ECLI:NL:RBROT:2009:BJ9135

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
329755 / HA RK 09-90
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verlof tot tenuitvoerlegging van Roemeens vonnis in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2009 uitspraak gedaan op een verzoek tot verzet tegen het verlof tot tenuitvoerlegging van een Roemeens vonnis in Nederland. Het verzoekschrift werd op 3 april 2009 ingediend door de verzoekster, gevestigd te Nieuwe-Tonge, die werd bijgestaan door advocaat mr. E.G. Karel. De verweerster, gevestigd te Oradea, Roemenië, werd vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Smink. De rechtbank heeft op 31 augustus 2009 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij beide partijen pleitnotities hebben ingediend.

De verzoekster stelde dat het Roemeense vonnis niet op de juiste wijze aan haar was betekend, waardoor het vonnis niet voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar zou zijn. De verweerster betwistte dit en voerde aan dat de verzoekster te laat was met het indienen van het verzet. De rechtbank overwoog dat de verordening (EG) nr. 44/2001, ook wel bekend als de EEX-Vo, van toepassing was op deze zaak, aangezien het Roemeense vonnis na de inwerkingtreding van deze verordening was gewezen.

De rechtbank concludeerde dat de verzoekster op 23 maart 2009 op de hoogte was van het Roemeense vonnis en dat zij niet tijdig een rechtsmiddel had ingesteld in Roemenië. Hierdoor was zij niet meer gerechtigd om verzet aan te tekenen tegen het verlof tot tenuitvoerlegging. De rechtbank wees het verzoek van de verzoekster af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van de verweerster op € 1.158,-- aan verschotten en € 262,-- aan salaris voor de advocaat werden vastgesteld. De beslissing werd gegeven door mr. W.P. Sprenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.F. de Heer, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rekestnummer: 329755 / HA RK 09-90
Uitspraak: 30 september 2009
BESCHIKKING van de enkelvoudige kamer op het verzoekschrift van:
[verzoekster],
gevestigd te Nieuwe-Tonge,
verzoekster,
advocaat mr. E.G. Karel te Middelharnis,
- tegen -
[verweerster],
gevestigd te Oradea, Roemenië,
verweerster,
advocaat mr. R. Smink te Enschede.
Partijen worden hierna aangeduid als "[verzoekster]" respectievelijk "[verweerster]".
1 Het verloop van de procedure
Ter griffie van deze rechtbank is op 3 april 2009 ingekomen een verzoekschrift, met bijlagen, strekkende tot verzet tegen de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank d.d. 25 november 2008 (met zaak/rekestnummer 318987/KG RK 08-3292), waarbij aan [verweerster] verlof is verleend tot tenuitvoerlegging in Nederland van de beslissing tussen partijen van 28 maart 2008 van de rechtbank te Oradea, Roemenië (hierna: het Roemeense vonnis).
Ter griffie van deze rechtbank is op 13 juli 2009 een verweerschrift, met bijlagen, ingekomen.
Bij brief van 26 augustus 2009 heeft [verweerster] een productie in het geding gebracht.
Een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2009. Daarbij hebben de raadslieden van partijen gebruik gemaakt van pleitnotities, die zij in het geding hebben gebracht.
2 De standpunten van partijen
2.1
Het verzoek van [verzoekster] strekt tot het instellen van een rechtsmiddel in de zin van artikel 43 EEX-Vo. [verweerster] heeft dit verzoek ook zo opgevat.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank [verweerster] alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot uitvoerbaarverklaring van het Roemeense vonnis d.d. 28 maart 2008 dan wel het verlof van de voorzieningenrechter d.d. 25 november 2008 in te trekken, met veroordeling van [verweerster] in de kosten van de procedure. Aan dit verzoek heeft [verzoekster] in essentie ten grondslag gelegd dat het stuk dat de Roemeense procedure heeft ingeleid die heeft geresulteerd in het Roemeense vonnis niet aan Wallfood is betekend dan wel medegedeeld, zodat het Roemeense vonnis niet voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar is.
2.2
[verweerster] heeft de rechtbank verzocht [verzoekster] in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar dit verzoek te ontzeggen, met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van deze procedure. Hiertoe heeft [verweerster] onder meer aangevoerd dat [verzoekster] te laat verzet heeft ingesteld tegen het verlof tot tenuitvoerlegging.
3 De beoordeling
3.1
Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo) is voor Nederland in werking getreden op 1 maart 2002 en voor Roemenië op 1 januari 2007. Reeds omdat het Roemeense vonnis, dat onweersproken betrekking heeft op een burgerlijke of handelszaak als bedoeld in de EEX-Vo, gewezen is na laatstgenoemde datum, is de EEX-Vo van toepassing op de vraag of dit vonnis voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar is. Zie de in artikel 66 EEX-Vo vervatte overgangsregeling.
3.2
Ingevolge artikel 45 lid 1, eerste volzin, EEX-Vo wordt de verklaring van uitvoerbaarheid van een beslissing uit een andere lidstaat door het gerecht dat oordeelt over het verzet tegen het gegeven verlof tot tenuitvoerlegging slechts op een van de in de artikelen 34 en 35 EEX-Vo genoemde gronden geweigerd of ingetrokken.
Gelet op de gronden waarop [verzoekster] haar verzet tegen het verlof tot tenuitvoerlegging van het Roemeense vonnis baseert, is uitsluitend van belang de in artikel 34 onder 2 EEX-Vo neergelegde weigeringsgrond, die als volgt luidt:
Artikel 34 EEX-Vo
[Een beslissing wordt niet erkend indien:]
[…]
2. het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, niet zo tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, betekend of meegedeeld is, tenzij de verweerder tegen de beslissing geen rechtsmiddel heeft aangewend terwijl hij daartoe in staat was.
3.3
Niet ter discussie staat dat [verzoekster] in ieder geval op 23 maart 2009 op de hoogte is geraakt van het Roemeense vonnis. In ieder geval vanaf dat moment was het dus aan [verzoekster] om een rechtsmiddel in te stellen in Roemenië tegen het Roemeense vonnis als bedoeld in de laatste zinsnede van artikel 34 onder 2 EEX-Vo (“tenzij…was”). Op de mondelinge behandeling is echter gebleken dat [verzoekster] hiertoe toen nog niet was overgegaan. Gelet op de lengte van de termijnen voor het instellen van rechtsmiddelen zoals die in Roemenië gelden met betrekking tot Roemeense rechterlijke beslissingen als het onderhavige Roemeense vonnis, namelijk termijnen van ongeveer 15 tot 30 dagen na betekening, althans terhandstelling, van de beslissing, mag worden aangenomen dat in ieder geval op 31 augustus 2009 - de datum van mondelinge behandeling in de onderhavige procedure -, maar wellicht al geruime tijd eerder, [verzoekster] niet meer gerechtigd was tot het instellen van een rechtmiddel in Roemenië tegen het Roemeense vonnis.
Gesteld noch gebleken is dat [verzoekster] niet in staat was een rechtmiddel in te stellen tegen het Roemeense vonnis.
3.4
Het voorgaande betekent dat [verzoekster] te laat is met het instellen van een rechtsmiddel tegen het Roemeense vonnis, zodat haar verzet tegen het verlof tot uitvoerbaarverklaring van het Roemeense vonnis in Nederland geen doel kan treffen. Daarmee ligt haar verzoek voor afwijzing gereed.
3.5
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [verzoekster] in de proceskosten worden veroordeeld.
3.6
Nu de advocaat van [verweerster] een afschrift van deze beschikking ontvangt, is [verzoekster] niet gehouden haar op grond van artikel 190 Rv een afschrift van deze beschikking te zenden.
4 De beslissing
De rechtbank,
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten, die aan de zijde van [verweerster] zijn bepaald op
€ 1.158,-- aan verschotten en € 262,-- aan salaris voor de advocaat.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.P. Sprenger, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. J.F. de Heer, griffier.
Uitgesproken in het openbaar.
901/1928