ECLI:NL:RBROT:2009:BJ3584

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
330897/KG ZA 09-523
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot ondertekenen CAO na overeenstemming op hoofdpunten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, hebben de vakbonden De Unie en FNV een kort geding aangespannen tegen CED Holding B.V. De aanleiding voor de procedure was een geschil over de ondertekening van een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) die op 22 september 2008 was bereikt na langdurige onderhandelingen. De vakbonden stelden dat er overeenstemming was bereikt over de hoofdpunten van de CAO, maar dat CED de ondertekening weigerde. De vakbonden vorderden dat de rechtbank CED zou bevelen om de CAO te ondertekenen en de bepalingen met terugwerkende kracht na te komen. CED verweerde zich door te stellen dat er geen rechtsgeldige CAO tot stand was gekomen, omdat de ondertekening volgens de Wet CAO een vereiste is. CED voerde aan dat er nog steeds onduidelijkheid bestond over bepaalde tekstuele aanpassingen en dat er geen spoedeisend belang was voor de vorderingen van de vakbonden.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vakbonden afgewezen. De rechter oordeelde dat, hoewel er overeenstemming was over de materiële hoofdpunten, dit niet betekende dat de partijen niet meer vrij stonden om over verdere tekstuele aanpassingen te onderhandelen. De rechter benadrukte het belang van een duidelijke en niet voor meerdere uitleg vatbare tekst van de CAO. De voorzieningenrechter gaf partijen de aanbeveling om hun overleg te hervatten om tot een definitieve CAO-tekst te komen. De kosten van de procedure werden aan de vakbonden opgelegd, aangezien zij als in het ongelijk gestelde partij werden beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 330897/KG ZA 09-523
Uitspraak: 23 juli 2009
VONNIS in kort geding in de zaak van:
1. DE UNIE, VAKBOND VOOR INDUSTRIE EN DIENSTVERLENING,
gevestigd te Culemborg,
eiseres,
2. de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging FNV BONDGENOTEN,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat eiseressen: mr. G.J. Bilderbeek,
- tegen -
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CED HOLDING B.V.,
gevestigd te Capelle aan de IJssel,
gedaagde,
advocaat: mr. P.M. Klinckhamers.
Eiseressen worden hierna afzonderlijk aangeduid als “De Unie” en “FNV” en gezamenlijk als “de Bonden”. Gedaagde wordt hierna aangeduid als “CED”.
1 Het verloop van het geding
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 18 juni 2009 met producties;
- brief d.d. 6 juli 2009 van mr. Klinckhamers met producties.
- pleitnotities, tevens akte aanvulling eis, van mr. Bilderbeek;
- pleitnotities van mr. Klinckhamers.
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van
9 juli 2009. Daarbij is de eis (nogmaals en met instemming van gedaagde) op een onderdeel gewijzigd.
2 De vaststaande feiten
Tussen partijen is als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken en deels ook blijkend uit de niet betwiste inhoud van overgelegde producties in de loop van deze procedure onder meer het navolgende vast komen te staan:
2.1
De Unie is een vakbond die zich krachtens haar statutaire doelstelling bezighoudt met de belangenbehartiging van haar leden, onder meer door het afsluiten van collectieve arbeids-arbeidsovereenkomsten in de zin van de wet CAO. Datzelfde geldt voor de FNV.
2.2
CED is een schade-expertisebureau. Bij CED Holding B.V. en haar diverse werkmaatschap-pijen zijn meer dan 1000 werknemers werkzaam.
2.3
Sinds 1992 is tussen (de rechtsvoorgangers van) partijen een aantal CAO’s tot stand geko-men. Ter opvolging van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor CED Holding B.V. en haar werkmaatschappijen met een geldigheidsduur van 1 januari 2006 tot en met 31 decem-ber 2007, hebben partijen vanaf oktober 2007 met elkaar onderhandeld over een nieuwe CAO.
2.4
Op 22 september 2008 is - na bijna een jaar onderhandelen - tussen partijen een onderhande-lingsresultaat bereikt ten aanzien van een aantal hoofdpunten, te weten looptijd, salarisver-hoging, pensioen-franchise en ziektekosten.
Op 25 september 2008 is hieromtrent door CED de volgende memo aan de Bonden ge-stuurd:
“Memo
Aan: Vakorganisatie De Unie en FNV
Van: [I]
Betreft: CAO
Datum: 25 september 2008
Geachte heer [II] en mevrouw [III],
CED heeft op 22 september jl. een onderhandelingsresultaat met de vakbonden bereikt dat positief aan de kader-leden zal worden voorgelegd en vervolgens zal er door de leden over gestemd worden.
Het onderhandelingsresultaat op de hoofdpunten is als volgt:
Looptijd
De looptijd van de CAO is 3 jaren van 1 januari 2008 tot 1 januari 2011.
Salaris
2008
CED heeft reeds in het voorjaar 2008 een 3 % structurele loonsverhoging per 01-01-2008 doorgevoerd, daar-naast zal in de maand november een eenmalige uitkering van 0,5 % over het jaarsalaris 2008 worden uitgekeerd.
2009 en 2010
Het structurele salaris zal per 1 januari 2009 en 1 januari 2010 met 3,5% verhoogd worden.
Pensioen
De franchise in de middelloon pensioenregeling zal niet worden verlaagd. De franchise blijft tot 2011 ongewij-zigd op € 16.250. Wel is het van belang om te melden dat tot 2011 voor werknemers die voor 1 januari 2004 in dienst zijn het pensioen premievrij zal blijven. (zie artikel 28 uit de CAO t/m 31-12-2007.
Zorgstelsel
CED vergoedt € 7,50 bruto per maand aan een medewerker een heeft daarnaast een werkgeverspakket voor fysi-otherapie e.d. via Delta Lloyd voor de medewerker afgesloten. Vanaf 1 januari 2009 zal de vergoeding verhoogd worden naar 20% over de netto basispakket verminderd met de totale lasten die CED uitgekeerd heeft in 2008, d.w.z. 20% van het netto basispremie in het zorgstelsel voor iedere medewerker.
Over 2008 zal een suppletie uitgekeerd worden aan de medewerkers, zijnde 20% van het netto basispakket ver-minderd met de totale lasten die CED uitgekeerd heeft in 2008, d.w.z. 20% van het netto basispakket, vermin-dert met: de maandelijkse aanvullende vergoeding en het werkgeverspakket.
Met vriendelijke groet, ”
2.5
Op 6 oktober 2008 is door de Unie omtrent het bereikte onderhandelingsresultaat een brief aan de leden gestuurd met daarin onder meer opgenomen de tekst van bovengenoemde me-mo, aangevuld met de zinsnede
“De overige punten waarover wij reeds een akkoord hadden bereikt met uw directie blijven natuurlijk ook gehandhaafd.”
2.6
Op 13 oktober 2008 berichten de Bonden aan CED - kort gezegd - dat hun leden in meer-derheid met het onderhandelingsresultaat van 22 september 2008 hebben ingestemd. Tevens verzoeken zij om toezending door CED van de nota van wijzigingen, c.q. lijst met gemaakte afspraken, zodat na accordering tot ondertekening van de CAO zou kunnen worden overge-gaan.
2.7
Op 14 oktober 2008 plaatst CED een bericht op haar intranet met - onder meer - de volgen-de tekst:
“De nieuwe CAO is nu helemaal officieel. Gisteren heeft de meerderheid van de vakbonds-leden binnen onze gelederen ingestemd met de nieuwe CAO!...”
2.8
Op 18 oktober 2008 en op 28 oktober 2008 hebben partijen nader met elkaar gesproken.
2.9
Op 12 november 2008 zendt CED de Bonden een concept-tekst CAO.
2.1
Bij fax van 17 november 2008 schrijft FNV aan CED - kort gezegd - dat niet akkoord kan worden gegaan met de hiervoor bedoelde concepttekst, nu een en ander niet strookt met het principe akkoord van 18 oktober 2008.
2.11
Bij emailbericht van 18 november 2008 aan de Bonden laat CED onder meer het volgende weten:
“…. 2. De uitwerking van de teksten in de CAO en de harmonisatie zouden beide in het overleg van 18 november 2008 aan de orde stellen, inderdaad volgtijdig, eerst CAO en dan harmonisatie.
3. De nieuwe hoofdstukindeling is in het overleg op 28 oktober 2008 besproken en CED heeft aangegeven een concept ter voorbereiding op de bespreking van 18 november 2008 toe te zenden. Dit is gebeurd. Dat er geen inhoudelijke wijziging aan de orde zou zijn, is niet besproken, immers CED heeft aangegeven dat wijzigingen wenselijk zijn omdat op onderde-len teksten niet meer de maatschappelijke en fiscale ontwikkelingen volgen en wenste dit in het overleg van 18 november 2008 toe te lichten…(..)”
2.12
Nadien hebben partijen nog enkele malen met elkaar gecorrespondeerd, echter zonder con-structief resultaat.
3 Het geschil
3.1
De Bonden hebben – na vermeerdering en wijziging van eis - gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad:
1. CED te bevelen om binnen 8 dagen na het te wijzen vonnis over te gaan tot ondertekening van de Nota van Wijzigingen en deze wijzigingen binnen 4 weken na het te wijzen vonnis te verwerken in een CAO-boekje;
2. CED te veroordelen om binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis , althans binnen een na-der te bepalen termijn, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2008 de bepalingen om-trent de arbeidsvoorwaarden zoals die zijn neergelegd in de CAO CED, die is afgesloten voor de periode 1 januari 2008 tot 1 januari 2011 en waarover tussen partijen op 22 septem-ber 2008 overeenstemming is bereikt, onverkort na te komen bij de arbeidsovereenkomsten welke CED is aangegaan of zal aangaan met de werknemers van CED Holding B.V. en haar werkmaatschappijen.
3. Een en ander op straffe van verbeurte door CED aan eiseressen van een direct opeisbare dwangsom van € 50.000,- per dag of gedeelten daarvan dat CED in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, alsmede met veroordeling van CED in de kosten van deze procedu-re.
3.2
De Bonden leggen aan hun vordering ten grondslag dat na langdurige onderhandelingen op 22 september 2008 tussen partijen overeenstemming is bereikt over een nieuwe CAO 2008-2010. Het onderhandelingsresultaat is volgens de Bonden door CED zonder enig voorbe-houd aanvaard en de CAO is daarmee inhoudelijk en definitief tot stand gekomen. Er hoefde slechts nog ondertekend te worden. CED heeft nimmer enig voorbehoud gemaakt. Volgens de Bonden heeft CED hen op 12 november 2008 een concepttekst CAO gezonden die op een groot aantal en ook op essentiële onderdelen afwijkt van de bestaande CAO en van het bereikte onderhandelingsresultaat. De Bonden konden met deze concept-tekst niet akkoord gaan en nadien tussen partijen gevoerd overleg heeft evenmin tot overeenstemming geleid.
3.3
CED verzoekt de rechtbank de Bonden in hun vorderingen niet ontvankelijk te verklaren, althans hen de vorderingen te ontzeggen, alles met veroordeling van eiseressen in de kosten van deze procedure en voert daartoe het volgende aan.
3.3.1
Het meest verstrekkende verweer van CED is dat er geen CAO 2008-2010 tot stand is ge-komen. Zij voert daartoe aan dat alleen met betrekking tot enkele materiële componenten overeenstemming met de Bonden is bereikt en dat op een aantal andere punten, ten aanzien waarvan zij meerdere malen (onder meer bij de bespreking van 28 oktober 2008 en blijkend uit haar mail aan de Bonden van 18 november 2008) een voorbehoud heeft gemaakt, nog dooronderhandeld diende te worden. Volgens haar is de tweede - tekstuele - ronde bij CAO-onderhandelingen nu juist bedoeld om de CAO-tekst te actualiseren, c.q. aan te passen aan de diverse ontwikkelingen binnen de onderneming alsook aan de diverse maatschappe-lijke ontwikkelingen. Voorts stelt CED een voorbehoud te hebben gemaakt waar het betreft het afspreken van een arbeidsvoorwaardenpakket met nieuwe, ongebonden werknemers. Zij stelt dat zulks noodzakelijk is omdat bij een onverkorte toepassing van de nieuwe CAO op bedoelde groep werknemers, sprake zal zijn van keuze door werknemers voor de per onder-werp meest gunstige voorwaarden. Een en ander zou leiden tot een onaanvaardbaar verschil tussen bestaande en nieuwe medewerkers. Voorts is volgens CED ruimte nodig om te diffe-rentiëren naar soorten activiteiten die binnen de Holding plaatsvinden, die wezenlijk ver-schillen van de activiteiten waarvoor de CAO is geschreven. CED stelt langdurige harmoni-satietrajecten te willen vermijden.
3.3.2
Volgens CED kan er bovendien geen sprake zijn van een rechtsgeldige CAO, nu de inge-volge artikel 3 Wet CAO vereiste ondertekening door betrokken partijen niet heeft plaatsge-vonden.
3.3.3
Voorts, zo stelt CED, zou een vonnis waarin de vorderingen van eiseressen worden toege-wezen, neerkomen op een declaratoir vonnis. Voor toewijzing van een dergelijke vordering zou alleen plaats zijn wanneer met voldoende zekerheid komt vast te staan dat een verge-lijkbare vordering in de bodemprocedure zal worden toegewezen. Echter, bij toewijzing van de vordering en aanmelding van de CAO op grond van artikel 4 van de Wet op de loonvor-ming bij de directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, ontstaat er volgens CED een onomkeerbare situatie.
3.3.4
CED betwist ook dat er sprake is van spoedeisend belang bij de gevorderde voorlopige voorziening. Een toewijzend vonnis in de bodemprocedure zou immers leiden tot een CAO die, met terugwerkende kracht, in werking treedt per 1 januari 2008. Daar komt nog bij dat CED al sinds maart 2008 de overeengekomen loonindexeringverhogingen bij haar salarisbe-talingen is gaan uitbetalen, zodat bij de bond(-sleden) geen sprake is van een significant ma-terieel belang bij deze procedure.
3.3.5
Ten slotte, zo stelt CED, hebben de Bonden – hoewel reeds sinds december 2008 vast staat dat partijen er wat betreft de onderhandelingen niet uitkomen – kennelijk geen aanleiding gezien om een bodemprocedure aanhangig te maken. Spoedeisendheid van deze kortge-dingprocedure wordt dan ook betwist. Gezien eerder genoemd onomkeerbaar karakter van een toewijzend vonnis en gesteld gebrek aan spoedeisendheid, vraagt CED de voorzienin-genrechter een eventueel toewijzend vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4 De beoordeling
4.1
Het onder 3.3.3 vermelde verweer slaagt. In het kader van een kort geding procedure kan door de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening worden getroffen. Met het oog hierop zijn de vorderingen van eiseressen naar haar aard al niet toewijsbaar. Toewijzing zou immers leiden tot een onomkeerbare situatie, er vanuit gaande dat een door partijen onderte-kende CAO-tekst conform de wettelijke vereisten voor geldigheid vervolgens zou worden aangemeld bij de directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving van het Ministe-rie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hoewel niet uitgesloten moet worden geacht dat de voorzieningenrechter tot een dergelijke beslissing kan komen, zal daarvan slechts sprake kunnen zijn, indien buiten twijfel zou staan dat ook in een bodemprocedure de vordering zou worden toegewezen. Daarvan is geen sprake. In dat verband is het navolgende van be-lang.
4.2
Vooropgesteld wordt dat een CAO slechts kan worden aangegaan bij authentiek of onder-handse akte (artikel 3 Wet CAO). Dat is derhalve een constitutief vereiste.
Weliswaar bestond er tussen partijen overeenstemming over de materiële hoofdpunten, doch het is niet aannemelijk dat het partijen vervolgens niet meer vrij zou staan over verdere tek-stuele aanpassingen in discussie te treden. Anders dan de Bonden is de voorzieningenrechter van oordeel dat zulks ook niet zonder meer volgt uit de gespreksverslagen van de onderhan-delingen, de briefwisselingen, de mededeling van de CED op haar intranet en de mailwisse-ling van 13 oktober 2008. Dat mogelijk wel afspraken zijn gemaakt over de volgordelijkheid van behandeling c.q. vaststelling van een CAO en een door CED gewenste harmonisatie van arbeidsvoorwaarden staat er niet aan in de weg dat (andere) tekstuele wijzigingen nog aan de orde zouden mogen komen.
Nu het van evident belang is dat de tekst van een CAO duidelijk en niet voor velerlei uitleg vatbaar is en in de rechtspraak is aanvaard dat bij onduidelijkheid omtrent de uitleg de schriftelijke bewoordingen daarvan in beginsel doorslaggevend zijn, ligt het in de rede dat aan de totstandkoming van de definitieve tekst tijd en aandacht wordt besteed. Gesteld noch gebleken is dat voorafgaand aan het akkoord op hoofdpunten door partijen hieraan aandacht is besteed. Niet valt in te zien waarom het in dat verband CED niet vrij zou staan ook op andere punten dan die waarover overeenstemming is bereikt nog met de Bonden in overleg te willen treden. Daaraan doet het bereikte akkoord immers niet af. Dat akkoord ziet op de voor betrokken werknemers belangrijke materiële aspecten, in welk licht ook de mededeling op het intranet van CED d.d. 14 oktober 2008 kan worden bezien. CED stelt zich derhalve op goede gronden op het standpunt dat zij nog met voorstellen tot wijzigingen mocht ko-men.
4.3
Anders dan door partijen ter zitting is gesteld ligt het toch in de rede dat dooronderhandelen de enige weg is naar het bereiken van een definitieve CAO-tekst . De voorzieningenrechter geeft partijen dan ook in overweging hun overleg te hervatten.
4.4
Het hiervoor onder 4.1 en 4.2 overwogene brengt met zich mee dat de vorderingen zullen worden afgewezen.De overige stellingen behoeven geen bespreking. De Bonden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter,
wijst de vorderingen af;
veroordeelt de Bonden in de kosten van dit kort geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van CED bepaald op € 262,- aan verschotten en op € 816,- aan salaris voor de advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr.A.F.L. Geerdes, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Padberg – De Haan, griffier.
Uitgesproken in het openbaar.
2121/676