ECLI:NL:RBROT:2009:BK4411

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
336624 / HA RK 09-151
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2009 een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van verzoeker tegen de rechter-commissaris die belast was met de behandeling van zijn strafzaak. Het wrakingsverzoek werd ingediend door de advocaat van de medeverdachte, mr. Taekema, en werd later door de advocaat van verzoeker, mr. C.J.B. Rijser, ondersteund. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek deels niet-ontvankelijk was, omdat het niet tijdig was ingediend. De wrakingskamer heeft geen zwaarwegende aanwijzingen gevonden voor een vooringenomenheid van de rechter-commissaris. De klachten van verzoeker betroffen onder andere de wijze van verbaliseren, het niet tijdig voldoen aan verzoeken van de verdediging, en beslissingen met betrekking tot de aanwezigheid van de advocaat van de getuige en het beëdigen van de getuige. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de rechter-commissaris binnen zijn bevoegdheden heeft gehandeld en dat de vrees van verzoeker voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. De beslissing van de wrakingskamer werd genomen na een zorgvuldige afweging van de ingediende klachten en het procesverloop.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak : 23 november 2009
Zaaknummer : 336624
Rekestnummer : HA RK 09-151
Parketnummer : 10/602020-05
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
verzoeker,
advocaat mr. C.J.B. Rijser te Amsterdam,
strekkende tot wraking van [naam rechter-commissaris], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechter-commissaris).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in deze rechtbank is aanhangig de strafzaak tegen verzoeker met parketnummer 10/602020-05. Ter terechtzitting van 6 februari 2008 heeft de meervoudige strafkamer deze zaak verwezen naar en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris voor - kort samengevat - het horen van getuigen.
Op 17 augustus 2009 heeft de rechter-commissaris een aanvang gemaakt met het horen van de getuige [naam getuige X].
Bij gelegenheid van dat getuigenverhoor heeft mr. Taekema, advocaat van de medeverdachte [naam medeverdachte Q], de rechter-commissaris gewraakt. Bij die gelegenheid heeft de advocaat van verzoeker zich aangesloten bij het wrakingsverzoek. Advocaten van de overige medeverdachten hebben zich kort nadien daarbij aangesloten.
Mr. Taekema heeft bij faxbericht van 17 augustus 2009 de gronden van het wrakingsverzoek uiteengezet. De advocaat van verzoeker heeft zich bij faxbericht van 17 augustus 2009 bij die motivering aangesloten.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven strafzaak tegen verzoeker als verdachte, waarin zich onder meer bevindt:
- het proces-verbaal van de hiervoor omschreven zitting van de meervoudige strafkamer op 6 februari 2008;
- het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam getuige Y], opgemaakt door de rechter-commissaris op 25 juni 2009;
- het proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 26 juni 2009;
- het verslag van het verhoor van de getuige [naam getuige X], door de rechter-commissaris op 17 augustus 2009 opgemaakt.
De advocaat van verzoeker, de rechter-commissaris, alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek - gelijktijdig met de in de zaken van de medeverdachten ingediende wrakingsverzoeken - zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 25 augustus 2009.
Ter zitting van 17 september 2009, alwaar de gedane wraking is behandeld, is verschenen: de advocaat van verzoeker, alsmede officier van justitie mr. S. de Vries.
Mr. Rijser heeft het standpunt van verzoeker nader toegelicht. Mr. De Vries heeft het standpunt van het Openbaar Ministerie toegelicht, waarbij zij een schriftelijke reactie heeft voorgedragen en overgelegd.
De wrakingskamer heeft op voormelde zitting van 17 september 2009 de behandeling van het wrakingsverzoek geschorst tot 30 oktober 2009 pro forma, teneinde (kort samengevat) de rechter-commissaris in de gelegenheid te stellen te reageren op hetgeen op die zitting van de zijde van verzoeker naar voren is gebracht en met het verzoek aan de rechter-commissaris en verzoeker de ter zitting door de rechtbank geopperde mogelijkheid van mediation of enige andere vorm van bemiddeling in overweging te nemen.
Van de zitting van de wrakingskamer is proces-verbaal opgemaakt, dat zich eveneens bij de stukken bevindt.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van:
- de brief van de rechter-commissaris, gedateerd 8 oktober 2009 en
- de brief van de advocaat van verzoeker, gedateerd 16 oktober 2009.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Vanaf zijn aantreden opereert de rechter-commissaris onhandig. De rechter-commissaris hield in april 2009 geen rekening met verhinderingen van de verdediging, maar kwam de officier van justitie daarin toen wel tegemoet. Dat roept twijfels op over de onbevangenheid van de rechter-commissaris.
2.1.2
Eerst kort voor de aanvang van het verhoor van de getuige [naam getuige X] werd de verdediging geconfronteerd met de aanwezigheid van mr. Plasman, de advocaat van getuige [naam getuige X], bij haar verhoor. De rechter-commissaris wist al in april 2009 van het grote belang dat [naam getuige X] zou hebben bij de aanwezigheid van haar advocaat. Het was ongepast om dit niet al in april aan de verdediging te laten weten. Nu moest de verdediging kort voor het getuigenverhoor beoordelen hoe hiermee om te gaan. De rechter-commissaris motiveerde de aanwezigheid van mr. Plasman ten onrechte op basis van artikel 187c van het Wetboek van Strafvordering (Sv.).
2.1.3
De rechter-commissaris kent het dossier niet en heeft onvoldoende inzicht in de zaak.
2.1.4
Ondanks dat gebrekkige inzicht in de zaak nam de rechter-commissaris tijdens verhoren van de getuige [naam getuige Y] op 25 juni 2009 en de getuige [naam getuige X] verregaande beslissingen, te weten:
2.1.4.1
De rechter-commissaris belette de verdediging aan de getuige [naam getuige X] bepaalde relevante vragen te stellen, terwijl [naam getuige X] en haar advocaat niet aangaven op bepaalde vragen niet te willen antwoorden.
2.1.4.2
De rechter-commissaris belette de verdediging aan de getuige [naam getuige Y] bepaalde relevante vragen te stellen, met als motivering dat de rechter-commissaris de getuige moest beschermen; die bescherming was niet nodig, want de getuige wilde graag verklaren. De rechter-commissaris belemmert en schaadt hierdoor het onderzoek.
2.1.4.3
De rechter-commissaris was niet bereid om conform het redelijke verzoek van de verdediging te verbaliseren per onderdeel van het verhoor van de getuige [naam getuige X].
2.1.4.4
De rechter-commissaris was niet bereid om op het uitvoerig gemotiveerd verzoek van de verdediging de getuige [naam getuige X] onder ede te horen, hoewel er goede gronden zijn aangevoerd om deze getuige wel te beëdigen.
2.1.5
De rechter-commissaris was niet bereid het uitvoerig gemotiveerde verzoek tot het onder ede horen van getuige [naam getuige X] op te nemen in zijn proces-verbaal, althans niet op het moment dat dat hem werd gevraagd. Op grond van voormelde omstandigheden werd onvoldoende zekerheid verkregen dat het dictaat van de rechter-commissaris een juiste en volledige verslaglegging zou bevatten van hetgeen was gezegd en voorgevallen.
2.1.6
Na te zijn gewraakt is de rechter-commissaris doorgegaan met het opmaken van zijn proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam getuige X]. Dat proces-verbaal is nietig; de wrakingskamer kan dat stuk daarom niet gebruiken als leidraad voor wat er tijdens het verhoor is gebeurd.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust.
De rechter-commissaris bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en hij heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
3. De beoordeling
3.1
De wrakingskamer heeft in hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht, naast klachten over dossierkennis, met name klachten over communicatieaspecten onderkend. Mede om die reden is de behandeling ter zitting geschorst met de suggestie de mogelijkheid voor alternatieve remedies daarvoor te onderzoeken. Nu die suggestie niet tot resultaat heeft geleid, komt de wrakingskamer thans toe aan de inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek en zal op dat verzoek een beslissing worden gegeven. De uitspraak van die beslissing is door de wrakingskamer bepaald op heden.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter-commissaris - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de overigens aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter-commissaris jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
3.4
Aan de wrakingskamer komt geen oordeel toe over de vraag of het door de rechter-commissaris op 17 augustus 2009 van het verhoor van de getuige [naam getuige X] opgemaakte proces-verbaal nietig is. Die vraag blijft daarom onbesproken. In het voltooien van dat stuk nadat het eerste verzoek tot wraking was gedaan, valt immers geen aanwijzing te ontwaren voor een objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid van de rechter-commissaris. De inhoud van dat stuk, waarnaar de rechter-commissaris in zijn schriftelijke reactie ook verwees, wordt daarom mede betrokken in de beoordeling van dit verzoek.
3.5
Het volgende is voldoende komen vast te staan.
- De rechter-commissaris heeft op 25 juni 2009 bij gelegenheid van het verhoor van de getuige [naam getuige Y] enkele vragen van de verdediging belet.
- De rechter-commissaris heeft met toepassing van artikel 187c Sv. in april 2009 besloten bijzondere toegang te verlenen aan de advocaat van de getuige [naam getuige X] bij haar verhoor door de rechter-commissaris, gelet op het grote persoonlijke belang van de getuige daarbij.
- De getuige heeft de rechter-commissaris in een gesprek onder vier ogen op 26 juni 2009 van dat belang overtuigd (proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris d.d. 26 juni 2009), waarna haar verhoor op die dag wegens ziekte van haar advocaat is aangehouden.
- De rechter-commissaris heeft het verzoek tot beëdiging van de getuige [naam getuige X] bij gelegenheid van haar verhoor op 17 augustus 2009 afgewezen nu hij voor beëdiging van die getuige geen aanleiding zag.
- De rechter-commissaris heeft bij die gelegenheid de vraag aan de getuige [naam getuige X] waarin haar grote persoonlijke belang bij de aanwezigheid van haar advocaat als vertrouwenspersoon bestaat, belet en hij heeft de daarop volgende suggestie zich te verschonen afgewezen.
- Mr. Rijser heeft vervolgens een punt van orde willen maken. Daartoe heeft de rechter-commissaris de gelegenheid niet geboden en is voortgegaan met het dictaat van het proces-verbaal.
- De advocaat van een andere medeverdachte, mr. Taekema, heeft de rechter-commissaris bij het dicteren onderbroken met de opmerking dat hij de argumenten van de verdediging om de getuige [naam getuige X] wel te beëdigen opgenomen wil zien in het proces-verbaal, waarop de rechter-commissaris te kennen heeft gegeven eerst na afronding van het dictaat aan de verdediging gelegenheid geboden zal worden tot het maken van op- en aanmerkingen. Daarop heeft mr. Taekema de rechter-commissaris gewraakt.
3.6
Voorts acht de wrakingskamer voldoende aannemelijk geworden dat de rechter-commissaris bij verschillende gelegenheden in het door de strafkamer aan hem opgedragen onderzoek vergissingen heeft begaan ten aanzien van de schrijfwijze van namen van getuigen, dan wel namen van sommige 'hoofdpersonen' in dit onderzoek niet paraat had.
3.7
Voor zover het verzoek tot wraking is gegrond op feiten en omstandigheden, welke zich hebben voorgedaan voorafgaande aan het verhoor door de rechter-commissaris van de getuige [naam getuige X] en die ook reeds voordien aan de verdediging bekend zijn geworden, is dat verzoek niet, zoals artikel 512 Sv. voorschrijft, gedaan zodra die feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het gaat daarbij om de oorspronkelijke planning en aanhouding van het verhoor van de getuige [naam getuige X], de beslissing tot toelating van haar advocaat bij haar verhoor, en het verhoor van de getuige [naam getuige Y]. Voor zover het wrakingsverzoek op die feiten en omstandigheden is gebaseerd, is het verzoek niet-ontvankelijk.
3.8
De omstandigheid dat de rechter-commissaris niet steeds alle gegevens zoals de hiervoor onder 3.6 bedoelde paraat had, vormt onvoldoende grond voor het oordeel dat - naar objectieve maatstaven bezien - de vrees gerechtvaardigd is dat de rechter-commissaris vooringenomen is jegens verzoeker.
3.9
De rechter-commissaris is op de voet van het bepaalde in artikel 187b Sv. bevoegd beantwoording van vragen door een getuige te beletten. De vraag of een getuige moet worden beëdigd, is op de voet van artikel 216 Sv. ter beoordeling van de rechter-commissaris. Aan de wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van enige door de rechter-commissaris genomen beslissing. Dat kan slechts anders zijn indien een aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegde beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daaraan de objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid kan worden ontleend. Daarvan is evenwel in dit geval geen sprake, noch ten aanzien van het beletten van vragen, noch ten aanzien van de beslissing om de getuige [naam getuige X] niet te beëdigen
3.1
Wat betreft de gang van zaken bij het dicteren van het proces-verbaal op 17 augustus 2009 geldt dat daaraan, ook bezien tegen de achtergrond van de overige klachten van verzoeker omtrent het optreden van de rechter-commissaris, onvoldoende zwaarwegende aanwijzingen kunnen worden ontleend voor het oordeel dat de rechter-commissaris jegens verzoeker een vooringenomenheid koesterde, althans dat de bij verzoeker dienaangaande ontstane vrees objectief gerechtvaardigd was. Het is immers de rechter-commissaris die de orde ter zitting, alwaar het getuigenverhoor wordt gehouden, bepaalt en daartoe behoort tevens de wijze waarop hetgeen voorvalt ter zitting door hem wordt geverbaliseerd. Het niet prompt voldoen aan verzoeken van de verdediging ten aanzien van de wijze van verbaliseren, en de behandeling daarvan uitstellen totdat de rechter-commissaris zijn eigen bevindingen in het proces-verbaal heeft vastgelegd, is daarbij ook geen grond voor wraking.
3.11
De wraking is, voor zover verzoeker daarin ontvankelijk is, ongegrond. Het verzoek wordt in zoverre afgewezen.
4. De beslissing
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van rechter-commissaris [naam rechter-commissaris], voor zover dat verzoek is gegrond op feiten en omstandigheden, welke zich in april, mei en juni 2009 hebben voorgedaan voorafgaande aan het verhoor van de getuige [naam getuige X] op 17 augustus 2009;
wijst het verzoek tot wraking van rechter-commissaris [naam rechter-commissaris] voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven op 23 november 2009 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
mr. L.A.C. van Nifterick en mr. M.C. van der Kolk, rechters.
Deze beslissing is door de oudste rechter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
De voorzitter is afwezig, om welke reden deze beschikking door de oudste rechter en de griffier is ondertekend.