ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
316131 / HA ZA 08-2408
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid Nederlandse rechter in vordering Sarens tegen Gemax

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een vordering van Sarens N.V. tegen Gemax D.O.O. met betrekking tot rechtsmacht en derdenbeslag. De rechtbank had eerder op 25 maart 2009 een tussenvonnis gewezen waarin Sarens was opgedragen te bewijzen dat er een vermogensbestanddeel van Gemax was getroffen door het conservatoir beslag dat op 26 maart 2008 was gelegd. Sarens stelde dat drie betalingen, gedaan door Gemax aan [bedrijf], als betalingen op de koopovereenkomst moesten worden aangemerkt, terwijl Gemax betwistte dat deze betalingen als zodanig konden worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht had over de vordering van Sarens, omdat niet was aangetoond dat er een goed van Gemax was getroffen door het beslag. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en veroordeelde Sarens in de proceskosten van Gemax, die op dat moment waren vastgesteld op € 4.784,- aan verschotten en € 678,- aan salaris voor de advocaat. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. W.P. Sprenger op 1 juli 2009. De zaak illustreert de complexiteit van internationale koopovereenkomsten en de toepassing van het CISG in combinatie met Nederlands recht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Uitspraak: 1 juli 2009
Zaak-/rolnummer: 316131 / HA ZA 08-2408
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de vennootschap met rechtspersoonlijkheid naar Belgisch recht
SARENS N.V.,
gevestigd te Wolvertem, België,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P.H.Ch. M. van Swaaij,
- tegen -
de vennootschap met rechtspersoonlijkheid naar het recht van Servië
GEMAX D.O.O.,
gevestigd te Belgrado, Servië,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.R. Krul.
Partijen worden hierna aangeduid als "Sarens" respectievelijk "Gemax".
1 Het verdere verloop van het geding
De rechtbank verwijst naar het tussenvonnis van 25 maart 2009.
Naar aanleiding van dat tussenvonnis heeft ieder van partijen een akte genomen. Sarens heeft bij haar akte vier producties in het geding gebracht.
2 De verdere beoordeling
in het bevoegdheidsincident
2.1
De rechtbank heeft in het tussenvonnis overwogen dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft ten aanzien van de vordering van Sarens in de hoofdzaak, behoudens indien komt vast te staan dat met het op haar verzoek op 26 maart 2008 ten laste van Gemax gelegde conservatoir beslag onder [bedrijf] (hierna: [bedrijf]) enig goed van Gemax in beslag is genomen. Daarom heeft de rechtbank Sarens opgedragen te bewijzen dat door dat beslag een vermogensbestanddeel van Gemax is getroffen.
2.2
Ter voldoening aan die bewijsopdracht heeft Sarens de volgende bescheiden in het geding gebracht:
(a) een factuur van [bedrijf] aan Gemax van 26 februari 2008, met als factuurnummer “PROF20080051” en betreffende een mobiele kraan voor de prijs van € 215.000,00;
(b) een op schrift gestelde verklaring van [persoon 1] van 4 april 2009;
(c) drie bladzijden uit bankrekeningoverzichten van [bedrijf] met volgnummers 1134, 1135 en 1147.
Sarens betoogt daartoe het volgende:
De factuur van 26 februari 2008 is een pro forma factuur en niet een factuur waarmee een koopprijs in rekening werd gebracht. [bedrijf] heeft de pro forma factuur van 26 februari 2008 aan haar koper Gemax gestuurd louter en alleen om haar in staat te stellen douaneformaliteiten voor het vervoer van de door haar bij [bedrijf] mondeling bestelde mobiele kraan te regelen. [bedrijf] zendt naast die pro forma facturen commerciële facturen aan haar klanten als boekingsstuk voor betaling van de prijs.
Gemax was niet eerder verplicht om een koopprijs voor de mobiele kraan te betalen dan op het moment van de aflevering ervan. Die aflevering had op 26 maart 2008 nog niet plaatsgevonden.
Gemax heeft in drie betalingen op 3, 4 en 20 maart 2008, vermeld op de drie bankrekeningoverzichten, in totaal € 214.953,00 aan [bedrijf] overgemaakt. Gemax verrichtte die betalingen van in totaal € 214.953,00 als een depot voor een later bij de aflevering van de mobiele kraan te ontstane betalingsverplichting en niet bij wijze van voldoening van een koopprijs.
Dus hield [bedrijf] op 26 maart 2008 het bedrag van € 214.953,00 in depot voor Gemax, zodat dat depot door het beslag van die datum is getroffen.
2.3
Gemax bestrijdt een en ander en voert aan dat zij de mobiele kraan mondeling van [bedrijf] heeft gekocht en dat zij met de drie betalingen voldeed aan haar verplichting om de koopprijs van € 215.000,00 zoals aan haar in rekening gebracht bij de factuur van 26 februari 2008 te betalen. Derhalve had Sarens geen goed van Gemax onder zich toen op 26 maart 2008 onder Sarens beslag werd gelegd.
2.4
De rechtbank overweegt het volgende over de bewijsvoering.
Kennelijk is tussen [bedrijf] en Gemax met betrekking tot de in de factuur van 26 februari 2008 bedoelde mobiele kraan mondeling een koopovereenkomst tot stand gekomen in februari 2008. Die koopovereenkomst voorzag er kennelijk niet in dat [bedrijf] voor vervoer van de mobiele kraan (naar het bedrijf van Gemax) diende zorg te dragen. Gesteld noch gebleken is dat die koopovereenkomst elementen van een documentenkoop bevatte. Evenmin is gesteld of gebleken dat die koopovereenkomst is ontbonden of dat [bedrijf] enige betaling door Gemax heeft geweigerd.
Bij gebreke van een gestelde of gebleken rechtskeuze wordt die koopovereenkomst tussen [bedrijf] en Gemax beheerst door het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken van 11 april 1980 (hierna: CISG) en het Nederlandse recht.
Ingevolge artikel 31 CISG diende [bedrijf] als verkoper de mobiele kraan aan Gemax ter beschikking te stellen op de plaats waar zij haar vestiging heeft, Vierpolders in Nederland. Ingevolge artikel 53 CISG diende Gemax als koper de koopprijs te betalen in overeenstemming met de eisen van de overeenkomst en het CISG. Ingevolge artikel 57 lid 1 CISG diende Gemax als koper bij gebreke van een specifiek overeengekomen plaats de koopprijs – waarover niets is gesteld of gebleken – te betalen in de plaats van vestiging van de verkoper, Vierpolders (vgl.: artikelen 6:115 – 118 BW). Ingevolge artikel 58 lid 1 CISG diende Gemax bij gebreke van een voor betaling overeengekomen tijdstip de koopprijs te betalen wanneer [bedrijf] als verkoper de mobiele kraan te harer beschikking zou stellen. Nu wij hier te maken hebben met levering vanaf het bedrijf van [bedrijf], ontstond voor Gemax derhalve de verplichting de koopprijs te betalen zodra [bedrijf] de mobiele kraan aan Gemax ter beschikking stelde c.q. van die terbeschikkingstelling mededeling deed aan Gemax. Ingevolge artikel 59 CISG dient de koper de koopprijs te betalen op de in de overeenkomst bepaalde of aan de hand van de overeenkomst en de CISG te bepalen datum, zonder dat de verkoper hierom behoeft te verzoeken of hiertoe enige formaliteit behoeft te vervullen. Naar Nederlands recht is die uitkomst niet anders (vgl.: artikel 7:26 lid 1 en 2 BW).
Daarmee is niet gezegd dat enige betaling die Gemax vóór zodanig tijdstip van terbeschikkingstelling van de mobiele kraan deed niet in het vermogen van [bedrijf] is gevallen. Immers, met het sluiten van de koopovereenkomst ontstond voor Gemax de verplichting om de koopprijs te (gaan) betalen. Behoudens bijzondere afspraak tussen [bedrijf] en Gemax – welke gesteld noch gebleken is – kon ingevolge artikel 6:38 BW de verbintenis van Gemax tot betaling van de koopprijs terstond worden nagekomen. Daarom dient elke betaling door Gemax na het sluiten van die koopovereenkomst behoudens bijzondere vermelding bij die betaling te worden aangemerkt als betaling op de koopprijs.
In de factuur van 26 februari 2008 staan onder meer de serie- en chassisnummers van de mobiele kraan vermeld zodat die kraan voldoende geïdentificeerd kan worden. In die factuur staat de koopprijs vermeld en het rekeningnummer van [bedrijf] bij Rabobank met de gegevens voor een internationale betaling aan [bedrijf]. Ingevolge artikel 6:114 BW kon Gemax derhalve de verbintenis tot het betalen van de koopprijs voldoen door op de bankrekening van [bedrijf] bij Rabobank te betalen. Kennelijk heeft Gemax dat gedaan.
Bij elk van de drie betalingen door Gemax vermeld op de overgelegde bankrekeningoverzichten staat het nummer van de factuur van 26 februari 2008 vermeld. De drie betalingen tezamen belopen op 7 euro na het bedrag van de in de factuur genoemde koopprijs van € 215.000,00.
Daarom dienen die drie betalingen door Gemax te worden aangemerkt als betalingen van (of op) de aan [bedrijf] verschuldigde koopprijs.
2.5
Ook indien, zoals Sarens betoogt maar Gemax bestrijdt, de factuur van 26 februari 2008 (slechts) een pro forma factuur is, was derhalve voor Gemax de verplichting om de koopprijs te betalen ontstaan.
De door Sarens gestelde, maar door Gemax betwiste omstandigheid dat [bedrijf] naast pro forma facturen ook commerciële facturen aan haar klanten laat uitgaan, maakt het vorenstaande oordeel niet anders nu gesteld noch gebleken is dat tussen [bedrijf] en Gemax was overeengekomen dat Gemax de verbintenis tot betalen van de koopprijs niet eerder kon voldoen dan na ontvangst van zodanige commerciële factuur.
2.6
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de door [bedrijf] van Gemax op 3, 4 en 20 maart 2008 ontvangen betalingen van in totaal € 214.953,00 niet kunnen worden aangemerkt als een door [bedrijf] voor Gemax gehouden c.q. aan Gemax verschuldigd bedrag.
Over enig ander vermogensbestanddeel van Gemax dat door het derdenbeslag van 26 maart 2008 zou zijn getroffen is niets gesteld of gebleken.
Het opgedragen bewijs is dus niet geleverd.
2.7
Gelet op hetgeen in het tussenvonnis en hiervoor is overwogen, heeft de Nederlandse rechter geen rechtsmacht ten aanzien van de vordering van Sarens in de hoofdzaak en dient de rechtbank zich onbevoegd te verklaren.
2.8
Sarens zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Tegen de gevorderde uitvoerbaar verklaring bij voorraad heeft Sarens geen verweer gevoerd.
in de hoofdzaak
2.9
Aan de hoofdzaak komt de rechtbank niet meer toe.
3 De beslissing
De rechtbank,
verklaart zich onbevoegd van de vordering van Sarens kennis te nemen;
veroordeelt Sarens in de aan de zijde van Gemax gevallen proceskosten, tot deze uitspraak bepaald op € 4.784,- aan verschotten (vast recht) en op € 678,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart deze veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger.
Uitgesproken in het openbaar.
1928