ECLI:NL:RBROT:2009:BJ9135
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verlof tot tenuitvoerlegging van Roemeens vonnis in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2009 uitspraak gedaan op een verzoek tot verzet tegen het verlof tot tenuitvoerlegging van een Roemeens vonnis in Nederland. Het verzoekschrift werd op 3 april 2009 ingediend door de verzoekster, gevestigd te Nieuwe-Tonge, die werd bijgestaan door advocaat mr. E.G. Karel. De verweerster, gevestigd te Oradea, Roemenië, werd vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Smink. De rechtbank heeft op 31 augustus 2009 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij beide partijen pleitnotities hebben ingediend.
De verzoekster stelde dat het Roemeense vonnis niet op de juiste wijze aan haar was betekend, waardoor het vonnis niet voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar zou zijn. De verweerster betwistte dit en voerde aan dat de verzoekster te laat was met het indienen van het verzet. De rechtbank overwoog dat de verordening (EG) nr. 44/2001, ook wel bekend als de EEX-Vo, van toepassing was op deze zaak, aangezien het Roemeense vonnis na de inwerkingtreding van deze verordening was gewezen.
De rechtbank concludeerde dat de verzoekster op 23 maart 2009 op de hoogte was van het Roemeense vonnis en dat zij niet tijdig een rechtsmiddel had ingesteld in Roemenië. Hierdoor was zij niet meer gerechtigd om verzet aan te tekenen tegen het verlof tot tenuitvoerlegging. De rechtbank wees het verzoek van de verzoekster af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van de verweerster op € 1.158,-- aan verschotten en € 262,-- aan salaris voor de advocaat werden vastgesteld. De beslissing werd gegeven door mr. W.P. Sprenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.F. de Heer, griffier.