Zaak-/rolnummer: 243085 / HA ZA 05-2134
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
1. de naamloze vennootschap naar het recht van de Nederlandse Antillen
CAMAGIO N.V.,
gevestigd op Curaçao, Nederlandse Antillen,
2. [eiseres 2],
wonende te Waalre,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. L.M. Graal te Amsterdam,
de naamloze vennootschap naar het recht van de Nederlandse Antillen
AUSTRALIAN HOMEMADE N.V.,
gevestigd op Curaçao, Nederlandse Antillen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.H.J. Langerak te Utrecht.
Partijen blijven aangeduid als "Camagio" en "[eiseres 2]" respectievelijk "Australian NV".
1 Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het tussenvonnis van 21 mei 2008, alsmede de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de akte d.d. 29 oktober 2008 houdende bewijslevering van Australian NV, met producties;
- de antwoordakte d.d. 14 januari 2009 van Camagio en [eiseres 2], met een productie;
- de akte houdende uitlatingen productie aan de zijde van Australian NV.
2.1 De begrippen die in dit vonnis worden gebezigd zoals de Geldlening en de Overeenkomst hebben dezelfde betekenis als daaraan is gegeven in het tussenvonnis.
2.2 Deze zaak draait thans nog om de beantwoording van de vraag of de voorwaarden in vervulling zijn gegaan waaronder Camagio en [eiseres 2] krachtens de Overeenkomst afstand hebben gedaan van hun op zichzelf vaststaande vorderingen uit de Geldleningen op Australian NV.
2.3 Zoals overwogen in het tussenvonnis, regelt artikel 2.7 van de Overeenkomst de voorwaarden waaronder die afstand plaatsvindt. Die bepaling behelst, in zoverre onweersproken, dat gehele of gedeeltelijke afstand van de Geldleningen aan de orde kan komen, indien Australian NV haar aandelen in AHI verkoopt voor een verkoopprijs die minder bedraagt dan het dubbele van het saldo van de Geldleningen.
2.4 Partijen werden en worden in dit verband ondermeer verdeeld gehouden over de betekenis die toekomt aan de zinsnede die als onderdeel van artikel 2.7 onder (c) deel uitmaakt van bepaling waarin het begrip verkoopprijs in de Overeenkomst wordt gedefinieerd, te weten: “, en daaronder wordt mede begrepen het saldo van vordering van [persoon 1] of met [persoon 1] gelieerde vennootschappen (daaronder niet begrepen Fave) op Australian Homemade International B.V., Only Natural B.V. en/of verdere groepsmaatschappijen onder het niveau van Fave”.
2.5 Het uiteindelijke standpunt van Australian NV in dit verband kwam, kort weergegeven, erop neer dat dit begrip ‘verkoopprijs’ slechts ziet op het bedrag ad € 500.000,-- dat rechtstreeks volgt uit haar overeenkomst met de kopers van de aandelen in AHI en dat daarvan uitgaande is voldaan aan de voorwaarden waaronder afstand is gedaan van de Geldleningen. Camagio en [eiseres 2] hebben die stelling gemotiveerd weersproken.
2.6 Bij tussenvonnis is geoordeeld dat op Australian NV de last rust te bewijzen dat inderdaad de door haar ingeroepen ‘ruimere’ kwijtscheldingsregeling is overeengekomen, nu dat door Camagio en [eiseres 2] gemotiveerd was betwist.
2.7 Omdat naar het oordeel van de rechtbank dat bewijs niet reeds geleverd was met de inhoud van de Overeenkomst, is Australian NV bij het tussenvonnis toegelaten te bewijzen:
“dat met Camagio en [eiseres 2] is overeengekomen dat onder ‘verkoopprijs’ als bedoeld in artikel 2.7 onder (c) van de Overeenkomst niet meer of anders valt dan de koopprijs die de kopers van de aandelen in AHI ingevolge de betreffende koopovereenkomst aan Australian NV verschuldigd zijn, al of niet in de vorm van nabetalingen in de vorm van een earn-out of anderszins, en dat onder deze ‘verkoopprijs’ in ieder geval niet mede begrepen is het saldo van leningen die [persoon 1] na totstandkoming van de Overeenkomst aan AHI heeft verstrekt”.
2.8 Uit de akte van 29 oktober 2008 van Australian volgt dat zij deze bewijsopdracht aldus heeft begrepen dat indien zij erin slaagt te bewijzen dat ‘het saldo van de vorderingen van [persoon 1]’ slaat op ‘nabetalingen in de vorm van earn-out of anderszins’, daarmee vaststaat dat dat saldo niet bij de ‘verkoopprijs’ dient te worden opgeteld voor zover geen (na)betalingen plaatsvinden en dat daarmee aan de taalkundige uitleg van de omstreden toevoeging zelf niet meer wordt toegekomen.
2.9 Teneinde dat aldus begrepen bewijs te leveren, heeft Australian bij die akte brieven overlegd van deskundigen die zich op haar verzoek hebben uitgelaten over de taalkundige uitleg van artikel 2.7 onder (c) van de Overeenkomst. Uit die brieven volgt echter niet dat de omstreden passage in de Overeenkomst zo moet worden uitgelegd, dat deze wél de ruimere kwijtscheldingsregeling inhoudt, zoals voorgestaan door Australian NV. Uit die brieven volgt veeleer dat de tekst van artikel 2.7 onder (c) van de Overeenkomst voor meer dan één uitleg vatbaar is. Nog afgezien van de vraag of met het enkele vaststaan van het feit dat ‘het saldo van de vorderingen van [persoon 1]’ slaat op ‘nabetalingen in de vorm van earn-out of anderszins’ reeds het bewijs dat de ruimere kwijtscheldingsregeling is overeengekomen, biedt de inhoud van die brieven dus geen grond om alsnog te concluderen dat die bepaling betrekking heeft op nabetalingen.
2.10 Ook overigens heeft Australian NV geen bewijs geleverd, bijvoorbeeld door het horen van getuigen, op grond waarvan als vaststaand kan worden aangenomen dat partijen aan de bepaling in de overeenkomst in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs de betekenis mochten toekennen - en dat ook redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten - dat is afgesproken dat onder de verkoopprijs alleen de koopprijs die de kopers van de aandelen in AHI ingevolge de betreffende koopovereenkomst aan Australian NV verschuldigd was, valt en dat daaronder in ieder geval niet mede begrepen is het saldo van leningen die [persoon 1] na totstandkoming van de Overeenkomst aan AHI heeft verstrekt.
2.11 Bij haar akte houdende bewijslevering heeft Australian NV aangevoerd dat onder de gegeven omstandigheden eventuele onduidelijkheid van artikel 2.7 onder (c) van de Overeenkomst voor rekening van Camagio en [eiseres 2] behoort te komen, en dat Camagio en [eiseres 2] in redelijkheid niet de betekenis mogen toekennen aan de omstreden toevoeging, die zij in dit geding daaraan verbinden. Ook heeft Australian NV zich daarbij op het standpunt gesteld dat de uitleg van artikel 2.7 onder (c) van de Overeenkomst zoals voorgestaan door Camagio en [eiseres 2] leidt tot een uitkomst die voor haar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zij heeft daartoe opnieuw aangevoerd dat de door Camagio en [eiseres 2] verdedigde uitleg van de kwijtscheldingsregeling ertoe leidt dat er geen sprake meer is van de evenwichtige risicoverdeling die [persoon 1] enerzijds en Camagio en [eiseres 2] anderzijds voor ogen stond bij het aangaan van de Overeenkomst, hetgeen Camagio en [eiseres 2] overigens op hun beurt weer gemotiveerd hebben weersproken.
2.12 De rechtbank was en is van oordeel dat Camagio en [eiseres 2] voorafgaande aan het tussenvonnis voldoende gemotiveerd verweer hebben gevoerd tegen de stelling dat de ruimere kwijtscheldingsregeling is overeengekomen door, onderbouwd met bescheiden, haar op het eerste gezicht niet onnavolgbare uitleg van artikel 2.7 onder (c) daar tegenover te stellen. Bij die stand van zaken moet primair worden beoordeeld of Australian NV erin is geslaagd te bewijzen dat inderdaad de ruimere kwijtscheldingsregeling is overeengekomen, en ligt niet ten volle ter toetsing voor of Camagio en [eiseres 2] in redelijkheid tot hun uitleg van de kwijtscheldingsregeling hebben kunnen komen, noch of de door hen voorgestane kwijtscheldingregeling in plaats van de door Australian NV bepleite kwijtscheldingsregeling tussen partijen heeft gelden en of deze in dat geval onaanvaardbare gevolgen in het leven zou roepen.
2.13 Verder geldt dat ook indien Australian NV zou worden gevolgd in haar stelling dat onduidelijkheden in artikel 2.7 onder (c) van de Overeenkomst voor rekening van Camagio en [eiseres 2] behoren te komen, daarmee nog niet is gegeven dat inderdaad de ruimere kwijtscheldingsregeling is overeengekomen.
2.14 De onder 2.11 bedoelde stellingen moeten daarom als voor het leveren van het bewijs niet ter zake dienend worden gepasseerd.
2.15 Omdat het verlangde bewijs niet is geleverd, is er geen grond om conform de ruimere kwijtscheldingsregeling – die dus niet is komen vast te staan – bij beantwoording van de vraag of zich een geval voordoet waarin kwijtschelding van de Geldleningen aan de orde kan zijn, alleen de koopsom in engere zin ad € 500.000,-- in aanmerking te nemen. Nu voor het overige door Australian NV ook geen andere feiten en/of omstandigheden zijn aangevoerd die tot de conclusie moeten leiden dat de verkoopprijs minder bedraagt dan het dubbele van het saldo van de Geldleningen, moet de conclusie dan ook zijn dat niet is komen vast te staan dat zich een gehele of gedeeltelijke afstand van deze vorderingen met toepassing van het bepaalde in artikel 2.7 onder (d) van de Overeenkomst voordoet, zodat aangenomen moet worden dat de vorderingen uit de Geldleningen nog steeds bestaan en de vorderingen kunnen worden toegewezen.
2.16 Australian NV heeft nog gesteld heeft dat als het bewijs niet is geleverd de uitkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zodat de vordering toch moet worden afgewezen. Daarvoor heeft zij gewezen op de omstandigheden waaronder de betreffende bepaling tot stand is gekomen en op de omstandigheid dat Camagio en [eiseres 2] geen verdere financiële middelen ter beschikking hebben gesteld, maar nu wel door de extra financiële middelen die [persoon 1] ter beschikking heeft gesteld, hun gehele lening terugbetaald krijgen. Hierdoor wordt volledig voorbij gegaan aan het met de overeenkomst door beide partijen beoogde doel dat beide partijen evenveel risico zouden lopen, aldus Australian NV. De rechtbank zal hieraan voorbij gaan. Dit zou er namelijk toe leiden dat de vaststaande leningen van Camagio en [eiseres 2] waarmee eveneens financiële steun is gegeven niet worden terugbetaald terwijl [persoon 1] al zijn vorderingen met kans op terugbetaling daarvan behoudt, waarbij eveneens voorbij wordt gegaan aan het doel dat beide partijen evenveel risico zouden lopen. Onder die omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank geen reden af te wijken van de hoofdregel dat de tussen partijen gemaakte afspraken moeten worden nagekomen.
2.17 Nu niets meer aan toewijzing van de vorderingen in conventie in de weg staat, zullen deze worden toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld. Tegen de mede gevorderde contractuele rente is geen afzonderlijk verweer gevoerd. Ook dat deel van de vordering zal worden toegewezen. Australian NV zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De medegevorderde vergoeding voor beslagkosten is, bij gebreke van een specificatie en/of onderbouwing daarvan met bescheiden, niet toewijsbaar. De kosten van de herstelexploiten dienen voor rekening van Camagio en [eiseres 2] te blijven, als nodeloos gemaakte, althans nodeloos veroorzaakte kosten.
2.18 Zoals uit het tussenvonnis voortvloeit, resteert nog te beoordelen of het mogelijk nog overgebleven belang van Australian NV bij haar vordering, te weten de wens vastgesteld te zien worden of de kwijtschelding al of niet tot stand is gekomen, voldoende is voor toewijzing daarvan.
2.19 Op gronden als hiervoor in conventie is overwogen en beslist, is de kwijtschelding niet tot stand gekomen. Dat brengt met zich dat de vordering in reconventie moet worden afgewezen.
2.20 Australian NV zal als de in conventie in het ongelijk gestelde partij de kosten van het geding in reconventie, dat in overwegende mate voortvloeide uit het verweer in conventie, dienen te dragen.
veroordeelt Australian NV tot betaling:
- aan Camagio van € 1.113.286,-- (eenmiljoen honderddertienduizend tweehonderdzesen-tachtig euro) in hoofdsom, te vermeerderen met de contractueel daarover te betalen rente sinds 1 februari 2005 van 6% op jaarbasis tot aan de gehele voldoening van de hoofdsom; en
- aan [eiseres 2] van € 1.122.895,-- (eenmiljoen honderdtweeëntwintigduizend achthonderdvijfennegentig euro) in hoofdsom, te vermeerderen met de contractueel daarover te betalen rente sinds 1 april 2005 van 6% op jaarbasis tot aan de gehele voldoening van de hoofdsom;
veroordeelt Australian NV in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Camagio en [eiseres 2] vastgesteld op € 4.669,60 aan verschotten en € 11.238,50 aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
veroordeelt Australian NV in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Camagio en [eiseres 2] vastgesteld op € 5.619,25 aan salaris voor de advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.J.P. van Essen, J.C.A.T. Frima en M. Verkerk.
Uitgesproken in het openbaar.
196/1659/544