ECLI:NL:RBROT:2009:BJ9992

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
339780 / HA RK 09-193
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak tegen verzoekster

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2009 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster, die preventief gedetineerd was. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de vrees voor partijdigheid van de rechters in haar strafzaak. Verzoekster stelde dat de rechters niet-onpartijdig waren, onder andere omdat zij in een eerdere zaak over haar betrokkenheid bij de dood van een ander hadden geoordeeld. De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van verzoekster zorgvuldig beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees van verzoekster dat de rechters vooringenomen waren. De rechtbank oordeelde dat de beslissingen van de rechters, waaronder het horen van getuigen en de afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis, niet duidden op een gebrek aan onpartijdigheid. De rechtbank benadrukte dat wraking niet kan dienen als rechtsmiddel tegen inhoudelijke beslissingen van de rechters. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en de officier van justitie, die geen partij was in deze wrakingszaak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 6 oktober 2009
Zaaknummer: 339780
Rekestnummer: HA RK 09-193
Parketnummer: 10/050053-99
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoekster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
preventief gedetineerd in [plaats van detentie],
verzoekster,
advocaat mr. P.J. Zandt,
strekkende tot wraking van [namen van de drie gewraakte rechters], vice-president van respectievelijk rechters in de rechtbank Rotterdam, sector strafrecht (hierna: de rechters).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 5 oktober 2009 is door de meervoudige kamer van deze rechtbank, samengesteld als voormeld, behandeld de tegen verzoekster aanhangig gemaakte strafzaak onder parketnummer 10/050053-99.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsman van verzoekster namens deze de rechters gewraakt.
De meervoudige kamer voor wrakingszaken (hierna: de wrakingskamer) heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van verzoekster als verdachte;
- de processen-verbaal van de in de genoemde strafzaak gehouden terechtzitting van 14 augustus en 29 september 2009;
- de door de griffier gehouden handgeschreven aantekeningen van het verhandelde ter zitting van 5 oktober 2009;
- een e-mail van [naam van de gewraakte voorzitter] voornoemd aan de griffier van de wrakingskamer van 6 oktober 2009, 10:22 uur, geschreven mede namens de overige rechters;
- het vonnis d.d. 18 april 2007 van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank, gewezen in de strafzaak tegen de verdachte [naam verdachte X], onder parketnummer 10/050054-00;
- het arrest d.d. 24 september 2008 van het gerechtshof te 's-Gravenhage, in hoger beroep gewezen in de strafzaak tegen de verdachte [naam verdachte X], onder parketnummer 10-050054-00.
Verzoekster, haar advocaat, de officier van justitie alsmede de rechters zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechters zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. [naam gewraakte voorzitter] heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt door middel van voornoemde e-mail, welke hij mede namens [namen van de twee andere gewraakte rechters] aan de wrakingskamer heeft gestuurd.
Ter zitting van 6 oktober 2009, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoekster, haar advocaat mr. P.J. Zandt en officier van justitie mr. R.J.P. Lambrichts. Verzoekster en haar advocaat hebben de respectieve standpunten nader toegelicht.
De officier van justitie heeft een toelichting gegeven, waarbij hij opmerkte geen partij in deze wrakingszaak te zijn.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Het wrakingsverzoek is gebaseerd op de volgende vier feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang. Een van die gronden bevat vier onderdelen.
2.1.1
De meervoudige strafkamer van deze rechtbank, in een andere samenstelling dan die van de rechters, heeft in de strafzaak tegen [naam verdachte X] (hierna: [X]) onder parketnummer 10/050054-00 niet alleen een beslissing over [X] gegeven, maar zich tevens uitgelaten over de strafbaarheid van verzoekster, die in die zaak geen partij was.
[naam van rechter senior], de vader van [naam van jongste gewraakte rechter] voornoemd, heeft deel uitgemaakt van die strafkamer, althans van de strafkamer die die zaak aldus in hoger beroep beoordeelde. Uit dat vonnis c.q. dat arrest leidt verzoekster (de schijn van) vooringenomenheid althans onvoldoende onpartijdigheid af. Weliswaar heeft [naam van jongste gewraakte rechter] bij de aanvang van de strafzaak tegen verzoekster melding gemaakt van het optreden van haar vader in de strafzaak tegen [X] en heeft verzoekster daartegen toen geen bezwaar gemaakt, maar in het licht van de hierna volgende feiten en omstandigheden wenst verzoekster dit element alsnog te betrekken bij haar verzoek tot wraking.
2.1.2
Ter terechtzitting van 14 augustus 2009 hebben de rechters ambtshalve besloten [getuige Y] en [getuige Z] als getuigen te horen. Ondanks het uitdrukkelijk verzoek vanwege verzoekster weigerden de rechters die beslissing te motiveren.
2.1.3
Van belang is ook het aanvankelijk door de verdediging gedane verzoek tot het horen van [X] als getuige, waarop de verdediging door voortschrijdend inzicht is teruggekomen.
2.1.3.1
Het is de verdediging gebleken dat [X] een volstrekt onbetrouwbare getuige is. Ter toelichting het volgende: de heropening van het onderzoek tegen verzoekster heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een televisie-interview. In dat interview heeft [X], die voorheen ontkende iets te weten over betrokkenheid van verzoekster bij de haar ten laste gelegde feiten, verklaard dat hij daarover wel wetenschap heeft. Vervolgens is [X] op verzoek van het Openbaar Ministerie naar Nederland gekomen en hult hij zich in stilzwijgen. Later, in een radio-interview, dat onderdeel vormt van het dossier in de strafzaak, is [X] op zijn verklaring teruggekomen. Gelet op zijn wisselende verklaringen ten aanzien van de betrokkenheid van verzoekster is [X] als getuige volstrekt onbetrouwbaar. Ten onrechte hebben de rechters desondanks ter terechtzitting van 29 september 2009 beslist dat het noodzakelijk was om [X] als getuige te verhoren.
2.1.3.2
Juist op het moment dat de verdediging had laten weten niet langer prijs te stellen op het horen van [X] wegens diens onbetrouwbaarheid bombardeerde het Openbaar Ministerie [X] tot de "key witness" in deze zaak en achtten ook de rechters [X] als een belangrijke getuige.
2.1.3.3
[X] verblijft in Costa Rica. Hij stelde voorwaarden ten aanzien van zijn verhoor; hij wenste niet naar Nederland af te reizen, hij wenste een vrijgeleide van het Openbaar Ministerie en hij wilde ook dat zijn advocaat mr. Van Ardenne bij zijn verhoor aanwezig zou. Later is daarbij tevens verzocht om de kosten van zijn advocaat voor rekening van de Staat te laten komen. Ten onrechte hebben de rechters, bij hun zoeken naar een mogelijkheid om [X] als getuige te verhoren, zijn eisenpakket ingewilligd. Besloten is het verhoor op Curaçao plaats te laten vinden en er is toegezegd om zelfs de reis- en verblijfkosten van de advocaat van [X] voor rekening van de Staat te brengen.
2.1.3.4
Ten onrechte heeft de voorzitter van de rechters op enig moment ook nog contact gehad met de advocaat van [X], hoewel het ongebruikelijk is dat rechters zelf contact opnemen met een advocaat van een nog te horen getuige. Weliswaar heeft de verdediging ingestemd met deze gang van zaken, maar achteraf gezien heeft verzoekster daar grote moeite mee en schaadt ook dat contact haar vertrouwen in de onpartijdigheid van de rechters.
2.1.4
Het door de verdediging ter zitting van 5 oktober 2009 gedane verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van verzoekster is ten onrechte door de rechters afgewezen. Bovendien hebben de rechters ten onrechte als extra grond voor de voorlopige hechtenis collusiegevaar toegevoegd. De rechters vreesden dat verzoekster, als zij op vrije voeten zou zijn, contact zou opnemen met [X] teneinde zijn getuigenis te beïnvloeden. Het is volstrekt onaannemelijk dat verzoekster, die met [X] getrouwd is geweest en met hem heeft samengewoond, maar met grote onmin van hem is gescheiden en wegens haar lichamelijke toestand niet tot reizen in staat is, dat zou doen. Deze vrees van de rechters is niet gestoeld op concrete feiten of omstandigheden en is ook niet nader gemotiveerd.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang is er naar de mening van verzoekster sprake van een objectief gerechtvaardigde schijn dat de rechters niet-onpartijdig zijn. Verzoekster vreest voor een vooringenomenheid van de rechters ten aanzien van haar betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten.
Dit wrakingsverzoek impliceert dat verzoekster evenmin vertrouwen heeft in de constructie dat één van de rechters als onderzoeksrechter zal afreizen naar Curaçao voor het verhoor van [X] als getuige. Verzoekster gaf daarvoor aanvankelijk haar toestemming, maar die wordt met terugwerkende kracht ingetrokken.
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust.
De rechters bestrijden in de genoemde e-mail deels de feitelijke grondslag van het verzoek en hebben overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die een grond tot wraking van de rechters kan opleveren, waarbij zij het volgende hebben aangevoerd:
Het wrakingsverzoek is gestoeld op twee peilers:
a. de afwijzing van het opheffings- c.q. schorsingsverzoek van de voorlopige hechtenis d.d. 5 oktober 2009 en
b. het gelasten van het getuigenverhoor van [X], waarbij - later, dat wil zeggen op 5 oktober 2009 - is meegedeeld dat de advocaat van [X] zijn reis- en verblijfkosten naar Curaçao kan declareren bij de rechtbank.
ad. a.
De rechtbank heeft in maart jl. de gevangenneming van verzoekster gelast. De gronden waren: vluchtgevaar en de 12-jaarsgrond. Verzoekster heeft hiertegen appel ingesteld. Het Hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd. Ter zitting van 5 oktober 2009 is opheffing en schorsing gevraagd. Dit verzoek is afgewezen waarbij als grond voor de voorlopige hechtenis onderzoek/collusie is toegevoegd, gelet op de omstandigheid dat het verhoor van de getuige [X] (ambtshalve) is bevolen door de rechtbank. Verzoekster is het hiermede niet eens en wil hier kennelijk tegenop komen middels dit verzoek. Wraking kan echter niet als rechtsmiddel tegen kennelijk onwelgevallige inhoudelijke rechterlijke beslissingen worden gehanteerd. Om deze reden dient het verzoek te worden afgewezen.
ad. b.
Ter terechtzitting van 29 september jl. is het verhoor van [X] als getuige bevolen, nadat dit reeds in maart jl. op verzoek van verzoekster is bevolen doch dit verzoek op 29 september 2009 is ingetrokken. Een en ander is reeds besproken ter zitting van 7 en 14 augustus jl. [X] verblijft in Costa Rica. Zijn advocaat - mr. Van Aardenne alhier - heeft aangegeven dat [X] niet naar Nederland wil komen en niet in Costa Rica wil verklaren zonder zijn bijstand. [X] is de (ex-)echtgenoot van verzoekster. Wel zou [X] willen verklaren indien mr. Van Aardenne aanwezig is bij het verhoor. [X] is bereid naar Curaçao te komen waar hij zou kunnen worden gehoord. Dit zou de procedure aanzienlijk versnellen nu een rogatoire commissie naar Costa Rica naar verwachting geruime tijd zal duren. Dit is ook in het belang van verzoekster die steeds vraagt om een snelle berechting. De rechtbank is bereid om in dit geval de reis- en verblijfkosten van mr. Van Aardenne te vergoeden, om het verhoor op korte termijn mogelijk te maken. Beluister ik het juist dan is de advocaat van verzoekster van mening dat de rechtbank hiermede de getuige zou "kopen". De rechtbank deelt die opvatting niet. Het verhoor is noodzakelijk geacht in verband met de waarheidsvinding, hetgeen ook op de terechtzitting d.d. 5 oktober 2009 is medegedeeld, en de rechtbank is bereid in dit geval, gelet ook op het belang bij een snelle berechting, enige kosten te vergoeden. Verzoekster komt met de wraking op tegen een rechtersbeslissing waarvoor het middel van wraking niet is bedoeld. Ook hierom dient het verzoek te worden afgewezen.
2.3
De officier van justitie heeft de feitelijke grondslagen van het wrakingsverzoek ten dele betwist en voorts geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechters. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechters dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoekster aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechters - subjectief - niet onpartijdig waren. Zulks is ook niet gesteld. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden feiten of omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - gestelde - bij verzoekster bestaande vrees dat de rechters jegens verzoekster een vooringenomenheid koesteren - objectief - gerechtvaardigd is.
Daartoe onderzoekt de rechtbank eerst elk van de door verzoekster aangevoerde gronden.
3.4
De onder 2.1.1 samengevatte grond is gelegen in de beslissing d.d. 18 april 2007 van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank gewezen in de strafzaak tegen [X] waarin is geoordeeld dat verzoekster ook schuldig is aan de dood van [L] en de betrokkenheid van [naam rechter senior], de vader van [naam van jongste gewraakte rechter] voornoemd bij die beslissing.
De rechtbank heeft vastgesteld dat geen van de nu gewraakte rechters deel heeft uitgemaakt van de strafkamer van de rechtbank die deze eerdere uitspraak heeft gedaan. Evenmin was [naam rechter senior] betrokken bij die beslissing van de rechtbank.
De meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te 's-Gravenhage, van welke kamer [naam rechter senior] deel uitmaakte, heeft in hoger beroep de bewuste uitspraak van de rechtbank Rotterdam vernietigd. In het arrest zijn geen overwegingen of beslissingen opgenomen over (eventuele) betrokkenheid van verzoekster bij hetgeen haar thans in de strafzaak tegen haar ten laste wordt gelegd.
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen daarom geen geobjectiveerde vrees voor onvoldoende onpartijdigheid of vooringenomenheid.
3.5
Over de onder 2.1.2 samengevatte grond overweegt de rechtbank het volgende.
In het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 augustus jl. is niets terug te vinden over bezwaren vanwege de verdediging tegen het horen van [getuige Y] en [getuige Z] als getuigen, evenmin een verzoek van de verdediging om motivering van de beslissing om [getuige Y] en [getuige Z] als getuigen te verhoren. Ook anderszins is van een dergelijk verzoek niet gebleken. Wat daarvan verder ook zij, de ambtshalve genomen beslissing van de rechters tot het horen van bepaalde getuigen vormt geen aanwijzing voor gerechtvaardigde vrees van verzoekster voor onvoldoende onpartijdigheid of vooringenomenheid van de rechters jegens haar.
3.6
De derde, onder 2.1.3.1 tot en met 2.1.3.4 samengevatte gronden voor het wrakingsverzoek vormen de gebeurtenissen met betrekking tot het horen van [X] als getuige. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
Kennelijk wensen de rechters [X] als getuige te horen in het kader van de waarheidsvinding. De door verzoekster aangevoerde omstandigheden aangaande [X] rechtvaardigen niet de conclusie dat daarom in ieder geval dient te worden afgezien van het verhoren van [X] als getuige. In dit stadium kan nog niet beoordeeld worden of en staat nog niet vast staat dat [X] als getuige onbetrouwbaar is. Wanneer [X] als getuige verhoord zal zijn, zal over de geloofwaardigheid van zijn verklaring kunnen worden geoordeeld.
De omstandigheid dat verzoekster aanvankelijk zelf om het horen van [X] als getuige heeft verzocht, maar nadien haar verzoek heeft ingetrokken, terwijl het Openbaar Ministerie kennelijk is blijven verlangen dat [X] als getuige zou worden verhoord, maakt het vorenstaande niet anders.
Daargelaten dat van een vrijgeleide van [X] door het Openbaar Ministerie niet is gebleken, kan dit aspect in het kader van de wraking van de rechters geen rol spelen.
Kennelijk hebben de rechters uit juridisch-technische en praktische overwegingen beslist dat [X] op Curaçao (in plaats van in Costa Rica of in Nederland) dient te worden verhoord. In dat kader valt de beslissing over reis- en verblijfkosten van [X] te begrijpen. Dat tevens beslist is de reis- en verblijfskosten voor de advocaat van de getuige [X] te vergoeden, is opmerkelijk, maar niet onbegrijpelijk in het licht van de wens om het horen van de getuige technisch mogelijk te maken en tijd te besparen mede gelet op de eerdere vervolging van [X] zelf. Gesteld noch gebleken is dat het totaal van de kosten in verband met het horen van [X] als getuige op Curaçao die welke gemoeid zouden zijn met het horen van [X] door een rogatoire commissie in Costa Rica of in Nederland zullen overtreffen.
De omstandigheid dat de voorzitter van de rechters zelf met de advocaat van [X] contact heeft opgenomen om (de voorwaarden voor medewerking aan) diens verhoor te bespreken is bij een praktische behandeling van de strafzaak niet onbegrijpelijk. Gesteld noch gebleken is dat verzoekster niet behoorlijk is ingelicht over de contacten tussen de voorzitter en die advocaat, evenmin dat verzoekster de gelegenheid is onthouden zich daarover uit te laten.
Geen van deze feiten en omstandigheden rechtvaardigt daarom een geobjectiveerde vrees voor onvoldoende onpartijdigheid of vooringenomenheid bij de rechters.
3.7
De vierde grond voor het wrakingsverzoek wordt gevormd door de afwijzing door de rechters van het verzoek van verzoekster tot opheffing dan wel schorsing van haar voorlopige hechtenis en het - daarmee samenhangend - opnemen van een extra grond voor de voorlopige hechtenis van verzoekster. Het ambtshalve toevoegen van een grond aan de voorlopige hechtenis vormt op zich geen grond voor een gerechtvaardigde wraking. Ten aanzien van de afwijzing van het opheffings- dan wel schorsingsverzoek geldt dat een wrakingsverzoek op die grond afstuit op de regel dat het middel van wraking van de rechter niet kan worden benut bij wijze van rechtsmiddel tegen de betreffende beslissing.
3.8
De diverse door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd rechtvaardigen tezamen evenmin een geobjectiveerde vrees voor onvoldoende onpartijdigheid of vooringenomenheid bij de rechters.
3.9
Daarom concludeert de rechtbank dat de door verzoekster aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden niet een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de bij verzoekster bestaande vrees dat de rechters jegens verzoekster een vooringenomenheid koesteren of onvoldoende onpartijdig zijn - objectief - gerechtvaardigd is.
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek zal worden afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [namen van de gewraakte rechters].
Deze beslissing is gegeven op 6 oktober 2009 door mr. M.C. van der Kolk, voorzitter,
mr. W.P. Sprenger en mr. P. Vrolijk, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.