ECLI:NL:RBROT:2009:BJ3355

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/701065-07 en 10/703527-07
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor langdurige ontucht met minderjarige broers

Op 22 juli 2009 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van langdurige ontucht met drie minderjarige broers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen ontuchtige handelingen met de jongens, die op het moment van de feiten nog geen 12 jaar oud waren. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar waren. De rechtbank heeft de audio-visuele opnames van de verhoren bekeken en concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor de onbetrouwbaarheid van de verklaringen. De rechtbank heeft ook de deskundige prof. dr. Bullens geraadpleegd, die de betrouwbaarheid van de verklaringen van de slachtoffers bevestigde, ondanks enkele kanttekeningen over de verhoormethoden. De verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten, kreeg een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van drie jaar met bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod en een straatverbod. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een hoge kans op recidive had en dat de slachtoffers ernstige psychologische gevolgen ondervonden van het misbruik. De vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen, en de verdachte werd verplicht tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummers: 10/701065-07 en 10/703527-07
Datum uitspraak: 22 juli 2009
Tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 te Rotterdam,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
raadsman, mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2007, 18 december 2007 en 21 december 2007, 10 oktober 2008, 3 november 2008, 9 maart 2009, 27 april 2009 en
8 juli 2009.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Het ten laste gelegde komt er op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen verkrachten dan wel het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het binnendringen van het lichaam, met drie jongens die toen nog geen 12 jaar oud of 16 jaar oud waren.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Bonnes heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het bij dagvaarding met parketnummer 10/701065-07 onder 1 ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het bij dagvaarding met parketnummer 10/701065-07 onder 2 primair en 3 primair en het bij dagvaarding met parketnummer 10/703527-07 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact alsmede oplegging van een contact- en straatverbod en een bevel tot gevangenneming.
VRIJSPRAAK
Het onder 1 ten laste gelegde met parketnummer 10/701065-07 is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft dit ook gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsman.
[tweelingbroer 1] verklaart bij zijn aangifte dat het seksueel misbruik is begonnen nadat hij de leeftijd van 12 jaar had bereikt en in groep 8 van de lagere school zat. Hieruit begrijpt de rechtbank dat in de periode vóór augustus 2002 er geen sprake is geweest van enig misbruik en daarom zal de rechtbank de verdachte hiervan vrijspreken.
BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING
Van de volgende feiten en omstandigheden is uitgegaan.
De verdachte heeft in de periode 2002 tot 2004 met grote regelmaat de verzorging van de vier minderjarige jongens [achternaam] op zich genomen. De jongens sliepen doordeweeks veelvuldig bij de verdachte in diens woning aan de [voormalig woonadres verdachte] te Rotterdam. De verdachte sliep soms in bed bij de jongens. Ook deed hij de jongens soms in bad. De verdachte gaf [tweelingbroer 2] soms huisarrest. [tweelingbroer 1] en [tweelingbroer 2] zijn tweelingbroers, geboren op [geboortedatum] 1990 en [jongere broer] is geboren op [geboortedatum] 1992.
In verband met de leesbaarheid van dit vonnis, zullen de aangevers [tweelingbroer 1], [jongere broer] en [tweelingbroer 2] verder worden aangehaald met hun roepnamen [tweelingbroer 1], [jongere broer] en [tweelingbroer 2].
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht de verklaringen van de drie aangevers betrouwbaar. De verklaringen van de aangevers kunnen worden aangemerkt als schakelbewijs, nu er sprake is van soortgelijke ontuchtige handelingen die werden gepleegd in dezelfde periode. Ook vindt de officier van justitie steunbewijs in de verklaring van getuige [getuige 1], de verklaring van getuige [getuige 2], de verklaring van getuige [getuige 3] (de ex-vrouw van de verdachte) en de eigen verklaring van de verdachte, dat hij bij de jongens in bed sliep. De ontkennende houding van de verdachte acht de officier van justitie mede in het licht daarvan niet geloofwaardig.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting steeds ontkend seksuele handelingen te hebben gepleegd met (één van) de jongens. De verdachte is destijds met de beste bedoelingen het gezin binnengekomen en heeft slechts op de jongens gepast. De moeder heeft de jongens aangifte laten doen, omdat zij uit was op het geld van de verdachte.
De raadsman heeft vrijspraak van de verdachte bepleit. Daartoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
1.
De verklaringen van de aangevers kunnen niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden, omdat de verklaringen onaannemelijk, ongeloofwaardig en onbetrouwbaar zijn. De verklaringen ondersteunen elkaar niet maar bevatten tegenstrijdigheden op essentiële punten en sluiten elkaar op onderdelen zelfs uit. Dit geldt met name voor dat deel van de verklaringen over waar men precies sliep in het huis van de verdachte. Ook voert de verdediging aan dat de woonsituatie dermate klein was, en de door de aangevers gestelde frequentie van het misbruik zo groot, dat het onaannemelijk is dat niemand iets van het misbuik gemerkt zou hebben. De verklaringen zijn mogelijk beïnvloed door motieven die aangevers hebben om belastend over de verdachte te verklaren, nu de aangevers naaste familieleden zijn. Zo verklaart [jongere broer] dat hij is gaan verklaren omdat [tweelingbroer 1] aanvankelijk niet geloofd werd door hun moeder en verklaart [tweelingbroer 2] dat hij [tweelingbroer 1] inderdaad pas geloofde, nadat [jongere broer] had verteld dat ook hij zou zijn misbruikt. De verdediging wijst hierbij op de loyaliteitsgevoelens die de familieleden jegens elkaar hebben. De verdediging refereert hierbij aan het rapport van prof. dr. Bullens, die duidelijke kanttekeningen heeft geplaatst bij de betrouwbaarheid van de verklaringen van [tweelingbroer 1], [jongere broer] en [tweelingbroer 2].
2.
Er is sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, nu er gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte naast de verklaringen van de aangevers geen andere bewijsmiddelen aanwezig zijn voor het ten laste gelegde. Immers voor elk verwijt is feitelijk maar één getuigenverklaring voorhanden, namelijk die van de aangever.
3.
De verklaringen van [tweelingbroer 1], [jongere broer] en [tweelingbroer 2] zijn onvoldoende gedetailleerd, zodat niet kan worden vastgesteld of en wanneer de vermeende seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
4.
Er is geen sprake van (bedreiging met) geweld dan wel andere feitelijkheden, nu een groot deel van de tenlastelegging dat hierop ziet de ontuchtige handelingen zelf inhouden. Voor zover het de vermeende bedreigende bewoordingen betreft, hebben deze geen dusdanige indruk op [tweelingbroer 1] of [jongere broer] gemaakt - gezien hun eigen verklaringen -, dan wel is de context waarin die bewoordingen dienen te worden geplaatst zo onduidelijk, dat alle drie de aangevers daaraan weerstand hadden kunnen bieden. Voor zover de feitelijkheden zien op het bestanddeel “andere feitelijkheden” kan niet blijken dat de verdachte door het begaan van die feitelijkheden opzettelijk heeft veroorzaakt dat de aangevers de handelingen tegen hun wil hebben ondergaan, terwijl uit het dossier ook niet blijkt van enige fysieke dwang.
Rapport prof. dr. Bullens
Naar aanleiding van het standpunt van de verdediging dat de getuigenverklaringen om verschillende redenen onbetrouwbaar zijn te achten, heeft de rechter-commissaris in strafzaken prof. Bullens, verbonden aan het Diagnostisch Expertise Centrum, opdracht gegeven een rapport uit te brengen over de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen van [tweelingbroer 1], [jongere broer] en [tweelingbroer 2].
Op 24 april 2008 heeft prof. Bullens een rapport opgesteld. Prof. Bullens heeft onderzocht welke mogelijke scenario’s denkbaar zijn omtrent het afleggen van de belastende verklaringen door de drie aangevers. Bij de geloofwaardigheidinschatting van een verklaring afgelegd door kinderen/jongeren dienen motivationele aspecten te worden betrokken, zo stelt prof. Bullens, die duidelijk kunnen maken of het kind (dan wel een andere direct betrokkene) een motief heeft om een eventuele valse verklaring af te (laten) leggen. Daarnaast heeft prof. Bullens gekeken naar de zogenaamde ‘disclosure’, zijnde de wijze waarop het (vermeend) seksueel misbruik voor het eerst aan het licht komt, naar de ontstaansgeschiedenis van die ‘disclosure’ en naar de situatie/verhoudingen van het vermeende slachtoffer ten opzichte van de verdachte. Hij heeft zich vooral gebaseerd op de dvd’s met een audio(visuele) weergave van de verhoren, de processen-verbaal van de verhoren, de brieven van [tweelingbroer 2] en [tweelingbroer 1], alsmede de brief van de moeder met betrekking tot de onthulling.
In het rapport is aandacht besteed aan de kwaliteit van de (studio)verhoren van de slachtoffers en is onderzocht welke alternatieve scenario's ondersteund worden door het dossier.
Ten aanzien van de kwaliteit van de verhoren wordt in het rapport - zakelijk weergegeven - vermeld dat bij vergelijking van de processen-verbaal van de politie met de beelden van de dvd’s, blijkt dat de processen-verbaal van de politie vooral een interpretatie en/of een samenvatting betroffen, hetgeen leidt tot vertekeningen. Naar aanleiding van deze bevindingen van prof. Bullens heeft de rechtbank van de verhoren van de aangevers een zogeheten ‘verbatim-verslag’ laten opstellen. Ook heeft de rechtbank de dvd’s op onderdelen zelf bekeken.
Prof. Bullens beoordeelt in het rapport het interviewverloop, de invulling van de taak van de interviewer en de karakteristieken van de geïnterviewde.
Met betrekking tot [tweelingbroer 1] stelt prof. Bullens vast dat het interview qua tijdsduur niet passend is bij zijn leeftijd en ontwikkelniveau. De interviewers stellen veel gesloten en suggestieve vragen en leggen [tweelingbroer 1] soms antwoorden in de mond. Ook vragen de interviewers niet door wanneer zaken onduidelijk blijven. Prof. Bullens stelt vast dat [tweelingbroer 1] niet meegaat met de door de verhoorders gegeven suggesties, maar suggestieresistent reageert. Niet is echter vast te stellen of [tweelingbroer 1] werkelijkheidsconform verklaart of dat hij zaken “kloppend” wil maken voor de interviewers. Alleen [tweelingbroer 1] heeft een spontane onthulling gedaan. De verklaring van [tweelingbroer 1] heeft volgens prof. Bullens een incrementeel karakter, waarmee hij wil zeggen: de verklaring ‘groeit’ als het ware: naarmate de tijd verstrijkt verklaart [tweelingbroer 1] meer en gedetailleerder, maar de verklaring,maakt geen ‘ingeblikte indruk’ (als ware deze ‘van buiten geleerd’), bevat een aantal forse inconsistenties en er is de nodige ruimte voor het optreden van ruis vastgesteld. [tweelingbroer 1] is niet ‘eager’ om aangifte te doen. Hij geeft namelijk aan dat hij eerst geen aangifte wilde doen tegen de verdachte, omdat deze toch ook voor hen heeft gezorgd.
Met betrekking tot [jongere broer] stelt prof. Bullens eveneens vast dat het interview qua tijdsduur niet passend is bij zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau. De interviewers stellen regelmatig open vragen, maar gebruiken ook suggestieve of gesloten vragen. De interviewer onderbreekt de verklaringen van [jongere broer], kan maar moeilijk van het verhoorplan afwijken en luistert niet goed naar antwoorden van [jongere broer] en valt hem in de rede. Tijdens het interview is een duidelijke affectverandering waar te nemen, als [jongere broer] over het seksueel misbruik spreekt. [jongere broer] is over het algemeen suggestieresistent en de verklaring maakt geen ingeblikte indruk. Er is de nodige ruimte voor het optreden van ruis vastgesteld, alsmede inconsistenties in de verklaringen.
Met betrekking tot [tweelingbroer 2] stelt prof. Bullens vast dat hij zeer “reluctant to tell” is, anders gezegd: moeite heeft iets uit zichzelf te verklaren over seksueel misbruik. De reacties van [tweelingbroer 2] komen authentiek over en lijken voort te komen uit schaamte. Opvallend is dat [tweelingbroer 2] aanvankelijk heeft ontkend dat er bij hem iets zou zijn gebeurd en dat hij aanvankelijk [tweelingbroer 1] niet geloofde. [tweelingbroer 2] verklaart zeer vaag over de aard van het misbruik en vertelt niet over specifieke handelingen, maar gebruikt eerder een algemene noemer.
Ten aanzien van de genoemde scenario’s merkt prof. Bullens op dat er diverse aanwijzingen zijn die pleiten voor (een zekere mate van) betrouwbaarheid/geloofwaardigheid van de verklaringen van [tweelingbroer 1], [jongere broer] en [tweelingbroer 2]. Er is geen enkel motief waarom de jongens een valse verklaring tegen de verdachte zouden afleggen en er zijn geen zaken aan te wijzen waarvoor de jongens wraak zouden willen nemen. De jongens komen authentiek over in hun emoties en hebben zichtbaar moeite te vertellen over het seksueel misbruik. Zij kunnen zich geen van drieën goed houden en benoemen dat zij zich schamen voor het seksueel misbruik. Zij zijn gedurende een periode door de verdachte verzorgd en is er sprake van enige mate van loyaliteit naar de verdachte toe. Ook de verklaring van [tweelingbroer 2] dat hij aanvankelijk [tweelingbroer 1] niet geloofde, pleit tegen het scenario dat de broers overleg met elkaar hebben gehad over het afleggen van een valse verklaring. De aanwezigheid van de grote aantallen inconsistenties - vooral waar het de slaapplaatsen betreft en het in bad zitten - en de verschillende tijdstippen van onthulling, maken “collaborative story telling” minder waarschijnlijk. Er is, zowel onderling als met derden, gesproken over het seksueel misbruik.
Prof. Bullens concludeert in zijn rapport dat de broers geen volstrekt ongeloofwaardige verklaring hebben afgelegd, maar dat er vanuit psychologische optiek teveel onduidelijkheden blijven bestaan om te kunnen spreken van geloofwaardige verklaringen. De weging van de argumenten is een juridische aangelegenheid, die buiten het bestek valt van wat toelaatbaar wordt geacht binnen de gedragswetenschap.
Ter terechtzitting op 8 juli 2009 heeft prof. Bullens zijn conclusie herhaald. Hij handhaafde zijn kritiek op de wijze van verhoren van aangevers. Enerzijds had die vriendelijker en opener gekund en meer uitnodigend voor de aangevers om zelf hun verhaal te doen. Anderzijds had meer moeten worden doorgevraagd welke concrete seksuele handelingen waren verricht. Voorts heeft hij verklaard dat er op basis van de hem toegezonden aanvullende stukken meer duidelijkheid is gekomen omtrent de “disclosure”, zodat gesteld kan worden dat er geen sprake is geweest van onderlinge beïnvloeding. Hij concludeert dat er sprake is van “ruis’ die je normaal mag verwachten en die niet storend is. Er is eerder sprake van terughoudend verklaren door de broers. Op basis van het voorhanden zijnde materiaal is er geen enkel motief te vinden voor het afleggen van valse verklaringen. Dat mogelijke schadevergoeding een motief zou zijn, verwerpt hij als mogelijkheid. Ter zitting heeft prof. Bullens uiteen gezet dat zijn kritiek in het rapport de wijze van de verhoren betreft en niet de inhoud van de afgelegde verklaringen.
Tegen deze achtergrond overtuigen de door de raadsman tegen de rapportage ingebrachte tegenwerpingen de rechtbank niet, nu prof. Bullens als deskundige en vanuit gedragswetenschappelijk perspectief de verklaringen heeft beoordeeld.
Eigen waarneming van de rechtbank
Zoals hierboven reeds werd vermeld heeft de rechtbank de beelden van de studioverhoren gedeeltelijk zelf bekeken, om zodoende middels de eigen waarneming een oordeel te kunnen vellen omtrent de betrouwbaarheid van de aangevers. De rechtbank overweegt dat op grond van haar eigen waarneming, dat de beschrijvingen van prof. Bullens overeenkomen met hetgeen de rechtbank zelf heeft waargenomen.
De rechtbank heeft voorts het volgende waargenomen: Tijdens de verhoren vinden storende gebeurtenissen in de directe omgeving plaats, zoals het ter plekke uittypen van de verklaringen door één van de verhoorders hetgeen storend werkt, het voeren van onderlinge gesprekken tussen de verhoorders in het bijzijn van de aangever en het aannemen van een telefoontje tijdens het verhoor. Niet alleen veroorzaakt het typen veel geluid, ook onderbreekt dit het verhoor op ongewenste wijze, nu immers de opbouw in een “vertrouwensrelatie” tussen verhoorders en de aangever telkenmale wordt onderbroken. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een niet-professionele wijze van verhoren van jonge aangevers van zedendelicten.
De rechtbank ziet bij elk verhoor steeds een minderjarige jongen die een rustige en gegeneerde indruk maakt. De jongens hebben zichtbaar moeite om te verklaren over pijnlijke dingen en verklaren weinig spontaan, ook zijn zij zichtbaar geëmotioneerd en lijken zij authentieke emoties te vertonen.
Het is de rechtbank opgevallen dat de mannelijke verhoorder op een barse en confronterende toon de aangevers ondervraagt, waarbij vaak sprake is van leidende en gesloten vraagstellingen. Daarbij is de verhoorder veelvuldig zelf aan het woord en laat hij de jongens weinig ruimte om spontaan tot een verklaring te komen. Als de vrouwelijke verhoorder alleen is met [tweelingbroer 1], is - gezien de open lichamelijke houding van de jongen en de vrouwelijke verhoorder - de sfeer veel beter. De rechtbank komt daarbij tot de conclusie dat de verhoren veel beter hadden gekund en deelt de kritiek van prof. Bullens ten aanzien van de verhoorders en de wijze van verhoren.
De rechtbank komt voorts tot de conclusie dat het beeldmateriaal geen aanknopingspunten biedt die duiden op de onbetrouwbaarheid van de verklaringen. De verklaringen komen met tegenzin en beschaamd tot stand en geven eerder blijk van een zekere genegenheid voor de verdachte dan van een incriminerende gedachte achter de verklaringen. De beschuldiging komt er met de grootste moeite uit, het moet als het ware uit de jongens getrokken worden en bij diepere vragen slaan ze zichtbaar dicht. De rechtbank heeft niet de indruk gekregen dat de jongens de verdachte onterecht zouden hebben willen belasten.
De rechtbank beschouwt de verklaringen dan ook als voldoende betrouwbaar om voor het bewijs gebezigd te kunnen worden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank hecht geloof aan de verklaringen van [tweelingbroer 1], [jongere broer] en [tweelingbroer 2] zoals afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris .
In het bijzonder worden daarbij de volgende argumenten, die volgens prof. Bullens pleiten voor de geloofwaardigheid van de aangifte, in aanmerking genomen:
- er is geen motief waarom de jongens een valse verklaring zouden afleggen;
- er is een gevoel van loyaliteit van aangevers richting de verdachte;
- de aangevers komen authentiek over in hun emoties;
- de aangevers hebben zichtbaar moeite te vertellen over hetgeen is voorgevallen;
- “collaborative story telling” is minder waarschijnlijk, gezien de volgtijdelijkheid van de aangiften en de daarin gesignaleerde inconsistenties.
Daarbij wordt overwogen dat alle aangevers hebben verklaard dat zij geen weet hadden van het seksueel misbruik van hun broers, maar dat zij allen dachten dat zij de enige waren die door de verdachte werd misbruikt. De omstandigheid dat [tweelingbroer 2] aanvankelijk [tweelingbroer 1] niet geloofde, maar pas nadat ook [jongere broer] had verklaard te zijn misbruikt, kan volgens de rechtbank verklaard worden juist uit het feit dat hij dacht dat hij de enige was. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, ziet de rechtbank hierin geen aanleiding om de verklaring onbetrouwbaar te achten.
Ook het feit dat [tweelingbroer 2] aanvankelijk heeft verklaard dat hij niet was misbruikt, sterkt de rechtbank in de overtuiging dat zijn verklaring geloofwaardig is. Immers als er sprake zou zijn van “collaborative story telling”, dan zou [tweelingbroer 2] van meet af aan belastend hebben willen verklaren. Daar komt bij dat zowel de getuige [getuige 2] als de getuige [getuige 4] bij de politie hebben verklaard dat [tweelingbroer 2] al in 2003 respectievelijk in 2006 met hen al over het misbruik zou hebben gesproken. Dat was dan ook lang voordat [tweelingbroer 2] wist dat zijn broer [tweelingbroer 1] ook misbruikt was.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd is de rechtbank van oordeel dat het met de tijd groter en gedetailleerder worden van de verklaringen van [tweelingbroer 1] verklaarbaar is op grond van gedragswetenschappelijke gronden, zoals ter terechtzitting door prof. Bullens toegelicht. Aangegeven is dat schaamtegevoelens op die leeftijd daarvoor de meest voor de hand liggende verklaring zijn. Zijn verklaringen worden dan ook in dat opzicht betrouwbaar geacht.
Voorts overweegt de rechtbank dat de aangevers en hun moeder allen hebben verklaard dat zij weliswaar onderling hebben gesproken over het misbruik, maar dat zij niet hebben besproken welke handelingen de verdachte precies bij aangevers heeft verricht. Deze consistentie draagt bij aan de overtuigingskracht van de verklaringen van de aangevers.
Bewezenverklaring
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier voldoende wettig bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde feiten onder 2 primair, 3 primair en 4 primair. De rechtbank heeft ook de overtuiging bekomen dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
Uit de verklaringen van de aangevers blijkt dat deze op essentiële punten overeenkomen. Alle drie de broers verklaren dat het seksueel misbruik aanving nadat zij enkele maanden bij de verdachte bleven slapen. Verder verklaren de aangevers allen dat zij door de verdachte eerst voorzichtig werden benaderd in bed (betasten), waarbij de verdachte zich min of meer verontschuldigend opstelde (‘grooming’) en waar anderen bij lagen. Vervolgens vinden er seksuele handelingen plaats over en weer, waarbij de mate van intimiteit en daarmee de ernst van de seksuele handelingen toeneemt. De verdachte heeft zowel [tweelingbroer 1] als [tweelingbroer 2] misbruikt wanneer zij voor straf in zijn woning moesten blijven (bijvoorbeeld bij een schorsing van school of wanneer er sprake was van huisarrest), welk misbruik dan juist in de woonkamer plaatsvond.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een modus operandi die bij alle aangevers gelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de aangevers steun vinden in de verklaringen van de andere aangevers, nu dezelfde manier waarop de ontucht heeft plaatsgevonden herkenbaar is. Bij de bewezenverklaring van de feiten 2, 3 en 4 zal de rechtbank derhalve naast de verklaring van de aangever tevens de verklaringen van de andere aangevers tot het bewijs bezigen.
Gelet op de hierboven vermelde gebreken in de processen-verbaal van de politie, zal de rechtbank als bewijsmiddel de verbatim-transcripties gebruiken.
De rechtbank bezigt tot het bewijs allereerst de transcriptie van het studioverhoor van [tweelingbroer 1] waarin hij verklaart over de seksuele handelingen die de verdachte worden verweten. [tweelingbroer 1] verklaart daarin ook over hoe hij ertoe is gekomen zijn moeder over de gebeurtenissen in te lichten, waarbij duidelijk is dat hij haar aanvankelijk niet het hele verhaal heeft durven vertellen.
Deze verklaring wordt ondersteund door de getuigenverklaring van de moeder van [tweelingbroer 1], zoals afgelegd ter terechtzitting op 27 april 2009 . Zij verklaart over hoe [tweelingbroer 1] met zijn verhaal naar buiten is gekomen en dat zij hem aanvankelijk niet geloofde. Ook heeft zij verklaard dat zij niet door [tweelingbroer 1] op de hoogte is gebracht van details over de gepleegde seksuele handelingen. Verder verklaart zij over de gedragsverandering van [tweelingbroer 1] vanaf zijn 12e jaar, hetgeen correspondeert met de verklaring van [tweelingbroer 1] dat het misbruik vanaf toen begon. Ook de brief van [tweelingbroer 1] van 11 oktober 2007 ziet de rechtbank als bewijsmiddel.
De rechtbank bezigt verder tot het bewijs de transcriptie van het studioverhoor van [jongere broer], waarin hij verklaart over de seksuele handelingen die de verdachte worden verweten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de verklaring van getuige [getuige 1]. Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij de verdachte wel eens in bad heeft zien zitten met [tweelingbroer 1] en/of [jongere broer]. Het leek dan alsof de verdachte de jongens aan het wassen was. Ook verklaart [getuige 1] dat hij - toen hij onder de douche vandaan kwam - opeens werd geconfronteerd met de verdachte, die een handdoek pakte en hem ongevraagd begon af te drogen.
De rechtbank bezigt verder tot het bewijs de transcriptie van het studioverhoor van [tweelingbroer 2], waarin hij verklaart over de seksuele handelingen die verdachte worden verweten. Ook de brief van [tweelingbroer 2] ziet de rechtbank als bewijsmiddel. Deze verklaring vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 2], die bij de politie heeft verklaard dat hij - vermoedelijk in het jaar 2003 - van [tweelingbroer 2] had gehoord dat wanneer [tweelingbroer 2] bij de verdachte bleef slapen, de verdachte in [tweelingbroer 2]’s broek zat en steeds aan hem zat. Ook de verklaring van getuige [getuige 4], dat [tweelingbroer 2] haar heeft verteld dat de verdachte wat had uitgehaald bij de jongens [achternaam] en dat zij aan elkaars lichaam hadden gezeten, ondersteunt de verklaring van [tweelingbroer 2].
Daarbij komt dat de rechtbank de ontkennende verklaring van de verdachte niet geloofwaardig acht. Zo heeft de verdachte verschillende verklaringen afgelegd, waarbij hij soms wel en soms niet verklaarde dat hij met de jongens in één bed sliep, dan wel dat hij de jongens in bad deed. Ook heeft de verdachte hierover tegenstrijdige verklaringen afgelegd.
Naast getuige [getuige 1] heeft ook de ex-vrouw van de verdachte, [getuige 3], bij de politie verklaard dat de verdachte erg handtastelijk naar jongetjes toe was. Verder verklaart zij dat haar jongere broer [naam] tegen haar heeft verteld dat toen deze een jaar of 8 à 9 was, eveneens op seksueel gebied is lastig gevallen door de verdachte.
Bedreiging met geweld en/of feitelijkheden, dan wel dwang.
Voor zover de rechtbank feiten bewezen verklaart, verwerpt zij het verweer dat geen sprake is van bedreiging met geweld en/of feitelijkheden, dan wel van dwang.
Anders dan de raadsman kennelijk heeft betoogd is voor het aannemen van ‘andere feitelijkheden’ als bedoeld in art. 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht voldoende dat het slachtoffer door gebruikmaking door de verdachte van bepaalde feiten of omstandigheden gedwongen wordt de ontuchtige handelingen te ondergaan. In het onderhavige geval had de verdachte overmacht op de aangevers door het grote leeftijdsverschil tussen de aangevers en de verdachte alsmede de fysieke gestalte van de verdachte, gecombineerd met de feitelijke afhankelijkheidsverhouding waarin deze aangevers ten opzichte van hem stonden: uit het dossier blijkt immers dat de verdachte de aangevers gedurende een lange periode bijna dagelijks verzorgde als waren zij zijn eigen kinderen, opdat hun moeder in staat was te werken. Hierdoor is de verdachte in een gezagsrelatie tot de jongens komen te staan en waren de jongens van hem afhankelijk.
Zulks blijkt te meer daar de verdachte de jongens ook strafte, onder meer door middel van huisarrest. Dat de aangevers dit ook als zodanig hebben beleefd, blijkt evenzeer uit het feit dat zij blijk hebben gegeven van loyaliteitsgevoelens naar de verdachte.
Voor alle aangevers ten slotte geldt dat de verdachte hen vaak onverhoeds benaderde, bijvoorbeeld door achter hen in bed te gaan liggen en onverwacht de hand op de penis te leggen, terwijl ontuchtige handelingen soms ook in de besloten ruimte van de slaapkamer van de verdachte plaatsvonden. Dat daarbij regelmatig ook derden in datzelfde bed of diezelfde slaapkamer lagen, maakte de dreiging juist groter. Dat de aangevers bleven terugkomen, ook nadat de verdachte reeds meerdere malen ontuchtige handelingen had gepleegd, doet aan het dwingende karakter van de genoemde feitelijkheden niet af, nu de feitelijke afhankelijkheidssituatie voortduurde. Dat de bewoordingen “Je moet je mond houden anders krijg je problemen”, “Ik zorg dat je (anders) uit huis wordt geplaatst”, “Als je iets zegt dan krijg je problemen” dan wel “Ik maak je af als je het zegt”, op zichzelf vrees kunnen aanjagen en psychische druk opleveren, behoeft naar het oordeel van de rechtbank geen betoog.
Pleegperiode
De rechtbank stelt vast dat uit de verklaringen van de aangevers niet eenduidig is af te leiden welke handelingen wanneer hebben plaats gevonden. Wel is vast te stellen dat er sprake is geweest van een opbouw, waarbij de aard van het seksueel misbruik in ernst toenam van onzedelijk betasten, naar (wederzijds) aftrekken en pijpen. De officier van justitie heeft er uitdrukkelijk voor gekozen om in de tenlastelegging niet als feitelijke handeling de anale penetratie op te nemen en heeft zich ten aanzien van feit 2 en feit 3 beperkt tot de periode waarin de logeerpartijen bij de verdachte hebben plaatsgevonden. De rechtbank stelt vast dat er uit het dossier diverse aanwijzingen naar voren komen, die erop duiden dat er ook na de logeerpartijen sprake is geweest van seksueel misbuik, waardoor de tenlastegelegde periode evengoed tot eind 2006 had kunnen voortduren.
De rechtbank stelt vast dat voor zover het de seksuele handelingen met [jongere broer] (feit 3) betreft, de pleegperiode kennelijk slechts negen maanden betreft. Ondanks de mogelijkheid van een langere pleegperiode, acht de rechtbank het evenwel aannemelijk dat de opbouw van de aard en ernst van de seksuele handelingen binnen een periode van negen maanden heeft plaatsgevonden.
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde onder parketnummer 10/701065-07 en het primair ten laste gelegde onder parketnummer 10/703527-07 heeft begaan op die wijze dat:
2. (701065/07)
hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum] 2002 tot en met 31 december 2003 te Rotterdam meermalen, telkens door andere feitelijkheden en bedreiging met andere feitelijkheden [tweelingbroer 1] (geboren [geboortedatum] 1990), heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en/of houden van zijn, verdachtes piemel in de mond van die [achternaam] en die [achternaam] ertoe bewegen en te dwingen hem, verdachte te pijpen; welke andere feitelijkheden en bedreiging met andere feitelijkheden hebben bestaan uit
- het wrijven met zijn, verdachtes hand, over de al dan niet met kleding bedekte be(e)n(en) en piemel van die [achternaam] en
- het uittrekken van de kleding van die [achternaam] en
- het vastpakken van en trekken aan de piemel van die [achternaam] en
- die [achternaam] ertoe bewegen zijn, verdachtes, broek naar beneden te doen en uit te trekken en (vervolgens)
- die [achternaam] ertoe bewegen en dwingen, (aan) zijn, verdachtes, piemel vast te pakken/houden en te trekken en
- (dicht) naast die [achternaam] gaan zitten en zijn, verdachtes, arm om die [achternaam] heen te slaan en die [achternaam] dreigend de woorden toevoegen: "je moet je mond houden anders krijg je problemen" en " Ik zorg dat je (anders) uit huis wordt geplaatst“ en
- het dulden van het zich (die [achternaam]) laten pijpen door verdachte en
- het brengen van en houden van zijn, verdachtes, piemel in de mond van die [achternaam] en
- die [achternaam] ertoe bewegen en te dwingen hem, verdachte te pijpen;
3. (701065/07)
hij in of omstreeks de periode van 01 maart tot en met 31 december 2003 te Rotterdam
door andere feitelijkheden en bedreiging met andere feitelijkheden [jongere broer] (geboren [geboortedatum] 1992), heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige
handelingen, namelijk
- het brengen en houden van zijn, verdachtes, hand in de broek van die [achternaam] en
- het (vervolgens) aanraken van en wrijven over en vastpakken van en vasthouden van de, al dan niet met kleding bedekte, piemel van die [achternaam] en/of
- het (vervolgens) maken van trekkende bewegingen aan de piemel van die [achternaam] en/of
- het pakken en (stevig) vasthouden van de hand van die [achternaam] en
- (vervolgens) de hand van die [achternaam] brengen en houden op zijn, verdachtes piemel en
- (vervolgens) met zijn, verdachtes hand, de hand van die [achternaam] heen en weer bewegen over zijn, verdachtes piemel
welke andere feitelijkheden en bedreiging met andere feitelijkheden hebben bestaan uit
- het brengen en houden van zijn, verdachtes, hand in de broek van die [achternaam] en
- het (vervolgens) aanraken van en wrijven over en vastpakken van en vasthouden van de, al dan niet met kleding bedekte, piemel van die [achternaam] en
- het (vervolgens) maken van trekkende bewegingen aan de piemel van die [achternaam] en
- het pakken en (stevig) vasthouden van de hand van die [achternaam] en
- (vervolgens) de hand van die [achternaam] brengen en houden op zijn, verdachtes piemel en
- (vervolgens) met zijn, verdachtes hand, de hand van die [achternaam] heen en weer bewegen over zijn, verdachtes piemel en
- achter die [achternaam] in bad gaan zitten en
- (vervolgens) zijn, verdachtes, benen om die [achternaam] heen slaan en vastklemmen
- het die [achternaam] dreigend toevoegen van de woorden: "Als je iets zegt dan krijg je problemen”,
(703527-07)
hij meermalen, telkens in of omstreeks de periode van 28 augustus 2001 tot en met 01 september 2005 te Rotterdam door andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld en door bedreiging met andere feitelijkheden [tweelingbroer 2] (geboren op [geboortedatum] 1990), heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, namelijk het met zijn, verdachtes, hand(en) telkens beetpakken en (vervolgens) (af)trekken van/aan de penis van die [tweelingbroer 2] en door hem, verdachte, zuigen aan de penis van die [tweelingbroer 2], welke andere feitelijkheden en/of de bedreiging met geweld en bedreiging met andere feitelijkheden heeft/hebben bestaan uit het met zijn, verdachtes, hand(en) telkens beetpakken en (vervolgens) (af)trekken van/aan de penis van die [tweelingbroer 2] en door hem, verdachte, zuigen aan de penis van die [tweelingbroer 2] en die [tweelingbroer 2] dreigend toevoegen van de woorden "ik maak je af als je het zegt".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
2 primair: verkrachting, meermalen gepleegd;
3 primair: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
4 primair: feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte zal worden opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode beginnend eind augustus 2002 tot en met 2003 met drie jongens uit hetzelfde gezin, in de leeftijd van 12 tot 15 jaar oud, seksuele handelingen gepleegd. Verdachte heeft deze handelingen meermalen gepleegd. Dit seksueel misbruik vond plaats nadat de verdachte zich in een vertrouwenspositie ten opzichte van de broers had gebracht en in de geborgenheid van zijn huis.
De verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele drang en heeft geen rekening gehouden met de mogelijke gevolgen voor de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat met name jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten ernstige psychologische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Het is de rechtbank gebleken dat de slachtoffers zich schamen en verdriet en boosheid in zich hebben als gevolg van het handelen van de verdachte. Een van de broers ondervindt dermate grote problemen dat hij zich onder psychiatrisch toezicht heeft moeten laten stellen. Ook hieruit volgt dat het handelen van de verdachte een grote weerslag heeft op het psychisch welbevinden van deze jongens en het gezin waarvan zij deel uitmaken.
De verdachte heeft een historie van seksueel misbruik en is in 1997 veroordeeld wegens het plegen van ontuchtige handelingen met een jongetje. Verdachte is berekenend in zijn gedrag. Hij heeft zich ten opzichte van de kinderen opgesteld als een medeverzorger en een oppassituatie gecreëerd. Als de kinderen vervolgens bij de verdachte blijven slapen, ontstaat geleidelijk aan een situatie waarin de verdachte steeds verder gaat met het seksueel misbruik. Het is voor zowel de aangevers als de verdachte wrang dat er nu soortgelijke feiten bewezen worden verklaard als die waarvan verdachte zelf aangeeft als kind meermalen slachtoffer is geweest.
In dit verband is van belang dat de verdachte is onderzocht door drs. T. ’t Hoen, gezondheidspsycholoog en beëdigd vast gerechtelijk deskundige. Uit zijn rapport, gedateerd 24 juni 2009, blijkt dat bij de verdachte sprake is van een gemengde persoonlijkheids-stoornis en alcoholmisbruik, terwijl er mogelijk sprake is van pedofilie. Verdachte is in zijn jeugd affectief en emotioneel fors verwaarloosd en langdurig seksueel misbruikt door een broer en door een buurman. Er is sprake van zeer veel verslavingsgevoelens en de impulscontrole is gering. De verdachte heeft last van alcohol- en gokproblemen, als ook forse schulden en financiële problemen. De verdachte heeft aan de rapporteur aangegeven een zeer grote klachtendruk te ervaren en veel last te hebben van spanningsklachten, angstklachten, depressieve klachten, alsmede suïcidale neigingen. De verdachte ervaart verder zeer sterke gevoelens van vervreemding alsmede achtervolgings- en betrekkings-ideeën. Daarbij stelt de rapporteur een theatrale opstelling bij de verdachte vast.
De verdachte heeft aangegeven in 1995 ook valselijk beschuldigd te zijn in vergelijkbare situatie en verklaart dit door te stellen dat hij slechts een probleemgezin hulp heeft aangeboden. Het rapport citeert uit een rapport d.d. 27 november 1995 van de psycholoog drs. J.J. van der Weele waaruit blijkt dat de verdachte tweemaal eerder met justitie in aanraking geweest in verband met (pedo)seksuele delicten. Derhalve heeft de rapporteur pedofilie als differentiaaldiagnose opgenomen in de DSM-IV classificatie, op As 1. Echter, daar de verdachte het ten laste gelegde volledig ontkent, is het moeilijk voor de rapporteur om een verband tussen de problematiek en het ten laste gelegde te leggen. De psycholoog acht het echter zeer wel aannemelijk dat de persoonlijkheidsproblematiek eveneens een rol heeft gespeeld. Er kan dan ook geen uitspraak gedaan worden omtrent de mate van toerekeningsvatbaarheid dan wel omtrent de grootte van de kans op recidive.
De onderzoeker schat de kans groot in, dat de verdachte zonder passende behandeling voor zijn persoonlijkheidsproblematiek in de toekomst wederom met justitie in aanraking komt. De problematiek bij de verdachte betreft een reeds langdurig bestaand patroon, dat zeer hardnekkig is en dat zonder professionele hulp een belangrijke negatieve rol in het leven van de verdachte zal blijven spelen. De rapporteur adviseert behandeling gericht op de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte en diens alcoholmisbruik.
De rechtbank ziet hiervoor ook aanknopingspunten in de verklaringen die de verdachte bij de politie en ter zitting heeft afgelegd en neemt de conclusies van de psycholoog over.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte berechting heeft willen ontgaan door zich in België te vestigen. Daarom ziet de rechtbank aanleiding om de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. Daarbij tekent de rechtbank aan dat de rechtbank thans tot een bewezenverklaring van het merendeel van de feiten komt, terwijl de bewijspositie ten tijde van de schorsing van de voorlopige hechtenis zwakker was, en het algemeen belang van voorlopige hechtenis thans het persoonlijk belang van de verdachte overstijgt.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 16 juni 2009 reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit het dossier blijkt dat nadat een van de slachtoffers de verdachte in hun straat heeft zien lopen, hij hier bijzonder door geëmotioneerd is geworden. Om een dergelijke confrontatie in de toekomst te voorkomen, acht de rechtbank het noodzakelijk de verdachte gedurende de proeftijd de toegang tot de straat waar de slachtoffers wonen, de [woonadres slachtoffers] te Rotterdam, te ontzeggen. Tevens acht de rechtbank het in het belang van de slachtoffers dat de verdachte op geen enkele manier contact met hen heeft. De rechtbank volgt daarom de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden, inhoudende een contactverbod en een straatverbod.
Gelet op de eerdere veroordeling van de verdachte terzake soortgelijke feiten en gelet op de omstandigheid dat het de rechtbank ambtshalve bekend is dat daders van feiten als de thans bewezen verklaarde vaak in herhaling vervallen, zal de rechtbank -ter voorkoming daarvan- een proeftijd vaststellen die langer is dan gebruikelijk.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Namens de benadeelde partijen [tweelingbroer 1], [tweelingbroer 2] en [jongere broer] heeft zich in het geding gevoegd: mevrouw [moeder] (moeder), wonende te Rotterdam, terzake van de feiten 2, 3 en 4.
De benadeelde partij [tweelingbroer 1] vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 250,-- en immateriële schade tot een bedrag van € 6.000,--.
De benadeelde partij [tweelingbroer 2] vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 250,-- en immateriële schade tot een bedrag van € 6.000,--.
De benadeelde partij [jongere broer] vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 100,-- en immateriële schade tot een bedrag van € 2.575,--.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen als gevolg van de onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht en de verdachte de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet heeft betwist, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 24c, 57, 63, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 ten laste gelegde feiten met parketnummer 10/701065-07 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 primair, 3 primair ten laste gelegde feiten met parketnummer 10/701065-07, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten met parketnummer 10/703527-07, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 32 (tweeëndertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd vast van 3 (drie) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt, welke aanwijzingen mede kunnen inhouden: het volgen van begeleiding vanuit de Nicolaas Adriaanstichting, alsmede behandeling gericht op de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte door De Waag, Het Dok of de Bouman GGZ;
- dat de veroordeelde op geen enkele manier contact zal hebben met [tweelingbroer 1], [tweelingbroer 2] en [jongere broer];
- dat de veroordeelde zich houdt aan een straatverbod voor de [woonadres slachtoffers] te Rotterdam.
verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, in Nederland zowel als in België, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering van de benadeelde partij [tweelingbroer 1] toe tot een bedrag van € 6.250,-- en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [moeder], wonende te Rotterdam, te betalen € 6.250,-- (zegge: zesduizend tweehonderdenvijftig euro);
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 6.250,-- (zegge: zesduizend tweehonderdenvijftig euro); bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 66 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij [tweelingbroer 2] toe tot een bedrag van € 6.250,-- en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [moeder], wonende te Rotterdam, te betalen € 6.250,-- (zegge: zesduizend tweehonderdenvijftig euro);
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 6.250,-- (zegge: zesduizend tweehonderdenvijftig euro); bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 66 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij [achternaam] toe tot een bedrag van € 2.675,-- en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [moeder], wonende te Rotterdam, te betalen € 2.675,-- (zegge: tweeduizend zeshonderdenvijfenzeventig euro);
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 2.675,-- (zegge: tweeduizend zeshonderdenvijfenzeventig euro); bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 36 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Koning, voorzitter,
en mrs. Van der Ven en Van Dort, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Volp en Balk, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juli 2009.
De griffier mr. Volp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 22 juli 2009:
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. (701065/07)
hij in of omstreeks de periode van 01 maart tot en met 28 augustus 2002 te Rotterdam met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [tweelingbroer 1] (geboren op [geboortedatum] 1990), meermalen, althans eenmaal, (telkens) handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk
- het wrijven met zijn, verdachtes hand, over de al dan niet met kleding bedekte be(e)n(en) en of piemel en/of billen van die [achternaam] en/of
- het uittrekken van de kleding van die [achternaam] en/of
- het vastpakken van en/of trekken aan de piemel van die [achternaam] en/of
- die [achternaam] ertoe bewegen zijn, verdachtes, broek naar beneden te doen en/of uit te trekken en/of (vervolgens)
- die [achternaam] ertoe bewegen en/of dwingen, (aan) zijn, verdachtes, piemel vast te pakken/houden en/of te trekken en/of
- (dicht) naast die [achternaam] gaan zitten en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, arm om die [achternaam] heen te slaan en/of (daarbij) die [achternaam] (dreigend) de woorden toevoegen: "je moet je mond houden anders krijg je problemen" en/of " Ik zorg dat je (anders) uit huis wordt geplaatst", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- het dulden van het zich (die [achternaam]) laten pijpen door verdachte
- het brengen van en/of houden van zijn, verdachtes, piemel in de mond van die [achternaam] en/of
- die [achternaam] ertoe bewegen en/of te dwingen hem, verdachte te pijpen;
(artikel 244 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 maart tot en met 28 augustus 2002 te Rotterdam meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [achternaam] (geboren [geboortedatum] 1990), heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtigehandeling(en), namelijk
- het wrijven met zijn, verdachtes hand, over de al dan niet met kleding bedekte be(e)n(en) en of piemel en/of billen van die [achternaam] en/of
- het uittrekken van de kleding van die [achternaam] en/of
- het vastpakken van en/of trekken aan de piemel van die [achternaam] en/of
- die [achternaam] ertoe bewegen zijn, verdachtes, broek naar beneden te doen en/of uit te trekken en/of (vervolgens)
- die [achternaam] ertoe bewegen en/of dwingen, (aan) zijn, verdachtes, piemel vast te pakken/houden en/of te trekken en/of
- (dicht) naast die [achternaam] gaan zitten en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, arm om die [achternaam] heen te slaan
- het dulden van het zich (die [achternaam]) laten pijpen door verdachte
- het brengen van en/of houden van zijn, verdachtes, piemel nabij de mond van die [achternaam];
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- het wrijven met zijn, verdachtes hand, over de al dan niet met kleding bedekte be(e)n(en) en of piemel en/of billen van die [achternaam] en/of
- het uittrekken van de kleding van die [achternaam] en/of
- het vastpakken van en/of trekken aan de piemel van die [achternaam] en/of
- die [achternaam] ertoe bewegen zijn, verdachtes, broek naar beneden te doen en/of uit te trekken en/of (vervolgens)
- die [achternaam] ertoe bewegen en/of dwingen, (aan) zijn, verdachtes, piemel vast te pakken/houden en/of te trekken en/of
- (dicht) naast die [achternaam] gaan zitten en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, arm om die [achternaam] heen te slaan en/of (daarbij) die [achternaam] (dreigend) de woorden toevoegen: "je moet je mond houden anders krijg je problemen" en/of " Ik zorg dat je (anders) uit huis wordt geplaatst", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- het dulden van het zich (die [achternaam]) laten pijpen door verdachte
- het brengen van en/of houden van zijn, verdachtes, piemel nabij de mond van die [achternaam] en/of
- die [achternaam] ertoe bewegen en/of te dwingen hem, verdachte te pijpen;
(artikel 246 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 maart tot en met 28 augustus 2002 te Rotterdam meermalen, althans eenmaal, (telkens) met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [tweelingbroer 1] (geboren op [geboortedatum] 1990), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk
- het wrijven met zijn, verdachtes hand, over de al dan niet met kleding bedekte be(e)n(en) en of piemel en/of billen van die [achternaam] en/of
- het uittrekken van de kleding van die [achternaam] en/of
- het vastpakken van en/of trekken aan de piemel van die [achternaam] en/of
- die [achternaam] ertoe bewegen zijn, verdachtes, broek naar beneden te doen en/of uit te trekken en/of (vervolgens)
- die [achternaam] ertoe bewegen en/of dwingen, (aan) zijn, verdachtes, piemel vast te pakken/houden en/of te trekken en/of
- (dicht) naast die [achternaam] gaan zitten en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, arm om die [achternaam] heen te slaan en/of
- het dulden van het zich (die [achternaam]) laten pijpen door verdachte
- het brengen van en/of houden van zijn, verdachtes, piemel nabij de mond van die [achternaam];
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)
2. (701065/07)
hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum] 2002 tot en met 31 december 2003 te Rotterdam meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [tweelingbroer 1] (geboren [geboortedatum] 1990), heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en/of houden van zijn, verdachtes piemel in de mond van die [achternaam] en/of die [achternaam] ertoe bewegen en/of te dwingen hem, verdachte te pijpen; het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit
- het wrijven met zijn, verdachtes hand, over de al dan niet met kleding bedekte be(e)n(en) en of piemel en/of billen van die [achternaam] en/of
- het uittrekken van de kleding van die [achternaam] en/of
- het vastpakken van en/of trekken aan de piemel van die [achternaam] en/of
- die [achternaam] ertoe bewegen zijn, verdachtes, broek naar beneden te doen en/of uit te trekken en/of (vervolgens)
- die [achternaam] ertoe bewegen en/of dwingen, (aan) zijn, verdachtes, piemel vast te pakken/houden en/of te trekken en/of
- (dicht) naast die [achternaam] gaan zitten en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, arm om die [achternaam] heen te slaan en/of (daarbij) die [achternaam] (dreigend) de woorden toevoegen: "je moet je mond houden anders krijg je problemen" en/of " Ik zorg dat je (anders) uit huis wordt geplaatst", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- het dulden van het zich (die [achternaam]) laten pijpen door verdachte
- het brengen van en/of houden van zijn, verdachtes, piemel in de mond van die [achternaam] en/of
- die [achternaam] ertoe bewegen en/of te dwingen hem, verdachte te pijpen;
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum] 2002 tot en met 31 december 2003 te
Rotterdam meermalen, althans eenmaal, (telkens) met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [tweelingbroer 1] (geboren op [geboortedatum] 1990), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk
- het wrijven met zijn, verdachtes hand, over de al dan niet met kleding bedekte be(e)n(en) en of piemel en/of billen van die [achternaam] en/of
- het uittrekken van de kleding van die [achternaam] en/of
- het vastpakken van en/of trekken aan de piemel van die [achternaam] en/of
- die [achternaam] ertoe bewegen zijn, verdachtes, broek naar beneden te doen en/of uit te trekken en/of (vervolgens)
- die [achternaam] ertoe bewegen en/of dwingen, (aan) zijn, verdachtes, piemel vast te pakken/houden en/of te trekken en/of
- (dicht) naast die [achternaam] gaan zitten en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, arm om die [achternaam] heen te slaan en/of
- het dulden van het zich (die [achternaam]) laten pijpen door verdachte
- het brengen van en/of houden van zijn, verdachtes, piemel in de mond van die [achternaam] en/of
- die [achternaam] ertoe bewegen en/of te dwingen hem, verdachte te pijpen;
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum] 2002 tot en met 31 december 2003 te
Rotterdam meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [tweelingbroer 1](geboren [geboortedatum] 1990), heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk
- het wrijven met zijn, verdachtes hand, over de al dan niet met kleding bedekte be(e)n(en) en of piemel en/of billen van die [achternaam] en/of
- het uittrekken van de kleding van die [achternaam] en/of
- het vastpakken van en/of trekken aan de piemel van die [achternaam] en/of
- die [achternaam] ertoe bewegen zijn, verdachtes, broek naar beneden te doen en/of uit te trekken en/of (vervolgens)
- die [achternaam] ertoe bewegen en/of dwingen, (aan) zijn, verdachtes, piemel vast te pakken/houden en/of te trekken en/of
- (dicht) naast die [achternaam] gaan zitten en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, arm om die [achternaam] heen te slaan en/of
- het dulden van het zich (die [achternaam]) laten pijpen door verdachte
- het brengen van en/of houden van zijn, verdachtes, piemel nabij de mond van die [achternaam],
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
- het wrijven met zijn, verdachtes hand, over de al dan niet met kleding bedekte be(e)n(en) en of piemel en/of billen van die [achternaam] en/of
- het uittrekken van de kleding van die [achternaam] en/of
- het vastpakken van en/of trekken aan de piemel van die [achternaam] en/of
- die [achternaam] ertoe bewegen zijn, verdachtes, broek naar beneden te doen en/of uit te trekken en/of (vervolgens)
- die [achternaam] ertoe bewegen en/of dwingen, (aan) zijn, verdachtes, piemel vast te pakken/houden en/of te trekken en/of
- (dicht) naast die [achternaam] gaan zitten en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, arm om die [achternaam] heen te slaan en/of (daarbij) die [achternaam] (dreigend) de woorden toevoegen: "je moet je mond houden anders krijg je problemen" en/of " Ik zorg dat je (anders) uit huis wordt geplaatst", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- het dulden van het zich (die [achternaam]) laten pijpen door verdachte
- het brengen van en/of houden van zijn, verdachtes, piemel nabij de mond van die [achternaam];
(artikel 246 Wetboek van Strafrecht)
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum] 2002 tot en met 31 december 2003 te
Rotterdam meermalen, althans eenmaal, (telkens) met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [tweelingbroer 1] (geboren op [geboortedatum] 1990), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk
- het wrijven met zijn, verdachtes hand, over de al dan niet met kleding bedekte be(e)n(en) en of piemel en/of billen van die [achternaam] en/of
- het uittrekken van de kleding van die [achternaam] en/of
- het vastpakken van en/of trekken aan de piemel van die [achternaam] en/of
- die [achternaam] ertoe bewegen zijn, verdachtes, broek naar beneden te doen en/of uit te trekken en/of (vervolgens)
- die [achternaam] ertoe bewegen en/of dwingen, (aan) zijn, verdachtes, piemel vast te pakken/houden en/of te trekken en/of
- (dicht) naast die [achternaam] gaan zitten en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, arm om die [achternaam] heen te slaan en/of
- het dulden van het zich (die [achternaam]) laten pijpen door verdachte
- het brengen van en/of houden van zijn, verdachtes, piemel nabij de mond van die [achternaam];
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)
3. (701065/07)
hij in of omstreeks de periode van 01 maart tot en met 31 december 2003 te Rotterdam
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [jongere broer] (geboren [geboortedatum] 1992), heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, hand in de broek van die [achternaam] en/of
- het (vervolgens) aanraken van en/of wrijven over en/of vastpakken van en/of vasthouden van de, al dan niet met kleding bedekte, piemel van die [achternaam] en/of
- het (vervolgens) maken van trekkende bewegingen aan de piemel van die [achternaam] en/of
- het pakken en/of (stevig) vasthouden van de hand van die [achternaam] en/of
- (vervolgens) de hand van die [achternaam] brengen en/of houden op zijn, verdachtes piemel en/of
- (vervolgens) met zijn, verdachtes hand, de hand van die [achternaam] heen en weer bewegen over zijn, verdachtes piemel en/of
- achter die [achternaam] in bad gaan zitten en/of
- (vervolgens) zijn, verdachtes, benen om die [achternaam] heen slaan en/of vastklemmen,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, hand in de broek van die [achternaam] en/of
- het (vervolgens) aanraken van en/of wrijven over en/of vastpakken van en/of vasthouden van de, al dan niet met kleding bedekte, piemel van die [achternaam] en/of
- het (vervolgens) maken van trekkende bewegingen aan de piemel van die [achternaam] en/of
- het pakken en/of (stevig) vasthouden van de hand van die [achternaam] en/of
- (vervolgens) de hand van die [achternaam] brengen en/of houden op zijn, verdachtes piemel en/of
- (vervolgens) met zijn, verdachtes hand, de hand van die [achternaam] heen en weer bewegen over zijn, verdachtes piemel en/of
- achter die [achternaam] in bad gaan zitten en/of
- (vervolgens) zijn, verdachtes, benen om die [achternaam] heen slaan en/of vastklemmen
- het die [achternaam] (dreigend) toevoegen van de woorden: "Als je iets zegt dan krijg je problemen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
(artikel 246 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 maart tot en met 31 december 2003 te Rotterdam
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [jongere broer] (geboren op [geboortedatum] 1992), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, hand in de broek van die [achternaam] en/of
- het (vervolgens) aanraken van en/of wrijven over en/of vastpakken van en/of vasthouden van de, al dan niet met kleding bedekte, piemel van die [achternaam] en/of
- het (vervolgens) maken van trekkende bewegingen aan de piemel van die [achternaam] en/of
- het pakken en/of (stevig) vasthouden van de hand van die [achternaam] en/of
- (vervolgens) de hand van die [achternaam] brengen en/of houden op zijn, verdachtes piemel en/of
- (vervolgens) met zijn, verdachtes hand, de hand van die [achternaam] heen en weer bewegen over zijn, verdachtes piemel en/of
- achter die [achternaam] in bad gaan zitten en/of
- (vervolgens) zijn, verdachtes, benen om die [achternaam] heen slaan en/of vastklemmen;
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)
4. (703527-07)
hij meermalen, althans eenmaal, (telkens) in of omstreeks de periode van 28 augustus 2001 tot en met 01 september 2005 te Rotterdam door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [tweelingbroer 2] (geboren op [geboortedatum] 1990), heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het met zijn, verdachtes, hand(en) (telkens) beetpakken en/of (vervolgens) (af)trekken van/aan de penis van die [tweelingbroer 2] en/of door hem, verdachte, (af)zuigen van/aan de penis van die [tweelingbroer 2], het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het met zijn, verdachtes, hand(en) (telkens) beetpakken en/of (vervolgens) (af)trekken van/aan de penis van die [tweelingbroer 2] en/of door hem, verdachte, (af)zuigen van/aan de penis van die [tweelingbroer 2] en/of die [tweelingbroer 2] dreigend toevoegen van de woorden "ik maak je af als je het zegt", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 246 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij meermalen, althans eenmaal, (telkens) in of omstreeks de periode van 28 augustus 2001 tot en met 01 september 2005 te Rotterdam met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [tweelingbroer 2] (geboren op [geboortedatum] 1990), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het met zijn, verdachtes, hand(en) (telkens) beetpakken en/of (vervolgens) (af)trekken van/aan de penis van die [tweelingbroer 2] en/of door hem, verdachte, (af)zuigen van/aan de penis van die [tweelingbroer 2];
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)