ECLI:NL:RBROT:2009:BK3780
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid bij aanvaring op het IJsselmeer met beperkt zicht
In deze zaak, die zich afspeelt op het IJsselmeer, vond op 1 februari 2006 een aanvaring plaats tussen de binnenschepen "Ernest-R" en "Dejo-B". De aanvaring gebeurde onder slechte zichtomstandigheden, met een zicht van ongeveer 100 meter door mist en bewolking. De rechtbank Rotterdam heeft in haar vonnis van 4 november 2009 de aansprakelijkheid voor de aanvaring beoordeeld. De eisers, bestaande uit de Vereniging Oranje Onderlinge Verzekering van Schepen U.A. en enkele vennoten, stelden dat de schipper van de "Dejo-B" niet goed uitkijk had gehouden en daardoor verantwoordelijk was voor de aanvaring. De gedaagde, Scheepvaartbedrijf Gebr. Bonte, stelde op haar beurt dat de "Ernest-R" geen voorrang had verleend en daardoor schuld had aan de aanvaring.
De rechtbank heeft vastgesteld dat beide schepen op aanvaringskoers lagen en dat de schipper van de "Ernest-R" in strijd met de regels van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) geen voorrang heeft verleend aan de "Dejo-B". De rechtbank concludeerde dat de "Ernest-R" voor 70% en de "Dejo-B" voor 30% schuld droeg aan de aanvaring. De rechtbank oordeelde dat de schipper van de "Ernest-R" niet de nodige voorzorgsmaatregelen had genomen, ondanks het beperkte zicht, en dat hij niet adequaat had gereageerd op de situatie. De schipper van de "Dejo-B" had ook zijn verantwoordelijkheden niet nageleefd, maar zijn fouten wogen minder zwaar dan die van de "Ernest-R". Het vonnis benadrukt het belang van goed zeemanschap en het naleven van de regels bij het varen onder slechte omstandigheden.