na eisvermindering bij conclusie van repliek vordert Bakro dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Van Heugten en Van Ginkel als hoofdelijke schuldenaren, althans Van Heugten of Van Ginkel zal veroordelen tot betaling aan Bakro van US$ 211.207,06 omgerekend in Euro tegen de koers van de dag van betaling, vermeerderd met de CMR-rente vanaf de dag der aansprakelijkstelling, 13 november 2006, tot de dag der algehele voldoening, een en ander vermeerderd met de expertisekosten en de buitengerechtelijke kosten conform Rapport Voorwerk II ad € 4.000,- althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, alsmede de kosten van het onderhavige geding en de nakosten ad € 131,- dan wel, indien betekening van het vonnis plaatsvindt, ad € 199,- en met de verklaring dat (ook) deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad zal zijn en met bepaling dat daarover wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van 14 dagen na de datum van het te dezen te wijzen vonnis.
3.2
Bakro legt aan haar vorderingen de volgende stellingen ten grondslag:
- Bakro heeft met Van Heugten een overeenkomst tot het vervoer van goederen gesloten waarop de CMR van toepassing is;
- aangezien Van Heugten de lading tin niet heeft afgeleverd ter bestemming, is zij op grond van artikel 3 juncto artikel 17 CMR aansprakelijk voor de schade;
- door overname van de lading tin in Scheveningen is Van Ginkel toegetreden tot voornoemde overeenkomst; Van Ginkel is derhalve te beschouwen als opvolgend vervoerder in de zin van artikel 34 CMR, zodat ingevolge artikel 37 CMR Van Ginkel rechtstreeks jegens Bakro aansprakelijk is tot schadevergoeding;
- voor zover de CMR niet van toepassing is, zijn/is Van Heugten en/of Van Ginkel aansprakelijk op grond van de AVC 2002 in samenhang met de toepasselijke bepalingen uit Boek 8 BW; in dat geval komt Van Heugten en/of Van Ginkel geen beroep toe op beperking van aansprakelijkheid, omdat sprake is van bewuste roekeloosheid.
3.3
Van Heugten en Van Ginkel hebben ieder voor zich de vorderingen van Bakro bestreden.
4 Het geschil in de ‘vrijwaringszaak’
4.1
Van Heugten vordert dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat Van Ginkel jegens haar aansprakelijk is wegens het verlies van de partij tin en gehouden is aan haar te betalen hetgeen zij in de ‘hoofdzaak’ zal blijken aan Bakro verschuldigd te zijn, met veroordeling van Van Ginkel in de kosten van deze procedure.
4.2
Van Heugten legt aan de vorderingen de volgende stellingen ten grondslag:
- Van Heugten heeft met Van Ginkel een overeenkomst gesloten tot het vervoer van de trailer met partij tin van Scheveningen naar Rotterdam ter aflevering bij Steinweg;
- aangezien Van Ginkel de lading tin niet bij Steinheeft afgeleverd, is zij jegens Van Heugten aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade en gehouden tot betaling van datgene waartoe Van Heugten jegens Bakro gehouden zal zijn in de ‘hoofdzaak’.
4.3
Van Ginkel bestrijdt de vorderingen van Van Heugten. Zij beroept zich erop dat zij de met de partij tin beladen trailer in Scherpenzeel heeft afgeleverd. Voorts beroept zij zich op overmacht en op eigen schuld van Van Heugten.
In voorwaardelijke reconventie
4.4
Voor het geval Van Ginkel ten opzichte van Bakro wordt veroordeeld in de ‘hoofdzaak’, vordert Van Ginkel dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Van Heugten zal veroordelen tot betaling aan Van Ginkel van al hetgeen waartoe laatstgenoemde jegens Bakro in de ‘hoofdzaak’ mocht worden veroordeeld, met veroordeling van Van Heugten in de kosten van het geding.
4.5
Van Ginkel legt aan de vordering - kort samengevat - ten grondslag gelegd dat Van Heugten krachtens onder meer artikel 17 lid 5 CMR, dan wel artikel 6:12 BW verplicht is die schade te dragen om de volgende redenen.
- Van Ginkel had haar trekkers met chauffeurs vast verhuurd aan Van Heugten, waarbij het begin en het einde van het vervoer steeds Scherpenzeel is.
- Van Heugten wist, toen zij op vrijdag 10 november 2006 rond 16.30 uur opdracht gaf aan Van Ginkel om de met de partij tin beladen trailer in Scheveningen te gaan ophalen, dat Van Ginkel deze niet meer die dag in Rotterdam zou kunnen afleveren. Daarom heeft Van Heugten toen opgedragen de beladen trailer in Scherpenzeel af te leveren.
- Van Heugten wist ten tijde van die opdracht dat het niet mogelijk zou zijn om de beladen trailer bij Interface in Scherpenzeel te parkeren en dat Van Ginkel daarom gebruik zou moeten maken van het parkeerterrein van Modiform.
- Daardoor heeft Van Heugten door haar instructie om de beladen trailer op vrijdag in Scheveningen te gaan ophalen en deze naar Scherpenzeel te brengen onnodig een diefstalrisico in het leven heeft geroepen.
4.6
Van Heugten betwist de vordering van Van Ginkel.
5 De beoordeling in de ‘hoofdzaak’
De vordering van Bakro tegen Van Heugten
5.1
Gelet op de vordering, die allereerst tegen Van Heugten is gericht, en de internationale rechtsverhouding, onderzoekt de rechtbank eerst de verhouding tussen Bakro en Van Heugten. Die verhouding splitst de rechtbank uit in:
(i) het gentlemen’s agreement
(ii) enige andere relevante overeenkomst tussen Bakro en Van Heugten.
(i) het gentlemen’s agreement
5.2
De rechtbank laat in het midden of het gentlemen’s agreement tussen Bakro en Van Heugten door Engels dan wel Nederlands recht wordt beheerst, omdat naar beide rechtsstelsels het kenmerk van een gentlemen’s agreement is dat het niet in rechte afdwingbaar is, zodat het geen grond voor toewijzing van de vordering van Bakro kan opleveren.
Overigens begrijpt de rechtbank dat het gentlemen’s agreement is beperkt tot een soort raamafspraak in het kader waarvan deze partijen elkaar opdrachten tot (onder)vervoer geven.
(ii) andere relevante overeenkomst tussen Bakro en Van Heugten
5.3
Tussen partijen staat vast dat Bakro aan Van Heugten opdracht heeft gegeven tot het vervoer van de trailer met de lading tin van Scheveningen naar Rotterdam ter aflevering aldaar aan Steinweg.
Bakro stelt dat partijen die vervoerovereenkomst hebben gesloten in het - tussen partijen ingevolge het gentlemen’s agreement gebruikelijke - kader van internationaal vervoer over de weg en dat daarom de CMR op die vervoerovereenkomst van toepassing is.
Van Heugten voert aan dat die overeenkomst niet strekte tot internationaal, maar binnenlands vervoer en dat daarop de CMR niet van toepassing is.
De rechtbank onderzoekt thans of de CMR op de vervoerovereenkomst van toepassing is en door welk rechtstelsel deze wordt beheerst.
5.4
De vervoerovereenkomst tussen partijen betreft het vervoer binnen Nederland, zodat de CMR daarop niet ingevolge artikel 1 CMR van rechtswege van toepassing is.
Aangezien de vestigingsplaats van de vervoerder, Van Heugten, evenals de lossingsplaats in Nederland gelegen is, wordt ingevolge lid 4 van artikel 4 EVO vermoed dat de vervoerovereenkomst tussen Bakro en Van Heugten het nauwst is verbonden met Nederland. Omdat uit het geheel der omstandigheden niet duidelijk blijkt dat de overeenkomst nauwer is verbonden met een ander land als bedoeld in de tweede volzin van lid 5 van artikel 4 EVO - zo is slechts de vestigingsplaats van Bakro, de afrzender, in Engeland gelegen, terwijl de plaats van aflevering, de plaats van lossing en de vestigingsplaats van de vervoerder zich in Nederland bevinden -, is daarmee ingevolge artikel 4 EVO Nederlands intern recht van toepassing. Zie HvJ EG 6 oktober 2009 (ICF/Balkenende c.s.) (C-133/08).
Naar Nederlands intern recht kunnen partijen bij een binnenlandse vervoerovereenkomst de CMR op die vervoerovereenkomst van toepassing verklaren.
5.5
Bakro stelt dat zij met Van Heugten de toepasselijkheid van de CMR is overeengekomen en dat die toepasselijkheid tussen hen gebruikelijk is geworden, maar Van Heugten betwist die stelling gemotiveerd.
5.6
Partijen kunnen de CMR ook op een binnenlandse vervoerovereenkomst van toepassing verklaren door dat in de vrachtbrief te verklaren.
Bakro stelt dat partijen dat gedaan hebben doordat chauffeur [chauffeur], in dienst bij Van Ginkel waaraan Van Heugten het van Bakro aangenomen vervoer had uitbesteed, bij inontvangstneming van de trailer met de partij tin in Scheveningen op 10 november 2006 een vrachtbrief voor het gehele vervoertraject Birmingham-Rotterdam heeft opgemaakt waarin de CMR van toepassing wordt verklaard. Van Heugten betwist dat door die vrachtbrief de CMR van toepassing is geworden. De rechtbank oordeelt als volgt.
Bakro heeft een kopie van de betreffende vrachtbrief als productie 3 in het geding gebracht. Het betreft een standaard vrachtbrief volgens het model van de IRU c.q. de Stichting Vervoeradres, zoals links op het document staat afgedrukt. Gesteld noch gebleken is dat de vrachtbrief een clausule bevat waarin de CMR van toepassing wordt verklaard. Rechts bovenaan de vrachtbrief is het omcirkelde "AVC 2002" doorgehaald, in tegenstelling tot het omcirkelde "CMR". Op de vrachtbrief staat bij nummer 16 gedrukt of gestempeld de naam en het adres van Van Heugten en bij nummer 17 met de hand geschreven: “Van Ginkel, Renswoude”. Verder is als afzender vermeld Centaur, als ontvanger Steinweg, als laadplaats Birmingham en als afleverplaats Rotterdam. Het stempel of de voordruk van Van Heugten staat eveneens in het voor de handtekening van de vervoerder bestemde vakje. In dat vakje staat tevens de handtekening van [chauffeur]. Een handtekening of afstempeling van de afzender ontbreekt. Gesteld noch gebleken is dat Bakro op enige wijze op de verachtbrief is vermeld.
Omdat deze vrachtbrief niet door of namens Bakro is ondertekend of afgestempeld, terwijl gesteld noch gebleken is dat chauffeur [chauffeur] bevoegd was om namens Bakro een haar bindende afspraak te maken levert de vrachtbrief geen bewijs van instemming van Bakro met het van toepassing worden van de CMR, daargelaten de vraag of met het enkele doorhalen van het omcirkelde "AVC 2002" bedoeld is tussen partijen de CMR van toepassing te verklaren. Daarom komt de rechtbank niet meer toe aan het debat tussen partijen of (chauffeur [chauffeur] van) Van Ginkel bevoegd was namens Van Heugten de onderhavige vrachtbrief op te stellen en te ondertekenen.
5.7
Evenmin tonen andere tot nu toe in het geding gebrachte producties aan dat de toepasselijkheid van de CMR tussen partijen is overeengekomen of gebruik is geworden. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust de bewijslast terzake op Bakro. Overeenkomstig haar bewijsaanbod zal de rechtbank Bakro toelaten tot het bewijs dat krachtens gewoonte de tussen haar en Van Heugten gesloten vervoerovereenkomsten met betrekking tot een Nederlands, binnenlands vervoertraject, zoals de onderhavige overeenkomst, worden beheerst door de CMR.
aansprakelijkheid van Van Heugten
5.8
Daargelaten de vraag of de vervoerovereenkomst wordt beheerst door de CMR, dan wel door Nederlands recht, zowel onder het regiem van de CMR als onder Nederlands recht was Van Heugten als wegvervoerder verplicht de ten vervoer ontvangen lading tin te Rotterdam aan Steinweg af te leveren in de staat waarin zij deze had ontvangen. Vast staat dat Van Heugten voor de uitvoering van het vervoer Van Ginkel had ingeschakeld en dat deze de met de partij tin beladen trailer in Scheveningen ten vervoer in ontvangst heeft genomen. Vast staat ook dat Van Heugten noch Van Ginkel de lading tin in Rotterdam aan Steinweg heeft afgeleverd.
Van Heugten wordt door Bakro aansprakelijk gehouden voor de ten gevolge van die niet-aflevering door Bakro geleden schade. Van Heugten betwist niet dat zij terzake aansprakelijk is, maar voert aan dat haar aansprakelijkheid is beperkt. Dat laatste bestrijdt Bakro niet.
Daarom gaat het tussen Bakro en Van Heugten nog slechts om de vraag of laatstgenoemde als vervoerder onder de CMR dan wel onder Nederlands recht beperkt aansprakelijk is.
5.9
In afwachting van de bewijslevering als genoemd onder 5.7 zal de rechtbank elke verdere beslissing aanhouden.
De vordering van Bakro tegen Van Ginkel
5.1
Bakro spreekt Van Ginkel (rechtstreeks) aan stellende dat deze ter zake van het vervoer van de partij tin opvolgend vervoerder was in de zin van artikel 34 e.v. CMR en als zodanig verantwoordelijk was om de lading tin van Scheveningen te vervoeren naar Rotterdam en aldaar aan Steinweg af te leveren.
Van Ginkel betwist die stellingen en voert aan dat zij aanvankelijk inderdaad van Van Heugten opdracht kreeg om de trailer met de lading tin naar Rotterdam te vervoeren en aldaar aan Steinweg af te leveren, maar nader van Van Heugten opdracht heeft gekregen om de trailer met de lading tin in Scherpenzeel af te leveren en dat zij daaraan heeft voldaan.
5.11
Tussen Bakro en Van Ginkel is niet in geschil dat tussen hen geen overeenkomst is gesloten. Uit de omstandigheden Van Ginkel het vervoer vanaf Scheveningen in opdracht van Van Heugten bewerkstelligde en dat Bakro de aansprakelijkheid van Van Ginkel uitsluitend baseert op de hoedanigheid van deze van opvolgend vervoerder in de zin van artikel 34 e.v. CMR, vloeit voort dat Van Ginkel slechts als zodanig kan worden aangemerkt indien het tussen Bakro en Van Heugten overeengekomen vervoer aan de CMR was onderworpen. Derhalve geldt dat, indien tussen Bakro en Van Heugten de toepasselijkheid van de CMR niet komt vast te staan, de CMR ook niet geldt tussen Bakro en Van Heugten, zodat in dat geval de vordering van Bakro tegen Van Ginkel zal worden afgewezen.
5.12
Komt tussen Bakro en Van Heugten vast te staan dat tussen hen de CMR geldt, dan geldt dat verdrag ook in de relatie tussen Bakro en Van Ginkel, omdat laatstgenoemde geacht moet worden begrepen te hebben dat de CMR het vervoer beheerste. Dat blijkt uit de omstandigheden dat chauffeur [chauffeur] van Van Ginkel de vrachtbrief (productie 3 zijdens Bakro) heeft opgemaakt, daarop “AVC 2002” heeft doorgehaald met instandhouding van “CMR”, daarop Centaur als afzender, Birmingham als plaats van inontvangstneming ten vervoer en Rotterdam als plaats bestemd voor de aflevering heeft ingevuld en zelf de vrachtbrief als vervoerder heeft ondertekend. De bekendheid met die feiten van chauffeur [chauffeur] kan aan diens werkgever Van Ginkel worden toegerekend. Komt vast te staan dat de CMR op het vervoer van toepassing is, dan dient Van Ginkel te worden aangemerkt als opvolgend vervoerder omdat zij de partij tin gaande het gehele vervoertraject van Birmingham naar Rotterdam heeft overgenomen en aan het vereiste van een vrachtbrief voor dat gehele traject is voldaan door het opmaken van de vrachtbrief door de chauffeur van Van Ginkel. In dat geval ook komt Bakro ingevolge artikel 37 CMR een vorderingsrecht toe jegens Van Ginkel.
5.13
Omdat ter zake van het vervoer door Van Ginkel c.q. het niet-afleveren van de lading tin door haar aan Steinweg alle aanknopingspunten wijzen naar Nederland, is op de niet-contractuele relatie tussen Bakro en Van Ginkel overigens Nederlands recht van toepassing.
5.14
Komt vast te staan dat de CMR op het vervoer van toepassing is, dan gaat het verweer van Van Ginkel dat zij van Van Heugten nader opdracht heeft gekregen om de trailer met de lading tin in Scherpenzeel af te leveren, niet op. Immers, chauffeur [chauffeur] en derhalve Van Ginkel wist dat de trailer met de partij tin in Rotterdam aan Steinweg moest worden afgeleverd. Voorts erkent Van Ginkel dat zij wist dat zij de trailer met de lading tin de volgende maandag in Scherpenzeel moest ophalen om deze af te leveren in Rotterdam aan Steinweg. Onder deze omstandigheden gaat ten opzichte van Bakro het verweer niet op dat Van Ginkel met het afkoppelen van de trailer met de lading tin in Scherpenzeel aan haar verplichtingen als opvolgend vervoerder heeft voldaan; dat afkoppelen geschiedde louter bij wijze van overstaan hangende de aflevering in Rotterdam onverminderd de verantwoordelijkheid van Van Ginkel als opvolgend vervoerder. Dat een en ander in de verhouding tussen Van Ginkel en Van Heugten mogelijk anders ligt regardeert Bakro niet.
5.15
In afwachting van de bewijslevering als bedoeld onder 5.7 zal de rechtbank elke verdere beslissing aanhouden.
6 De beoordeling in de ‘vrijwaringszaak’
6.1
Voor zover aan toewijzing van de door Van Heugten gevorderde verklaring voor recht als genoemd onder 4.1 door Van Heugten de voorwaarde is verbonden dat zij in de ‘hoofdzaak’ aansprakelijk zal blijken te zijn jegens Bakro, zij opgemerkt dat aan die voorwaarde is voldaan. Zie daartoe hetgeen hierboven is overwogen onder 5.8.
6.2
Tussen partijen staat vast dat de door hen gesloten vervoerovereenkomst met betrekking tot de met de partij tin beladen trailer uitsluitend betrekking heeft op vervoer binnen Nederland, zodat de CMR daarop niet ingevolge artikel 1 CMR van rechtswege van toepassing is. Partijen stellen niet dat zij de toepasselijkheid van de CMR op deze overeenkomst zijn overeengekomen. Voor zover deze vervoerovereenkomst al (relevante) buitenlandse elementen bevat, is sprake van voldoende relevante aanknopingspunten die naar Nederland verwijzen, zodat Nederlands intern recht van toepassing is op deze overeenkomst.
6.3
Van Heugten stelt dat de onderhavige vervoerovereenkomst betrekking had op het vervoer van de lading tin van Scheveningen naar Rotterdam, waartoe Van Heugten zich op de door chauffeur [chauffeur] opgestelde vrachtbrief beroept.
Het meest verstrekkende verweer van Van Ginkel komt erop neer dat zij de met de partij tin beladen trailer had afgeleverd door deze op het terrein van Modiform te Scherpenzeel af te koppelen, zodat zij daarvoor niet meer als vervoerder verantwoordelijk was. Daarbij beroept Van Ginkel zich onder meer beroep op de in de charterovereenkomst tussen partijen van 8 september 2006 (productie 1 zijdens Van Heugten) opgenomen bepaling “Begin-eind is steeds de vestigingsplaats van opdrachtgever”, derhalve die van Van Heugten, Scherpenzeel, zodat Scherpenzeel als plaats van aflevering dient te werden aangemerkt.
De rechtbank overweegt het volgende. Tussen partijen staat buiten kijf dat hun relatie in beginsel door de charterovereenkomst wordt beheerst. Evenmin is tussen partijen ter discussie dat het terrein van Modiform als begin- of eindpunt in de zin van de hiervoor aangehaalde bepaling in de charterovereenkomst kan worden aangemerkt. Die bepaling duidt er inderdaad op dat Van Ginkel in beginsel elke vrijdagavond naar Scherpenzeel dient te rijden en dat aldaar het vervoer (van die week) eindigt. Derhalve vindt in beginsel aflevering onder de betreffende vervoerovereenkomst plaats door de terbeschikkingstelling van de lading, in dit geval de met de partij tin beladen trailer, in Scherpenzeel. Nu gesteld noch gebleken is dat het parkeren van de trailer op het Modiform terrein niet als zodanige terbeschikkingstelling kan worden aangemerkt, moet worden aangenomen dat van Ginkel door de trailer met lading aldaar te parkeren in beginsel aan Van Heugten had afgeleverd, zodat haar verantwoordelijkheid als vervoerder was geëindigd. “In beginsel”, omdat partijen anders kunnen overeenkomen. De rechtbank leest het beroep van Van Heugten op een vervoerovereenkomst voor het traject Scheveningen-Rotterdam met een beroep op de door chauffeur [chauffeur] opgestelde vrachtbrief als een beroep op zodanige afwijkende afspraak. Omdat Van Ginkel die afwijkende afspraak gemotiveerd betwist, draagt ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv Van Heugten de bewijslast van haar stelling dat tussen haar en Van Ginkel is overeengekomen dat Van Ginkel (de trailer met) de partij tin in Rotterdam diende af te leveren. De rechtbank zal haar dat bewijs opdragen.
6.4
Slaagt Van Heugten niet in dat bewijs, dan zal haar vordering worden afgewezen, omdat in dat geval Van Ginkel aan haar uit de vervoerovereenkomst voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan door aflevering in Scherpenzeel.
6.5
Indien Van Heugten wel in dat bewijs slaagt zal komen vast te staan dat de overeenkomst het gehele vervoertraject bestrijkt van Scheveningen naar Rotterdam, zodat Van Ginkel nog voor de met de partij beladen trailer verantwoordelijk was ten tijde van het verdwijnen ervan te Scherpenzeel. In dat geval is Van Ginkel in beginsel voor de schade aansprakelijk behoudens voor zover haar een beroep toekomt op een aansprakelijkheidsuitsluitingsgrond. Van Ginkel stelt in dat kader dat zij op instructie van Van Heugten naar Scherpenzeel is gereden en de beladen trailer op het terrein van Modiform heeft geparkeerd. Echter, Van Heugten betwist die stellingen. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op Van Ginkel de bewijslast van die stellingen.
Voorlopig laat de rechtbank dit onderwerp rusten, hangende de onder 6.3 beschreven bewijslevering.
6.6
Ook iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
In voorwaardelijke reconventie
6.7
Aangezien nog niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder deze vordering is ingesteld, zal de behandeling hiervan worden aangehouden.
in de ‘hoofdzaak’ met zaak- /rolnummer 299369 / HA ZA 08-166
draagt Bakro op te bewijzen feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat krachtens gewoonte de tussen haar en Van Heugten gesloten vervoerovereenkomsten met betrekking tot een Nederlands, binnenlands vervoertraject, zoals de onderhavige overeenkomst, worden beheerst door de CMR;
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 16 december 2009 voor uitlating door Bakro bij akte over de wijze waarop zij voornemens is aan die bewijsopdracht te voldoen;
bepaalt dat voor zover Bakro bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen:
(a) deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. W.P. Sprenger; en
(b) Bakro in de genoemde akte opgave moet doen van de voor te brengen getuigen, hun verhinderdata en de verhinderdata van beide partijen en hun raadslieden in de maanden januari tot en met maart 2010 opdat aan de hand daarvan dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
houdt elke verdere beslissing aan;
in de ‘vrijwaringszaak’ met zaak- /rolnummer 299346 / HA ZA 08-156
draagt Van Heugten op te bewijzen feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de tussen haar en Van Ginkel gesloten vervoerovereenkomst het vervoertraject van Scheveningen naar Rotterdam bestrijkt;
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 16 december 2009 voor uitlating door Van Heugten bij akte over de wijze waarop zij voornemens is aan deze bewijsopdrachten te voldoen;
bepaalt dat voor zover Van Heugten bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen:
(a) deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. W.P. Sprenger; en
(b) Van Heugten in de genoemde akte opgave moet doen van de voor te brengen getuigen, hun verhinderdata en de verhinderdata van beide partijen en hun raadslieden in de maanden januari tot en met maart 2010 opdat aan de hand daarvan dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
houdt elke verdere beslissing aan;
in voorwaardelijke reconventie
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger.
Uitgesproken in het openbaar.
901/1928