ECLI:NL:RBROT:2009:BJ3273
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een geschil over grondhuur naar Surinaams recht
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een vordering ingesteld tegen gedaagde, wonende te [woonplaats2], met betrekking tot een geschil over een recht van grondhuur naar Surinaams recht, dat vergelijkbaar is met erfpacht. Eiser heeft een gedeelte van de koopsom voor dit recht aan gedaagde betaald, maar na het ontbinden van de overeenkomst vordert hij de terugbetaling van de aanbetalingen. De rechtbank Rotterdam heeft zich in deze zaak gebogen over de vraag of zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, gezien de internationale aspecten van de zaak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde op het moment van dagvaarding in Nederland woonachtig was, wat de Nederlandse rechter rechtsmacht verleent op basis van artikel 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Gedaagde heeft betoogd dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft, omdat het onroerend goed in [land] ligt en de verbintenis in [land] uitgevoerd diende te worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering van eiser, die betrekking heeft op de terugbetaling van aanbetalingen, in Nederland moet worden uitgevoerd, aangezien de betalingen in Nederlandse valuta zijn gedaan en de overeenkomst in Nederland is gesloten.
De rechtbank heeft zich vervolgens bevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen en heeft gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De zaak zal opnieuw worden behandeld op 5 augustus 2009 voor conclusie van antwoord. Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en is openbaar uitgesproken.