ECLI:NL:RBROT:2009:BK4104
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtstreeks vorderingsrecht van benadeelde op schaderegelaar in het kader van de Vierde WAM-richtlijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2009 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de benadeelde eiser en de schaderegelaar Ingosur, die optreedt namens de Duitse verzekeraar SOVAG. De benadeelde eiser heeft een vordering ingesteld tegen Ingosur, waarbij hij stelt dat hij op basis van de Vierde WAM-richtlijn een rechtstreeks vorderingsrecht heeft op de schaderegelaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de benadeelde geen rechtstreeks vorderingsrecht heeft op Ingosur, maar dat hij de verzekeraar SOVAG moet aanspreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat SOVAG de risicodrager is en dat Ingosur slechts als schaderegelaar optreedt. De vordering van de eiser tegen Ingosur is daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook overwogen dat de aanwijzing van Ingosur als schaderegelaar niet kan worden gezien als het openen van een bijkantoor of filiaal van SOVAG in Nederland. De eiser kan SOVAG in rechte betrekken, maar moet dit doen bij de rechtbank van zijn woonplaats, met inachtneming van de wettelijke bepalingen. De rechtbank heeft de eiser ook veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde van Ingosur, en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.