ECLI:NL:RBROT:2009:BJ5767
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid stuwadoor voor schade aan binnenschip bij machinale belading
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, gaat het om de aansprakelijkheid van de stuwadoor Uniport voor schade aan het binnenschip '[schip 1]' tijdens de machinale belading met containers. De eiseressen, EFM Onderlinge Schepenverzekering U.A. en [eiseres sub 2], hebben Uniport aangeklaagd voor schade die is ontstaan op 29 mei 2006, toen de kraanmachinist van Uniport een container op het schip beladen. Tijdens deze handeling is de spreader van de kraan tegen het stuurhuis van het schip gestoten, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade. EFM, als verzekeraar van [eiseres sub 2], heeft een schadevergoeding van € 8.374,90 gevorderd, evenals andere kosten en wettelijke rente.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijslast voor de gestelde onrechtmatige daad bij EFM en [eiseres sub 2] ligt. De rechtbank heeft de partijen opgedragen bewijs te leveren van de toedracht van het ongeval en de zorgvuldigheid die van de kraanmachinist verwacht mocht worden. Uniport heeft de aansprakelijkheid betwist en aangevoerd dat de kraanmachinist geen fout heeft gemaakt, en dat de schade niet het gevolg is van onrechtmatig handelen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering en verdere beslissingen.
De uitspraak benadrukt de belangrijke juridische principes rondom aansprakelijkheid in het civiele recht, met name in het kader van onrechtmatige daad en de bewijslastverdeling. De zaak is relevant voor de praktijk van stuwadoors en verzekeraars, en biedt inzicht in de toepassing van de zorgvuldigheidsnormen die gelden bij machinale belading van schepen.