ECLI:NL:RBROT:2009:BK4104

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
950674
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtstreeks vorderingsrecht van benadeelde op schaderegelaar in het kader van de Vierde WAM-richtlijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2009 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de benadeelde eiser en de schaderegelaar Ingosur, die optreedt namens de Duitse verzekeraar SOVAG. De benadeelde eiser heeft een vordering ingesteld tegen Ingosur, waarbij hij stelt dat hij op basis van de Vierde WAM-richtlijn een rechtstreeks vorderingsrecht heeft op de schaderegelaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de benadeelde geen rechtstreeks vorderingsrecht heeft op Ingosur, maar dat hij de verzekeraar SOVAG moet aanspreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat SOVAG de risicodrager is en dat Ingosur slechts als schaderegelaar optreedt. De vordering van de eiser tegen Ingosur is daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook overwogen dat de aanwijzing van Ingosur als schaderegelaar niet kan worden gezien als het openen van een bijkantoor of filiaal van SOVAG in Nederland. De eiser kan SOVAG in rechte betrekken, maar moet dit doen bij de rechtbank van zijn woonplaats, met inachtneming van de wettelijke bepalingen. De rechtbank heeft de eiser ook veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde van Ingosur, en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
vonnis
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij exploot van dagvaarding van 17 december 2008,
gemachtigde: mr. J.W. Janssens,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
Schwarzmeer und Ostee Versicherungs Aktiengesellschaft Sovag
in Nederland vertegenwoordigd door
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ingosur B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.A.L. Hanegraaf.
Partijen worden hieronder aangeduid als “[eiser]”, respectievelijk “SOVAG” en “Ingosur”.
1. Het verloop van het proces
1.1 Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen.
• het exploot van dagvaarding van 17 december 2008;
• conclusie van antwoord;
• de conclusie van repliek;
• de conclusie van dupliek.
2. Het geschil en de standpunten van de partijen
2.1 [eiser] heeft gesteld dat op 14 december 2007 te Rotterdam een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij een verzekerde van SOVAG betrokken was. [eiser] heeft de verzekeraar SOVAG gedagvaard op het kantooradres van Ingosur en heeft gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Ingosur te veroordelen tot betaling van € 4.176,69, vermeerderd met de wettelijke rente over de autoschade alsmede vermeerderd met de wettelijke rente over € 535,50 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening te voldoen met veroordeling van Ingosur in de kosten van dit geding.
[eiser] stelt dat Ingosur blijkens de groene kaart, SOVAG in Nederland vertegenwoordigt en derhalve direct aangesproken kan worden.
2.2 Ingosur concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiser] in zijn vorderingen tegen Ingosur, althans tot afwijzing hiervan met veroordeling van [eiser], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, vermeerderd met de nakosten ad € 113,00 (zonder betekening) en ad € 177,00 (met betekening) en te bepalen dat [eiser] de wettelijke rente over deze kosten verschuldigd zal zijn als deze kosten niet binnen veertien dagen na de datum van het vonnis zijn betaald. Ingosur stelt zich op het standpunt dat [eiser] niet ontvankelijk is in haar vordering, omdat Ingosur slechts schaderegelaar van SOVAG is. SOVAG is blijkens de groene kaart de risicodrager. Voorts betwist Ingosur voor zover nodig de vordering van [eiser] inhoudelijk.
3. De beoordeling
3.1 Tussen partijen staat vast dat SOVAG een in Duitsland gevestigde aansprakelijkheidsverzekeraar is en dat SOVAG Ingosur heeft aangewezen als haar Nederlandse schaderegelaar als bedoeld in de Vierde WAM-Richtlijn (Richtlijn 2000/26/EG van 16 mei 2000, verder te noemen “de Richtlijn”).
3.2 Weliswaar heeft [eiser] SOVAG gedagvaard op het kantooradres van Ingosur, maar in de stellingen in het exploot van dagvaarding wordt echter Ingosur als gedaagde aangemerkt en is de vordering, mede gelet op de formulering van het petitum, gericht op een veroordeling van Ingosur Daarom zal Ingosur worden aangemerkt als de gedaagde.
3.3 Ten overvloede wordt overwogen dat blijkens artikel 4 lid 8 van de Richtlijn de aanwijzing van de schaderegelaar niet beschouwd kan worden als het openen van een bijkantoor of filiaal, noch als een vestiging van SOVAG, zodat – voor zover de vordering tegen SOVAG is gericht- SOVAG niet op rechtsgeldige wijze is opgeroepen en niet in deze procedure is verschenen.
3.4 Gelet op het door Ingosur gevoerde verweer dat [eiser] niet ontvankelijk is in zijn vorderingen tegen Ingosur, zal eerst dit verweer beoordeeld worden.
3.5 Het gaat in deze zaak om de vraag of de benadeelde een aan artikel 7 lid 1 Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorvoertuigen ontleend rechtstreeks vorderingsrecht ook heeft op de schaderegelaar in de zin van Richtlijn , te weten Ingosur.
3.6 De Richtlijn biedt geen steun voor de opvatting dat een rechtstreeks vorderingsrecht tegen de schaderegelaar kan worden uitgeoefend. Gesteld noch gebleken is dat Ingosur een uitdrukkelijke volmacht heeft verkregen van SOVAG om haar in rechte te vertegenwoordigen.De stelling van [eiser] dat Ingosur zodanig aan SOVAG verbonden moet worden geacht dat zij in elkanders plaats in rechte betrokken kunnen worden is onvoldoende onderbouwd. De enkele 'per adres' vermelding van Ingosur op de groene kaart waarop SOVAG als risicodrager genoemd staat is onvoldoende om van een dusdanige verbondenheid tussen SOVAG en Ingosur uit te gaan. De correspondentie waarnaar [eiser] in punt 4 van haar conclusie van repliek verwijst is niet overgelegd en kan reeds daarom niet bij de beoordeling betrokken worden. Ten overvloede merkt de kantonrechter echter op dat – voor zover uit deze correspondentie zou blijken dat Ingosur Interjura heeft ingeschakeld om namens Ingosur correspondentie te voeren – een en ander niet tot een andere conclusie zou leiden.
3.7 De slotsom is dat [eiser] een rechtstreeks vorderingsrecht kan hebben op SOVAG als verzekeraar, maar geen vorderingsrecht heeft op de schaderegelaar Ingosur.
Indien [eiser] SOVAG in rechte wil betrekken, dan kan hij dat doen voor de rechtbank van zijn woonplaats, zij het met inachtneming van de wettelijke bepalingen.
3.8 [eiser] kan dan ook niet worden ontvangen in haar vordering en de kantonrechter komt niet toe aan inhoudelijke behandeling.
3.9 Ingosur heeft een kostenveroordeling gevorderd met betaling van nakosten. Deze vordering is niet toewijsbaar nu de wet voor deze kosten - voor zover dit vonnis daartoe een ontoereikende titel zou bieden - een speciale procedure heeft voorgeschreven in het eveneens op de procedure voor de kantonrechter toepasselijke artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.”
3. De beslissing
De kantonrechter:
verklaart [eiser] niet ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Ingosur vastgesteld op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.