ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid Nederlandse rechter in vordering Sarens tegen Gemax
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een vordering van Sarens N.V. tegen Gemax D.O.O. met betrekking tot rechtsmacht en derdenbeslag. De rechtbank had eerder op 25 maart 2009 een tussenvonnis gewezen waarin Sarens was opgedragen te bewijzen dat er een vermogensbestanddeel van Gemax was getroffen door het conservatoir beslag dat op 26 maart 2008 was gelegd. Sarens stelde dat drie betalingen, gedaan door Gemax aan [bedrijf], als betalingen op de koopovereenkomst moesten worden aangemerkt, terwijl Gemax betwistte dat deze betalingen als zodanig konden worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht had over de vordering van Sarens, omdat niet was aangetoond dat er een goed van Gemax was getroffen door het beslag. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en veroordeelde Sarens in de proceskosten van Gemax, die op dat moment waren vastgesteld op € 4.784,- aan verschotten en € 678,- aan salaris voor de advocaat. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. W.P. Sprenger op 1 juli 2009. De zaak illustreert de complexiteit van internationale koopovereenkomsten en de toepassing van het CISG in combinatie met Nederlands recht.