ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2081

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
300911 / HA ZA 08-389
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van expediteur UPS voor onbetaald gebleven koopprijs van gedroogde papavers

In deze zaak vordert eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, betaling van een onbetaald bedrag van € 16.890,-- door UPS SCS (NEDERLAND) B.V. De vordering is gebaseerd op wanprestatie uit een expeditieovereenkomst en onrechtmatige daad. Eiseres heeft een partij gedroogde papavers verkocht aan Priority Placement Worldwide (PPW) en UPS was verantwoordelijk voor het vervoer van deze partij. Bij aflevering van de container in Vancouver bleek dat PPW niet in het bezit was van het cognossement, wat leidde tot een geschil over de aansprakelijkheid van UPS. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is geleverd voor de stelling dat er een expeditieovereenkomst tussen eiseres en UPS is gesloten. Eiseres moet bewijzen dat UPS bekend was met de betalingsvoorwaarden tussen haar en PPW en dat UPS de container zonder inname van het cognossement heeft afgeleverd. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden totdat dit bewijs is geleverd. De zaak is complex door de betrokkenheid van meerdere partijen en de juridische vraagstukken rondom de expeditieovereenkomst en de aansprakelijkheid van UPS. De rechtbank heeft de zaak naar de rolzitting verwezen voor verdere bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 300911 / HA ZA 08-389
Uitspraak: 13 mei 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Voorhout, gemeente Teylingen,
eiseres,
advocaat mr. P.H.Ch.M. van Swaaij,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UPS SCS (NEDERLAND) B.V.,
statutair gevestigd te Tilburg, mede kantoorhoudende te Hoogvliet, gemeente Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.J.W.M. te Pas.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiseres]” respectievelijk "UPS".
1 Het verloop van het geding
1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 4 februari 2008;
- akte aan de zijde van [eiseres] houdende overlegging van vier producties;
- incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, tevens oproeping in vrijwaring;
- conclusie van antwoord in het incident tot onbevoegdheid, alsmede conclusie van antwoord in het incident in vrijwaring;
- vonnis van deze rechtbank d.d. 4 juni 2008 in de incidenten;
- conclusie van antwoord, met één productie;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 1 oktober 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 11 december 2008, alsmede de daarbij in het geding gebrachte stukken;
- akte uitlating aan de zijde van [eiseres], met twee producties;
- antwoordakte aan de zijde van UPS.
1.2
Daartoe toegelaten in het tussenvonnis van 4 juni 2008, is UPS overgegaan tot oproeping in vrijwaring van Priority Placement Worldwide (hierna: PPW) te Vancouver, Canada. Die vrijwaringszaak bevindt zich nog niet in staat van wijzen. Overeenkomstig het verzoek van [eiseres] wordt de hoofdzaak afzonderlijk beslist.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1
[eiseres] heeft een partij gedroogde papavers verkocht aan PPW te Vancouver, Canada. [eiseres] en PPW zijn de volgende betalingsvoorwaarden overeengekomen: “payment in advance” of “cash against documents”.
2.2
UPS heeft met UPS Supply Chain Solutions Inc. (hierna: UPS SCS Inc) te Richmond, Canada, een vervoerovereenkomst gesloten waaronder de container met de partij gedroogde papavers is vervoerd naar Vancouver, Canada, ter aflevering aan PPW.
2.3
UPS heeft de met de partij gedroogde papapavers beladen container bij [eiseres] opgehaald en de drie exemplaren van het originele cognossement aan [eiseres] afgegeven.
2.4
Het cognossement is ondertekend door UPS Ocean Freight Services Inc als vervoerder.
2.5
Bij aflevering van de container met de partij gedroogde papavers in Vancouver heeft PPW medegedeeld dat zij niet in het bezit was van het cognossement. PPW heeft vervolgens op 11 juni 2007 een “letter of indemnity for lost original bills of lading” getekend, tegen afgifte waarvan de container aan haar is afgegeven.
2.6
PPW heeft op de facturen van [eiseres] een bedrag van € 16.890,-- onbetaald gelaten.
2.7
Op 11 juli 2007 heeft A. Massaut van UPS een e-mail verstuurd aan [eiseres] met de volgende inhoud:
“[..] The explanation from our Canadian colleagues as follows:
**quote**
[..]
**unquote**
Attached the Letter of Indemnity signed by the consignee. Our sincere apologies this should not have happened. Procedures have not been followed. We kindly ask you to contact the consignee and push them to pay. If no success you can file a claim for the damage with us. As the incident occurred in Canada the claim should be filed there.”
2.8
[eiseres] heeft UPS op 19 juli 2007 per e-mail aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade.
Per e-mail van 27 juli 2007 heeft [eiseres] aan UPS een “schadeclaim brief” geadresseerd aan “UPS Supply Chain Solutions Inc.” met het adres van UPS gestuurd met de opmerkingen: “Hierbij stuur ik je schadeclaim brief. Ik hoop dat dit zo goed is. Wil je hem ook nog over de post?”
UPS heeft daarop per kerende e-mail gereageerd met “ziet er goed uit, stuur ook nog maar over de post”. Dat heeft [eiseres] gedaan.
3 De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad UPS te veroordelen tot betaling van € 16.890,-- aan hoofdsom, € 904,-- aan buitengerechtelijke kosten, rente en proces- en nakosten.
3.1
[eiseres] heeft in eerste instantie aan de vordering ten grondslag gelegd dat UPS binnen het kader van een expeditieovereenkomst wanprestatie heeft gepleegd door de container met de partij papavers, al dan niet door een zustermaatschappij, af te (laten) leveren bij PPW zonder inname van het cognossement. UPS is als expediteur op grond van artikel 8:63 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aansprakelijk voor de uit die niet behoorlijke nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst voortvloeiende schade.
3.2
Tijdens de comparitie van partijen en in zijn akte uitlating heeft [eiseres] voorts aan haar vordering ten grondslag gelegd dat UPS onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Dit onrechtmatig handelen heeft uit het navolgende bestaan:
(a) UPS heeft bij inontvangstneming van de container met de partij gedroogde papavers van [eiseres] de drie originele exemplaren van het cognossement aan haar afgegeven;
(b) UPS was bekend met de tussen [eiseres] en PPW overeengekomen betalingscondities inhoudende dat PPW de documenten, waaronder het cognossement, slechts tegen betaling van de koopprijs zou ontvangen;
(c) UPS heeft geen contact opgenomen met [eiseres] toen bleek dat PPW het cognossement niet overhandigde bij aflevering van de container met de partij gedroogde papavers;
(d) UPS, dan wel de vervoerder heeft zonder inname van het cognossement de container aan PPW afgeleverd; door aflevering van de container zonder inname van het cognossement handelde de vervoerder in strijd met de vervoerscondities en werden de tussen [eiseres] en PPW overeengekomen betalingscondities illusoir;
(e) UPS heeft geen contact opgenomen met of toestemming gevraagd aan [eiseres] toen aan PPW werd verzocht in plaats van het cognossement een letter of indemnity af te geven;
(f) UPS heeft naast the letter of indemnity geen bankgarantie verlangd van PPW;
(g) UPS heeft met haar e-mail van 11 juli 2007 haar aansprakelijkheid erkend, maar heeft vervolgens geen claim form gestuurd en heeft de schade van [eiseres] niet vergoed.
Door dit onrechtmatig handelen heeft PPW de partij gedroogde papavers kunnen verkrijgen zonder aan [eiseres] de koopprijs volledig te betalen. UPS is aansprakelijk voor de schade die [eiseres] hierdoor lijdt.
3.3
[eiseres] vordert vergoeding van, overeenkomstig het rapport Voorwerk II gematigde, buitengerechtelijke kosten.
3.4
Tevens vordert [eiseres] de wettelijke (handels)rente over de hoofdsom, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten alsmede de nakosten.
4 Het verweer
Het verweer van UPS strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de werkelijke kosten van het geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
UPS heeft daartoe het navolgende aangevoerd.
4.1
UPS is als expediteur niet aansprakelijk voor schade voortvloeiend uit de relatie van [eiseres] met PPW of met de vervoerder.
4.2
UPS is haar verplichting tot het sluiten van een vervoersovereenkomst correct nagekomen.
4.3
UPS komt een beroep toe op de uitsluiting van aansprakelijkheid dan wel een beperking daarvan op grond van de op het vervoer van UPS SCS Inc toepasselijke cognossementvoorwaarden. In deze voorwaarden staat dat vervoerde goederen uitgeleverd mogen worden zonder presentatie van het cognossement tegen een letter of indemnity. Voorts wordt de aansprakelijkheid voor schade door beschadiging of verlies beperkt in de cognossementvoorwaarden.
4.4
UPS heeft niet onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld.
4.5
De door [eiseres] geleden schade vloeit niet voort uit enig handelen van UPS.
4.6
UPS betwist de hoogte van de gevorderde schade. Eveneens wordt betwist dat er handelsrente verschuldigd is over schadevergoeding.
4.7
UPS vordert dat [eiseres] wordt veroordeeld in de werkelijke proceskosten die UPS heeft moeten maken, zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak. De kosten van UPS bestaan in de hoofdzaak uit een bedrag van € 5.505,81 en een bedrag van USD 4.500,-- aan (Nederlandse en Amerikaanse) advocaatkosten. UPS vordert deze kosten nu zij door [eiseres] op ondeugdelijke gronden en dus ten onrechte in rechte is betrokken, als gevolg waarvan zij schade lijdt doordat zij zich noodgedwongen van juridische bijstand heeft moeten voorzien.
5 De beoordeling
5.1
Deze zaak betreft de vraag of UPS aansprakelijk is voor het onbetaald blijven van een gedeelte van de koopprijs van een door [eiseres] aan PPW verkochte partij gedroogde papavers.
[eiseres] heeft aanvankelijk wanprestatie van UPS onder een expeditieovereenkomst aan haar vordering ten grondslag gelegd. [eiseres] heeft later als tweede grondslag een onrechtmatige daad van UPS gesteld
De rechtbank zal eerst de contractuele grondslag van de vordering van [eiseres] behandelen, vervolgens de grondslag onrechtmatige daad.
Wanprestatie; wel of geen expeditieovereenkomst?
5.2
Anders dan UPS, leest de rechtbank de stelling van [eiseres] in haar Akte uitlating onder punt 3 als inhoudende dat UPS toerekenbaar tekort is geschoten. Kennelijk heeft UPS die stelling opgevat als een verwijzing naar wanprestatie van UPS SCS Inc, de zeevervoerder; die lezing ligt minder voor de hand nu [eiseres] in de volgende zin stelt dat het UPS is die in strijd met de overeengekomen betalings- en vervoerscondities de container aan PPW heeft afgegeven.
5.3
Het meest verstrekkende verweer van UPS komt erop neer dat er geen overeenkomst is gesloten tussen partijen.
UPS heeft aanvankelijk erkend dat partijen een expeditieovereenkomst hebben gesloten, maar later gesteld dat zij die overeenkomst heeft gesloten met PPW en niet met [eiseres]. De rechtbank stelt vast dat [eiseres] niet inhoudelijk is ingegaan op het gewijzigde standpunt van UPS, anders dan door aan te voeren dat UPS een onrechtmatige daad heeft gepleegd.
Gelet op de betwisting door UPS en omdat de heer [eiseres] tijdens de comparitie van partijen heeft verklaard dat de heer Massaut van UPS hem opbelde met de mededeling dat UPS in opdracht van PPW een partij papaver moest laden, waaruit valt af te leiden dat UPS niet in opdracht van [eiseres] is opgetreden, zal de rechtbank eerst onderzoeken of tussen partijen een expeditieovereenkomst tot stand is gekomen.
Bescheiden waaruit een opdracht van [eiseres] aan UPS tot expeditie blijkt (een opdrachtbevestiging, correspondentie tussen partijen, een factuur) zijn niet in het geding gebracht. Op het cognossement (productie 1 bij dagvaarding) staat UPS niet als expediteur vermeld. Gesteld noch gebleken is dat partijen eerder als opdrachtgever en expediteur met elkaar hebben gecontracteerd. Daarom is de gestelde expeditieovereenkomst vooralsnog niet komen vast te staan.
Gegeven de gemotiveerde betwisting door UPS zal [eiseres], die haar vordering onderbouwt met een beroep op een expeditieovereenkomst tussen partijen, overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), deze overeenkomst dienen te bewijzen.
5.4
Mocht de expeditieovereenkomst tussen partijen niet komen vast te staan, dan kan de gestelde wanprestatie daaronder de vordering van [eiseres] niet dragen.
5.5
Mocht de expeditieovereenkomst tussen partijen komen vast te staan, dan dient onderzocht te worden of UPS aansprakelijk is jegens [eiseres] wegens wanprestatie.
5.6
De hoofdverbintenis van de expediteur onder een expeditieovereenkomst, een overeenkomst tot het doen vervoeren van goederen, is het tot stand brengen van een vervoerovereenkomst ten behoeve van de opdrachtgever, in dit geval: [eiseres] (artikel 8:60 BW).
Tussen partijen staat buiten kijf dat UPS met de vervoerder UPS SCS Inc een vervoerovereenkomst heeft gesloten voor het vervoer van de partij gedroogde papavers van Tilburg naar Vancouver. UPS heeft dus aan haar hoofdverplichting voldaan.
De stellingen van [eiseres] voor zover inhoudende dat UPS de container met de partij gedroogde papavers niet zonder inname van het originele cognossement aan PPW heeft mogen afleveren missen hun doel, aangezien niet de expediteur, maar de vervoerder UPS SCS Inc, althans UPS Ocean Freight Services Inc de partij was die tot aflevering (tegen inname van het cognossement) verplicht was. De gestelde omstandigheid dat UPS vennootschappelijk verbonden is met de vervoerder maakt dat niet anders.
5.7
UPS heeft aangevoerd dat de verantwoordelijkheid van een expediteur niet verder gaat dan het tot stand brengen van een vervoersovereenkomst, zodat zij met het enkele sluiten van de vervoerovereenkomst volledig aan haar verbintenissen heeft voldaan. De rechtbank vindt die opvatting, die in de wet geen steun vindt, in haar algemeenheid te beperkt. Het hangt van de betreffende expeditieovereenkomst af of en in bevestigend geval welke neven-verbintenissen de expediteur is aangegaan.
5.8
[eiseres] stelt dat UPS als expediteur niet als goed opdrachtnemer heeft gehandeld door te handelen als volgt:
(a) UPS was bekend met de tussen [eiseres] en PPW overeengekomen betalingscondities inhoudende dat PPW de documenten, waaronder het cognossement, slechts tegen betaling van de koopprijs zou ontvangen;
(b) UPS heeft bij inontvangstneming van de container met de partij gedroogde papavers van [eiseres] alle drie de originele exemplaren van het cognossement aan haar afgegeven;
(c) UPS heeft nagelaten contact op te nemen met [eiseres] toen bleek dat PPW aflevering van de container met de partij gedroogde papavers in Vancouver verlangde zonder het cognossement in te leveren;
(d) UPS heeft geen toestemming gevraagd aan, althans contact opgenomen met [eiseres] toen aan PPW werd verzocht in plaats van het cognossement een vrijwaringbrief (“letter of indemnity”) af te geven.
UPS betwist dat zij met de tussen [eiseres] en PPW overeengekomen betalingscondities bekend was, alsmede dat zij betrokken was bij of bekend was met de aflevering van de container met gedroogde papavers aan PPW zonder inlevering van het cognossement en tegen afgifte van de vrijwaringbrief. UPS heeft voorts gesteld dat zij met [eiseres] geen afspraken heeft gemaakt over de betaling van de partij gedroogde papavers en dat de tussen [eiseres] en PPW overeengekomen betalingsvoorwaarden haar als expediteur niet aangaan.
5.9
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
UPS mag als professioneel expediteur bekend worden verondersteld met de algemene regel bij vervoer onder cognossement dat de vervoerder slechts tegen presentatie van het cognossement tot aflevering van de vervoerde zaak gerechtigd en gehouden is. Het betreffende cognossement is gesteld op naam van de geadresseerde (“consignee”) PPW. Waar vast staat dat UPS de container met de partij gedroogde papavers bij [eiseres] heeft opgehaald en aan deze de drie originele exemplaren van het cognossement heeft afgegeven, diende UPS als professionele expediteur daarom te beseffen dat PPW zonder handeling van [eiseres] geen origineel exemplaar van het cognossement in Vancouver zou kunnen presenteren. Indien UPS voorts bekend was met de tussen [eiseres] en PPW overeengekomen betalingsvoorwaarde “cash against documents”, waaruit zij als professioneel expediteur had behoren te begrijpen dat PPW het cognossement niet zonder betaling aan [eiseres] zou kunnen verkrijgen, had het op haar weg gelegen om als zorgvuldig expediteur haar opdrachtgever [eiseres] te waarschuwen indien zij zou vernemen dat PPW c.q. de vervoerder doende was de container met de partij gedroogde papavers zonder inlevering van het cognossement in ontvangst te nemen, respectievelijk af te leveren. Immers, anders dan UPS betoogt, ook al staat UPS buiten de koop-verkoop-relatie tussen [eiseres] en PPW, als zorgvuldig expediteur behoort zij de haar bekende feiten en omstandigheden welke voor haar opdrachtgever van belang zijn tijdig aan haar opdrachtgever mede te delen zodat deze opdrachtgever daarnaar kan handelen.
Er ligt geen bewijs van bekendheid van UPS met die betalingsvoorwaarde voor, evenmin van bekendheid, laat staan betrokkenheid, van UPS met aflevering van de container gedroogde papavers zonder inlevering van het cognossement aan PPW.
Gegeven de gemotiveerde betwisting door UPS, zal de rechtbank daarom aan [eiseres], op wie ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast rust, het bewijs van die bekendheid van UPS opdragen.
5.1
Slaagt [eiseres] in deze bewijsopdracht dan staat daarmee de wanprestatie van UPS vast. Vervolgens zal onderzocht moeten worden of de gevorderde schadevergoeding aan zodanige wanprestatie valt toe te rekenen. Hangende de bewijslevering zal de rechtbank de behandeling van dat onderwerp aanhouden.
Mocht [eiseres] niet slagen in deze bewijsopdracht dan zal de gestelde grondslag wanprestatie de vordering niet kunnen dragen.
Onrechtmatige daad
5.11
De rechtbank zal hieronder de door [eiseres] eveneens aan haar vordering ten grondslag gelegde onrechtmatige daad behandelen.
5.12
Om tot de conclusie te kunnen komen dat UPS voor het onbetaald blijven van het saldo van de factuur van [eiseres] aan PPW wegens een onrechtmatige daad aansprakelijk is, dient aannemelijk te worden dat UPS daarvoor aansprakelijk is wegens strijd met een algemene rechtsplicht of een handelen in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, buiten de (gestelde) contractuele verhouding.
De door [eiseres] gestelde aan UPS verweten, hierboven in 3.2 onder (a) tot en met (f) beschreven gedragingen c.q. omstandigheden komen erop neer dat UPS, in het besef dat PPW niet aan haar betalingsverplichting jegens [eiseres] onder de koopovereenkomst had voldaan, ermee op de hoogte was dat PPW aan (UPS als) de vervoerder om aflevering van de container met de partij gedroogde papavers verzocht en van deze verkreeg zonder inlevering van het cognossement. Die gedragingen en omstandigheden kunnen weliswaar een schending van een rechtsplicht of een zorgvuldigheidsnorm binnen het contractuele kader van optreden van UPS als vervoerder of expediteur opleveren, maar vallen, die rechtsplichten en verantwoordelijkheden van UPS als vervoerder of als expediteur weggedacht, niet, ook niet in onderling verband en samenhang bezien, als schending van de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm jegens [eiseres] aan te merken. Dit oordeel wordt, mede om de hierna onder 5.13 tot en met 5.15 behandelde redenen, niet anders indien de in 3.2 onder (g) genoemde gedragingen daarbij betrokken worden.
Daarom kan de gestelde onrechtmatige daad de vorderingen niet dragen.
Heeft UPS aansprakelijkheid aanvaard?
5.13
Het voeren van de onder 2.6 en 2.7 genoemde correspondentie is tussen partijen niet in geschil, de strekking en gevolgen ervan wel.
[eiseres] betoogt dat UPS met haar e-mail van 11 juli 2007 aansprakelijkheid heeft erkend. UPS betwist dat.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5.14
De tekst van die e-mail luidt voor zover van belang als volgt:
“[..] The explanation from our Canadian colleagues as follows:
**quote**
[..]
**unquote**
Attached the Letter of Indemnity signed by the consignee. Our sincere apologies this should not have happened. Procedures have not been followed. We kindly ask you to contact the consignee and push them to pay. If no success you can file a claim for the damage with us. As the incident occurred in Canada the claim should be filed there.”
UPS schrijft daarin niet dat zijzelf een fout heeft gemaakt, zij verwijst naar informatie van “our Canadian colleagues”, biedt haar verontschuldigingen aan voor wat er gebeurd is (“Our sincere apologies this should not have happened”), deelt mede dat voorschriften niet zijn opgevolgd (“Procedures have not been followed”), verzoekt om PPW tot betaling aan te sporen (“We kindly ask you to contact the consignee and push them to pay”) en deelt mede dat, indien PPW niet toe betaling overgaat, een vordering tot schadevergoeding kan worden ingediend “with us” en “in Canada” (“If no success you can file a claim for the damage with us. As the incident occurred in Canada the claim should be filed there”). Alleen het aanbieden van verontschuldigingen en de mededeling dat een “claim for the damage with us” kan worden ingediend duiden op betrokkenheid van UPS zelf, de overige mededelingen duiden erop dat niet UPS maar een ander (binnen de UPS groep van vennootschappen) betrokken is. Bij afweging van een en ander oordeelt de rechtbank dat de verwijzingen naar een ander (binnen de UPS groep van vennootschappen) overwegend zijn, met name wegens de laatste zin van het bericht.
Daarom komt de rechtbank tot de conclusie dat UPS met het e-mailbericht van 11 juli 2007 geen aansprakelijkheid voor de schade heeft aangenomen c.q. erkend. Indien UPS niet uit anderen hoofde aansprakelijk is – zoals uit de gestelde wanprestatie onder de expeditieovereenkomst – is met het e-mailbericht van 11 juli 2007 geen aansprakelijkheid geschapen, zodat het e-mailbericht de vordering niet kan dragen.
5.15
Voor zover [eiseres] met zijn verwijzing naar het niet toezenden van de ook in het e-mailbericht toegezegde “claim form” c.q. de correspondentie van 27 juli 2007 bedoelt te betogen dat UPS daarmee aansprakelijkheid heeft aangenomen of erkend, overweegt de rechtbank het volgende.
De betreffende “schadeclaimbrief” die [eiseres] op 27 juli 2007 aan UPS per e-mail toezond (zie tweede bladzijde van productie 4 en productie 7 zijdens [eiseres]) is (niet aan UPS, maar) aan “UPS Supply Chain Solutions Inc” geadresseerd. In die brief wordt “UPS-Holland” voor de schade aansprakelijk gesteld. De reactie daarop vanwege UPS luidde “ziet er goed uit, stuur ook nog maar over de post”. Uit die reactie volgt niet dat UPS daarmee de in die brief gestelde aansprakelijkheid aanvaardde, voor zover zij daaruit al heeft behoren te begrijpen dat de aanspraak aan haar gericht was. Daarom kan ook die reactie de vordering niet dragen.
5.16
Hangende de bewijslevering zal de rechtbank alle verdere beslissingen aanhouden.
6 De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
draagt [eiseres] op het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat:
- [eiseres] met UPS een expeditieovereenkomst heeft gesloten; en
- UPS bekend was met de tussen [eiseres] en PPW overeengekomen betalingsvoorwaarde “cash against documents”; en
- UPS heeft vernomen dat PPW c.q. de vervoerder doende was de container met de partij gedroogde papavers zonder inlevering van het cognossement in ontvangst te nemen, respectievelijk af te leveren;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 10 juli 2009 voor uitlating door [eiseres] bij akte over de wijze waarop zij voornemens is aan die bewijsopdracht te voldoen;
bepaalt dat indien [eiseres] dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen,
(a) deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. W.P. Sprenger; en
(b) [eiseres] in die akte opgave moet doen van de voor te brengen getuigen, hun verhinderdata en de verhinderdata van beide partijen en hun raadslieden in de maanden augustus en september 2009 opdat aan de hand daarvan dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger.
Uitgesproken in het openbaar.
1411/1928