Zaak-/rolnummer: 286445 / HA ZA 07-1588
Uitspraak: 26 augustus 2009
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te Dordrecht,
eiser,
advocaat mr. C.B. de Jong,
de naamloze vennootschap
FORTIS BANK (NEDERLAND) N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. P.H.Ch.M. van Swaaij.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en Fortis.
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding van 25 mei 2007 met producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- conclusie van repliek, met producties;
- conclusie van dupliek, met producties.
1.2 [eiser] heeft zijn standpunten bij gelegenheid van het pleidooi op 15 december 2008 doen toelichten door zijn advocaat mr. De Jong, die daarbij pleitaantekeningen en een productie heeft overgelegd. Fortis heeft bij die gelegenheid haar standpunten nader doen toelichten door haar advocaat mr. J.P.H. Visser die pleitnotities heeft overgelegd. Op verzoek van partijen is de zaak enige tijd aangehouden en vervolgens naar de rol verwezen. Partijen hebben ieder nog een akte na pleidooi genomen waarvan de rechtbank eveneens kennis van heeft genomen, waarna vonnis is bepaald.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties voor zover daarop een beroep is gedaan, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:
2.1 Fortis is de rechtsopvolgster van de naamloze vennootschap Mees Pierson N.V., die hierna eveneens zal worden aangeduid als Fortis.
2.2 [eiser] heeft studies aan de Technische Universiteit te Eindhoven, waaronder een studie bedrijfskunde, afgerond, waarna hij tien jaar werkzaam geweest bij het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK), waar [eiser] adviseerde bij financieringen en overnames. In 1991 is [eiser] als business development manager in dienst getreden bij Blue Fox Enterprises B.V., hierna: Blue Fox; in 1996 is [eiser] benoemd tot managing director van een dochtervennootschap van Blue Fox.
2.3 Sinds 1997 is [eiser] een van de aandeelhouders van Blue Fox. Blue Fox is met het oog op haar beursgang in 1999 omgezet in een naamloze vennootschap. Bij die gelegenheid is [eiser] benoemd tot lid van de Raad van Bestuur van Blue Fox.
2.4 Het aandelenpakket van [eiser], met daarin ondermeer de aandelen in Blue Fox, was gefinancierd met een krediet van ING Bank N.V., die de aandelen van [eiser] in depot hield, en die over diens aandelen Blue Fox discretionair beheer voerde.
2.5 Als lid van de Raad van Bestuur van Blue Fox is [eiser] onder meer belast geweest met business development, acquisities, desinvesteringen, financiën, administratie, overnames en strategische allianties. Voorts bekleedde [eiser] bij Blue Fox de functie van Compliance Officer.
2.6 Op 29 maart 2000 heeft Fortis [eiser] een offerte uitgebracht voor een krediet-faciliteit in rekening-courant met een limiet van NLG 1,4 miljoen, bestemd voor de opbouw van een effectenportefeuille en ter aflossing van het onder 2.4 bedoelde krediet van ING Bank N.V., alsmede ter dekking van rentebetalingen, hierna te noemen: de kredietfaciliteit. [eiser] heeft de offerte voor de kredietfaciliteit geaccepteerd.
2.7 Op 29 maart 2000 heeft Fortis [eiser] een beleggingsvoorstel gedaan dat strekte tot opbouw van een effectenportefeuille van uitsluitend aandelen. [eiser] heeft dat voorstel geaccepteerd.
2.8 In april 2000 is [eiser] met Fortis een overeenkomst aangegaan tot discretionair beheer over zijn aandelen in Blue Fox, alsmede een overeenkomst tot vermogens-beheer voor diens overige effecten, welke overeenkomsten op 17 april 2002 zijn vernieuwd.
2.9 Op 14 augustus 2000 heeft ING Bank N.V. de voor [eiser] aangehouden effecten overgeboekt naar twee effectendepots bij Fortis, één voor de aandelen Blue Fox en één voor overige effecten. De waarde van het aan Fortis in beheer gegeven vermogen van [eiser] bedroeg toen ruim € 640.000.
2.10 Na aanzienlijke koersverliezen op de voor [eiser] beheerde aandelen en effecten, heeft Fortis begin september 2001 in opdracht van [eiser] diens effectenportefeuille, met uitzondering van de aandelen in Blue Fox, geliquideerd. Daarna resteerden voor [eiser] de Blue Fox portefeuille, alsmede een schuld uit hoofde van de kredietfaciliteit van circa € 300.000,--.
2.11 In juli 2002 heeft Fortis naar aanleiding van de hoogte van de toen bestaande onderdekking [eiser] geadviseerd de gehele Blue Fox portefeuille te liquideren, waarna een schuld uit de kredietfaciliteit zou resteren van € 40.000,--. Aan dit advies is geen gevolg gegeven.
2.12 Bij brief van 10 januari 2003 heeft [eiser] Fortis, voor zover thans van belang, geschreven:
“(…)
Met deze brief wil ik mijn ongenoegen kenbaar maken over de performance van mijn door u beheerde aandelenportefeuille en de daardoor ontstane financiële situatie.
(…)
1. Adviesfase en beleggingsfase (maart 2000 – september 2000)
(…)
Uw advies om uitsluitend te beleggen in aandelen is niet verstandig geweest. Ik zeg dit niet alleen ‘achteraf’ maar ook ‘vooraf’ had u zich als gespecialiseerd adviseur moeten realiseren. Gezien het feit dat gedeeltelijk met geleend geld belegd was, was mijn beleggingshorizon feitelijk niet langer dan mijn financiële polsstok. Omdat ook nog een belangrijk deel belegd werd in ICT fondsen (…) werd mijn portefeuille, met in totaal 75% ICT fondsen, onverantwoord kwetsbaar. (…) Genoemde oververtegenwoordiging van ICT Fondsen strookt ook niet met uw beleggingsvoorstel van 29 maart 2000.
2. Beheerfase (augustus 2000 – augustus 2001)
Tijdens de beheerfase is mijn vermogen bijna iedere maand geslonken. (…) Wisseling van fondsen werd (…) door MeesPierson niet overwogen. Bij herstel van de markt zouden de verliezen wel weer worden goedgemaakt, zo werd gezegd. (…)
(…)
In het derde kwartaal van 2001 ontstond een onderdekking, zelf bij waardering van de Blue Fox aandelen op 100%.
In een gesprek op 23 juli 2002 (…) werd (…) sterk aangedrongen op het volledig, of in elk geval grotendeels, liquideren van mijn positie in Blue Fox. (…) Ik liet mij verleiden op uw advies en aandringen, om op het laagste koersniveau (…) de helft van mijn positie te liquideren. Een maand na deze transactie liep de koers op (…).
Het spreekt, gezien al het voorafgaande, voor zich dat ik van mening ben dat de performance van MeesPierson als adviseur en professionele vermogensbeheerder dusdanig te wensen heeft overgelaten dat ik niet diegene behoor te zijn die -laat staan alleen- op de huidige wijze ‘op de blaren zit’.
Om voor mij een periode van rust in te lassen en mij de kans te geven het verlies zoveel mogelijk te beperken stel ik, onder voorbehoud van rechten, het volgende voor:
• Een periode van 6 jaar waarin MeesPierson het krediet niet zal opzeggen en mij niet zal
dwingen mijn positie te liquideren;
• Afzien van het bewaarloon over deze periode;
• Afzien van de rentevergoeding.
Ik hoop dat wij dit voorstel (…) op positieve wijze kunnen bespreken, bij gebreke waarvan ik mij -wederom onder voorbehoud van alle rechten- moet beraden op de situatie.”
2.13 In vervolg op de onder 2.12 aangehaalde brief hebben op 31 januari en 20 februari 2003 gesprekken tussen [eiser] en Fortis plaatsgevonden. In aansluiting daarop heeft Fortis [eiser] bij brief van 25 februari 2003, een regeling, hierna: de regeling, voorgesteld:
“(…)
MeesPierson is bereid, ter finale kwijting, (…) tegemoet te komen aan uw wens, verwoord in uw brief dd. 10 januari, waarin u de bank vraagt een periode van rust in te lassen en u de kans te geven het verlies zoveel mogelijk te beperken.
(…) U bent zich bewust van het risico van het aanhouden van de positie maar geeft echter (…) er de voorkeur aan de aandelen Blue Fox onverkort in bezit te houden.
Uw huidige aantal aandelen Blue Fox bedraagt 19.598: uw huidige debetstand bedraagt ca. eur 226.000.
MeesPierson is bereid u de volgende faciliteit, onder de bovenvermelde voorwaarde, te verstrekken.
(…)
Wij gaven aan dat, indien u accoord gaat met bovenstaand aanbod van MeesPierson en de hierin opgenomen afspraken nakomt MeesPierson gedurende deze periode afziet van haar recht tot (gedwongen) liquidatie van uw aandelenbezit.
(…)
Wij verzoeken u de bijgevoegde kopie van deze brief op de daartoe bestemde plaats rechtsgeldig te ondertekenen en (…) aan ons te retourneren.
Ten teken mijner instemming met het bovenstaande en ter finale kwijting van MeesPierson,
Dordrecht,…………………………………………………..(datum)
……………………………………….
De heer [eiser]”.
2.14 Bij e-mailbericht van 20 maart 2003 heeft [eiser] Fortis enkele wijzigingen en aanvullingen voorgesteld in de eerste versie van de regeling als bedoeld onder 2.13, die er voornamelijk toe strekten dat gepoogd zal worden met de verkoop van de aandelen in Blue Fox niet alleen schulden af te lossen, maar waar mogelijk ook nog enige winst te genereren. Die voorgestelde wijzigingen en aanvullingen hebben geen betrekking op de onder 2.13 aangehaalde passages.
2.15 In reactie daarop heeft Fortis [eiser] op 4 april 2003 een aangepaste versie – de tweede versie – van de regeling gezonden, met daarin ongewijzigd de hiervoor aangehaalde passages. [eiser] heeft daarop opnieuw enkele wijzigingen in andere passages voorgesteld, waarna Fortis bij brief van 7 april 2003 een derde versie van de regeling heeft gezonden, waarvan de onder 2.13 aangehaalde passages ongewijzigd deel uitmaken.
2.16 Nadat hij enig uitstel had gevraagd voor ondertekening van de derde versie van de regeling, heeft [eiser] deze op 12 juni 2003 ondertekend aan Fortis geretourneerd. Sedertdien is de regeling tussen partijen uitgevoerd.
2.17 Bij brief van 19 oktober 2006 heeft de raadsman van [eiser] Fortis bericht dat zij aansprakelijk wordt gehouden voor de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van tekortschietend vermogensbeheer en dat [eiser] op die grond aanspraak maakt op een schadevergoeding van € 1.084.947,30. Fortis heeft geweigerd schadevergoe-ding aan [eiser] te betalen.
De vordering luidt – enigszins verkort weergegeven – om bij vonnis, voor zover toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad:
1 Fortis te veroordelen tot betaling aan [eiser] van € 642.309 met nevenvorderingen;
2 voor recht te verklaren dat de beleggingsovereenkomsten tussen Fortis en [eiser] nietig zijn, althans deze te vernietigen, althans voor recht te verklaren dat [eiser] uit de kredietfaciliteit niets aan Fortis verschuldigd is;
3 voor recht te verklaren dat de finale kwijting zoals geformuleerd in de door [eiser] ondertekende versie van de regeling nietig is, althans deze te vernietigen, althans deze buiten werking te stellen,
met veroordeling van Fortis in de kosten van deze procedure.
[eiser] heeft aan de vordering voor zover thans van belang, kort weergegeven, de volgende stellingen ten grondslag gelegd.
3.1 Fortis is als adviseur en vermogensbeheerder ernstig tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens [eiser] uit dien hoofde en zij heeft, ook nadat [eiser] zijn kritiek en zorgen had geuit, onvoldoende ondernomen om de schade voor [eiser] te beperken.
3.2 Als gevolg van tekortschieten van Fortis in het vermogensbeheer is het gehele vermogen van [eiser] in korte tijd volledig verdampt.
3.3 De tekortkomingen van Fortis brengen mee dat zij het door [eiser] geleden verlies, te weten de oorspronkelijke waarde van het in beheer gegeven vermogen vermeerderd met rente en kosten, volledig moet vergoeden, en dat er geen restschuld tot stand is gekomen ten laste van [eiser] en ten gunste van Fortis.
3.4 Een beleggingsovereenkomst zoals de onderhavige, waarbij niet is gewezen op de mogelijkheid dat bij het mislukken van beleggingen de cliënt met een restschuld achterblijft, is nietig, althans onrechtmatig.
3.5 De regeling houdt geen finale kwijting in ten aanzien van de tekortkomingen in het gevoerde beheer en de daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid van Fortis. Zo dat wel het geval is, is die kwijting tot stand gekomen door bedrog, misbruik van omstandigheden, dwaling althans onrechtmatige daad.
Het verweer van Fortis strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding, kort weergegeven primair omdat zij [eiser] houdt aan de door hem gegeven finale kwijting die deel uitmaakt van de regeling, subsidiair wegens rechtsverwerking en meer subsidiair omdat zij niet is tekortgeschoten in haar contractuele verplichtingen jegens [eiser]. Op het verweer van Fortis wordt, waar nodig, bij de beoordeling nader ingegaan.
5.1 Indien het beroep van Fortis op de finale kwijting die deel uitmaakt van de regeling doel treft, is daarmee het lot van de vorderingen van [eiser] gegeven. Om te beginnen zal daarom worden beoordeeld of er in dit verband betekenis toekomt aan die finale kwijting en zo ja, hoever deze strekt.
Indien deze finale kwijting, zoals Fortis betoogt en [eiser] bestrijdt, inderdaad ook ziet op gestelde tekortkomingen in het vermogensbeheer en op mogelijke aanspra-kelijkheid van Fortis uit dien hoofde, en dus in de weg staat aan toewijzing van de vorderingen die strekken tot aantasting van de beleggingsovereenkomsten en tot schadevergoeding wegens tekortschietend vermogensbeheer, moet vervolgens worden onderzocht of [eiser] op de door hem daartoe aangedragen gronden niettemin niet aan die finale kwijting gehouden kan worden.
5.2 Het gaat hier om de uitleg van de schriftelijk tussen partijen tot stand gekomen regeling. Die uitleg kan niet alleen worden gegeven aan de hand van een zuiver taalkundige uitleg van de tekst van de regeling; het gaat bij die uitleg om de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan hun verklaringen en gedragingen en aan de bepalingen in de regeling mochten toekennen en hetgeen zij in dat opzicht redelijkerwijs over en weer van elkaar mochten verwachten.
5.3 De tekst van de regeling rept slechts van finale kwijting van Fortis, zonder dat daarbij nader is uitgewerkt waarop die finale kwijting betrekking heeft. Een rechtstreeks antwoord op de vraag of deze finale kwijting ook in de weg staat aan toewijzing van de thans ingestelde vorderingen ter zake van het vermogensbeheer geeft de tekst van de regeling derhalve niet.
5.4 De omstreden finale kwijting maakt deel uit van het antwoord dat Fortis gaf op de klachten die [eiser] heeft geuit in zijn brief van 10 januari 2003, zoals hiervóór onder 2.12 aangehaald, waarna gesprekken tussen partijen zijn gevolgd.
In die brief zet [eiser] gedetailleerd zijn visie uiteen op de gang van zaken in elk van de door hem onderscheiden fasen van de beleggingsverhouding met Fortis en hij onderbouwt daarin dat, en waarom zijn beleggingsportefeuille onverantwoord kwetsbaar was geworden. [eiser] verwijt Fortis daarbij ook dat zij heeft nagelaten in te grijpen in de beheerfase toen de waarde van het belegde vermogen slonk en dat zij in de liquidatiefase onjuist heeft gehandeld. [eiser] stelt zich daarbij op het standpunt dat er sprake is van een zodanig tekortschieten van Fortis als adviseur en professioneel vermogensbeheerder, dat hij aanspraak heeft op een tegemoetkoming door Fortis. Hij schrijft immers dat hij niet, en zeker niet als enige, op de blaren wil zitten als gevolg van het waardeverlies van zijn belegde vermogen. Daarop heeft [eiser] uitdrukkelijk onder voorbehoud van rechten een regeling voorgesteld waarbij hem over een periode van zes jaar de gelegenheid wordt gegeven zonder verdere kosten – geen bewaarloon en geen rentevergoeding – zijn verliezen te beperken en mogelijk zelfs nog wat winst te maken.
5.5 Met die brief stelt [eiser] aldus kennelijk het gehele op dat moment bestaande spectrum aan klachten over het functioneren van Fortis als adviseur en vermogens-beheerder aan de orde waarbij hij – onder voorbehoud van rechten – aanspraak maakt op een tegemoetkoming, een vorm van schadevergoeding, ter zake.
Gelet daarop mocht Fortis begrijpen dat ook de daarop uitgewisselde voorstellen niet alleen ertoe strekten een periode van rust in te lassen, zoals [eiser] in dit geding heeft betoogd, maar dat deze mede dienden ter compensatie van de gevolgen van de haar verweten tekortkomingen en dat [eiser] dit destijds ook zo beoogde.
Geoordeeld wordt daarom dat partijen met de regeling niet alleen een periode van rust zijn overeengekomen, maar dat zij daarbij tevens (overigens) erin hebben voorzien welke gevolgen worden verbonden aan het aan Fortis verweten tekortschieten als adviseur en vermogensbeheerder.
5.6 Uit het antwoord van Fortis op het voorstel van [eiser], waarbij Fortis overigens de haar gemaakte verwijten onbesproken liet, volgt voorts voldoende duidelijk dat zij het voorbehoud van rechten door [eiser] niet aanvaardt. Immers, Fortis is bereid in te gaan op de voorstel van [eiser], maar dan wel onder de voorwaarde van finale kwijting. Die voorwaarde wordt tot uitdrukking gebracht in de openingszin van de brief van 25 februari 2003 – gehandhaafd in de volgende versies daarvan – inhoudend dat Fortis ter finale kwijting bereid is de portefeuille van [eiser] gedurende een rustperiode niet te liquideren. Voorts meldt Fortis in het vervolg van die brief dat zij “onder de bovenvermelde voorwaarde”, te weten die van finale kwijting, bereid is een faciliteit aan [eiser] te verstrekken. Ten slotte is de finale kwijting met zoveel woorden opgenomen in de afzonderlijk aan de voet van de brief opgenomen, door [eiser] te ondertekenen zinsnede, waarin niet alleen in algemene zin de instemming van [eiser] met de inhoud van die brief, maar afzonderlijk ook expliciet de instemming van [eiser] met de finale kwijting van Fortis tot uitdrukking wordt gebracht. [eiser] wordt dan ook niet gevolgd in zijn standpunt dat het antwoord van Fortis de woorden ‘finale kwijting’ zozeer verpakt of verstopt zijn opgenomen dat deze niet de daaraan door Fortis toegekende betekenis kunnen hebben.
5.7 Het mag zo zijn dat een clausule waarbij finale kwijting wordt verleend aanzienlijk uitvoeriger geformuleerd kan worden dan in dit geval is gebeurd, zoals [eiser] heeft aangevoerd, doch mede gelet op de maatschappelijke positie van [eiser], de opleidingen die hij genoot en de functies die hij heeft bekleed, kan in redelijkheid niet worden geoordeeld dat Fortis er rekening mee had moeten houden dat [eiser] door de wijze waarop de finale kwijting is verwoord, de draagwijdte daarvan niet zou kunnen overzien en dat zij hem daarom op dat punt nader had moeten voorlichten. Dat [eiser] de finale kwijting in de regeling over het hoofd heeft gezien, zoals hij ook heeft aangevoerd, is een omstandigheid die voor zijn rekening behoort te blijven.
5.8 [eiser] heeft verder aangevoerd dat in de gesprekken voorafgaande aan de regeling alleen is gesproken over de (financiële)voorwaarden, verbonden aan de ‘rustperiode’ en dat daarbij de tekortkoming van Fortis, de schade en een finale kwijting niet aan de orde zijn gekomen. Ook indien juist is dat toen uitsluitend die voorwaarden onderwerp van gesprek zijn geweest, doet dat geen afbreuk aan hetgeen hiervoor is overwogen. Immers, de voorwaarde van finale kwijting is, zoals hiervoor overwogen, in de regeling duidelijk vermeld, en van [eiser] mocht worden verwacht dat hij de reikwijdte daarvan kon overzien. Daar komt bij dat [eiser] een- en andermaal de gelegenheid heeft gekregen en benut te reageren op de inhoud van de regeling, waarbij hij telkens de in de opeenvolgende versies van de regeling opgenomen finale kwijting onbesproken heeft gelaten. Onder die omstandigheden staat het enkele feit dat de finale kwijting niet eerder besproken zou zijn er niet aan in de weg dat de bedoeling van Fortis op dit punt duidelijk was en Fortis ervan mocht uitgaan dat [eiser] daarmee instemde. Dat klemt temeer nu ook [eiser] zelf heeft gesteld dat Fortis in een of meer van die gesprekken over de klachten die hij had geuit over de adviezen en het optreden van Fortis als vermogensbeheerder zich op het standpunt heeft gesteld dat zij nimmer aansprakelijk gehouden kan worden en dat zij haar gehele vordering op [eiser] onverkort zou kunnen innen. Omtrent de positie die voor Fortis in dat opzicht als uitgangspunt gold, bestond derhalve voldoende duidelijkheid.
5.9 De stelling van [eiser] dat de wanverhouding tussen zijn schadevordering voor een aanzienlijk bedrag en de door Fortis daartegenover gestelde geste ongeloofwaardig maakt dat hij daadwerkelijk met de door Fortis ingeroepen finale kwijting heeft ingestemd, treft ook geen doel. Er zijn feiten noch omstandigheden gesteld of gebleken die tot de slotsom kunnen leiden dat Fortis ten tijde van de ondertekening van de regeling kon en moest bevroeden dat [eiser] op dat moment al een schadeclaim van – aanvankelijk – ruim een miljoen euro voor ogen stond, terwijl wel vaststaat dat [eiser] de onderhandelingen over gevolgen van gesteld tekortschietend vermogensbeheer opende met in essentie niet méér dan de niet nader in bedragen gespecificeerde wens niet (als enige) op de blaren te zitten, met daaraan verbonden de wens ruimte te krijgen om zijn verlies zoveel mogelijk te beperken.
5.10 Al met al heeft Fortis in beginsel dan ook terecht aangevoerd dat de tussen partijen overeengekomen finale kwijting in de weg staat aan vorderingen ter zake van tekortschietend vermogensbeheer, nu de finale kwijting wel ziet op mogelijke tekortkomingen van Fortis daarin en de daaruit voorvloeiende aansprakelijkheid voor schade jegens [eiser].
5.11 Vervolgens moet dan ook beoordeeld worden of [eiser], zoals hij subsidiair heeft aangevoerd op dit punt, niet aan de finale kwijting in de regeling kan worden gehouden omdat deze tot stand is gekomen door bedrog, althans misbruik van omstandigheden, althans dwaling, althans onrechtmatige daad. In dit verband heeft [eiser] aangevoerd dat Fortis, in de wetenschap dat zij was tekortgeschoten, heeft meegedeeld dat zij nimmer aansprakelijk zou kunnen zijn en dat het risico altijd bij [eiser] zou liggen en dat Fortis haar vordering op hem zou kunnen innen. Fortis had moeten begrijpen, aldus [eiser], dat hij zich door de omstandigheden gedwongen voelde de regeling te ondertekenen, hetgeen door Fortis, die daarbij haar eigen belang op het oog had, is bevorderd. Voorts, zo voert [eiser] aan, heeft Fortis nagelaten hem te wijzen op de mogelijkheid een klacht tegen haar in te dienen. Fortis heeft hem, aldus [eiser], onder hoge druk gezet om de regeling met de finale kwijting te ondertekenen, terwijl zij wist dat [eiser] niet bij machte was de draagwijdte van de kwijting te begrijpen.
5.12 Wat betreft de gestelde onmacht van [eiser] om de draagwijdte van de finale kwijting te begrijpen, verwijst de rechtbank naar hetgeen onder 5.7 reeds is overwogen. Verder geldt dat Fortis gemotiveerd heeft weersproken dat zij [eiser] onder druk heeft gezet om de regeling te ondertekenen en zij heeft bij conclusie van antwoord weersproken dat er sprake was enig wilsgebrek of onrechtmatig handelen bij de totstandkoming van de regeling. Daarop heeft [eiser] noch bij repliek, noch bij gelegenheid van het pleidooi nadere feiten en omstandigheden aangevoerd die de conclusie zouden kunnen dragen dat er in dit verband sprake is geweest van onrechtmatig handelen, of die de conclusie zouden kunnen dragen dat voldaan is aan de vereisten voor een succesvol beroep op een of meer van de door hem ingeroepen wilsgebreken. Noch voor een verklaring voor recht dat de finale kwijting nietig is, noch voor vernietiging of buiten effectstelling van de finale kwijting – hetgeen de rechtbank opvat als een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid in die zin, dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn [eiser] te houden aan die finale kwijting – zijn voldoende gronden aangedragen. De daartoe strekkende vordering zal dan ook worden afgewezen.
5.13 Bij die stand van zaken moet de conclusie luiden dat de finale kwijting inderdaad en onverkort in de weg staat aan toewijzing van de overige vorderingen die nadere gevolgen wensen te verbinden aan gesteld tekortschieten van Fortis als vermogensbeheerder. De vragen of en zo ja in hoeverre er sprake is geweest van tekortschietend vermogensbeheer en of [eiser] daardoor schade heeft geleden die voor vergoeding door Fortis in aanmerking zou komen, behoeven daarom thans geen bespreking meer.
5.14 De vorderingen dienen op gronden als hiervoor weergegeven alle te worden afgewezen en [eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van Fortis.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Fortis vastgesteld op € 4.735,-- aan vast recht en op € 11.610,-- aan salaris voor de advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.J.P van Essen, M. Verkerk en H.W. Vogels.
Uitgesproken in het openbaar.
196/544/1954