ECLI:NL:RBROT:2009:BJ1302

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
305394/ HA ZA 08-987
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en samenhangende vorderingen in civiele procedure tussen Kuipers Transport B.V. en JTG Trading B.V.

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is een bevoegdheidsincident aan de orde tussen Kuipers Transport B.V. en JTG Trading B.V. De zaak betreft een geschil over de aansprakelijkheid voor schade die is ontstaan tijdens het transport van parfum van Italië naar Nederland. Kuipers Transport, eiseres in de hoofdzaak, heeft JTG, gedaagde in de hoofdzaak, gedagvaard en stelt dat zij niet aansprakelijk is voor de schade die is geleden door de verdwijning van een aantal pallets met parfum. JTG heeft in het incident verzocht om aanhouding van de procedure of verwijzing naar de bevoegde Italiaanse rechter, omdat er een samenhangend geschil aanhangig is bij het gerecht te Bologna. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een internationale rechtsverhouding, aangezien de zending parfum in Italië is opgehaald en in Nederland moest worden afgeleverd. De rechtbank heeft de vorderingen van JTG in het incident beoordeeld en geconcludeerd dat de CMR van toepassing is op de rechtsverhouding tussen de partijen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en zal partijen in de gelegenheid stellen om hun standpunten over de mogelijke gevolgen van eerdere uitspraken te verduidelijken. De beslissing van de rechtbank is nog niet definitief, en verdere stappen in de procedure zijn noodzakelijk om tot een einduitspraak te komen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 305394/ HA ZA 08-987
Uitspraak: 29 april 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KUIPERS TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Oldenzaal,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. O.E. Meijer,
- tegen -
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J.T.G. TRADING B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. B.S. Janssen.
Partijen worden hierna aangeduid als:
“Kuipers Transport” waar eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident wordt bedoeld en "JTG" waar gedaagde sub 1, eiseres in het incident, wordt bedoeld.
1 Het verloop van het geding
1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 14 februari 2008, met internationale betekeningstukken;
- akte overlegging producties door Kuipers Transport, met drie producties;
- incidentele conclusie tot aanhouding dan wel verwijzing van JTG, met vijf producties;
- incidentele conclusie van antwoord, met twee producties;
- incidentele conclusie van repliek, met twee producties;
- incidentele conclusie van dupliek, met één productie.
1.2
Kuipers Transport heeft in de hoofdzaak JTG met zes anderen gedagvaard.
In deze beslissing wordt alleen het geschil in het incident tussen Kuipers Transport en JTG behandeld.
2 De vaststaande feiten in het incident
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen Kuipers Transport en JTG - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1
JTG heeft op of omstreeks 17 juli 2007 een partij parfum van Castinghome GMBH, één van de andere gedaagden in de procedure in de hoofdzaak, gekocht. JTG heeft aan CCBB Rotterdam B.V., ook een andere gedaagde in de procedure in de hoofdzaak, opdracht gegeven tot het vervoer over de weg van deze zending parfum van Bentivoglio, Italië naar Farmsum, Nederland. CCBB Rotterdam B.V. heeft dit vervoer uitbesteed aan Kuipers Logistics B.V. Voor dit transport van Italië naar Nederland is een vrachtbrief met nummer 664564 d.d. 24 juli 2007 opgemaakt.
2.2
Het vervoer is op 24 juli 2007 in Italië aangevangen. Op 25 juli 2007 bleek na een overnachting door de chauffeur op een parkeerplaats in de omgeving van Bologna dat een gedeelte van de zending parfum verdwenen was.
3 De vordering in de hoofdzaak en de vorderingen en het verweer in het
incident.
de vordering in de hoofdzaak
3.1
De vordering van Kuipers Transport de rechtbank bij vonnis voor recht verklaart:
primair: dat gedaagden, althans gedaagde sub 1 en/of gedaagde sub 2 en/of gedaagde sub 3 en/of gedaagde sub 4 en/of gedaagde sub 5 en/of gedaagde sub 6 en/of gedaagde sub 7 in een eventuele schadevordering jegens Kuipers Transport niet ontvankelijk zijn;
subsidiair: dat Kuipers Transport niet aansprakelijk is jegens gedaagden, althans gedaagde sub 1 en/of gedaagde sub 2 en/of gedaagde sub 3 en/of gedaagde sub 4 en/of gedaagde sub 5 en/of gedaagde sub 6 en/of gedaagde sub 7 ter zake van de transportschade met betrekking tot de zending parfum van Italië naar Nederland ter aflevering aan gedaagde sub 1 onder vrachtbrief d.d. 24 juli 2007;
meer subsidiair: dat Kuipers Transport niet verder aansprakelijk is jegens gedaagden, althans gedaagde sub 1 en/of gedaagde sub 2 en/of gedaagde sub 3 en/of gedaagde sub 4 en/of gedaagde sub 5 en/of gedaagde sub 6 en/of gedaagde sub 7 dan tot het verschuldigde blijkens artikel 23 van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg, gesloten te Geneve op 19 mei 1956 (hierna: CMR) daaronder niet vallende de invoerrechten/ accijnzen/BTW en/of overige douanerechten, welke door ladingbelanghebbenden mogelijk verschuldigd zijn geworden of zullen worden als gevolg van de diefstal van de parfum;
met veroordeling van gedaagden, althans gedaagde sub 1 en/of gedaagde sub 2 en/of gedaagde sub 3 en/of gedaagde sub 4 en/of gedaagde sub 5 en/of gedaagde sub 6 en/of gedaagde sub 7 in de kosten van het geding, uit te spreken bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.2
Kuipers Transport, die stelt dat zij het transport in opdracht van Kuipers Logistics B.V. feitelijk heeft uitgevoerd, heeft aan haar vordering de stelling ten grondslag gelegd dat zij op grond van artikel 17 lid 2 CMR niet aansprakelijk is voor de schade die is geleden in verband met de verdwijning van een aantal pallets met parfum.
Subsidiair stelt Kuipers Transport dat zij niet aansprakelijk is voor een hoger bedrag dan de beperking zoals deze volgt uit artikel 23 CMR, te bepalen naar de SDR-koers van de dag van betaling. De op de zending parfum rustende invoerrechten c.q. accijnzen zijn geen kosten die onder artikel 23 lid 4 CMR voor rekening van vervoerder Kuipers Transport komen zodat het bedrag van de beperkte aansprakelijkheid aanzienlijk lager is dan de waarde van de verdwenen zaken met de invoerrechten c.q. accijnzen.
de vorderingen en het verweer in het incident
3.3
JTG vordert in het incident dat de rechtbank bij vonnis de procedure aanhoudt, dan wel naar de bevoegde Italiaanse rechter, zijnde de Tribunale Bologna, verwijst, alles met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Kuipers Transport in de kosten van het geding.
3.4
JTG legt aan haar incidentele vorderingen de stelling ten grondslag dat de vordering van JTG tegen CCBB Rotterdam B.V. en Kuipers Logistics B.V. die vanaf 27 juli 2007 aanhangig is bij het gerecht te Bologna en de onderhavige vordering van Kuipers Transport tegen JTG samenhangend zijn in de zin van artikel 28 van de verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna Brussel I -Vo) nu het vorderingen betreft die voortvloeien uit hetzelfde schadegeval.
Indien deze procedure zou worden voortgezet ondanks de aanhangigheid van de Italiaanse bodemprocedure is er een aanzienlijk risico van onverenigbare beslissingen. Tussen de vorderingen bestaat een dusdanig nauwe band dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting.
3.5
Kuipers Transport heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen in het incident,
subsidiair tot aanhouding tot de rechtbank Rotterdam heeft beslist over haar bevoegdheid in de door Kuipers Logistics B.V. in 2007 bij deze rechtbank aanhangig gemaakte procedure jegens - onder meer - JTG , met afwijzing van de subsidiaire vordering van JTG tot verwijzing, met veroordeling van JTG in de kosten van dit incident, uitvoerbaar bij voorraad.
4 De beoordeling
in het incident
internationaal kader
4.1
Allereerst zal vastgesteld moeten worden of de rechtsverhouding tussen Kuipers Transport en JTG van internationale aard is dan wel dat deze een Nederlandse, interne aangelegenheid betreft.
Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake van een internationale rechtsverhouding. Weliswaar zijn zowel Kuipers Transport als JTG in Nederland gevestigd, maar gelet op de stelling van Kuipers Transport dat zij de partij parfum in Italië ten vervoer in ontvangst heeft genomen en deze diende af te leveren in Nederland en op de omstandigheid dat in verband met de verdwijning van (een gedeelte van) de zending parfum tijdens vervoer een procedure bij het gerecht te Bologna, Italië, aanhangig is, heeft deze zaak voldoende internationale aspecten om van een internationale rechtsverhouding te kunnen spreken.
4.2
Wegens het internationale karakter, met name nu in verband met de verdwijning van de parfum een procedure bij het gerecht te Bologna aanhangig is gemaakt, valt de rechtsverhouding tussen Kuipers Transport en JTG onder het toepassingsbereik van de Brussel I-Vo.
Tussen Kuipers Transport en JTG is niet in geschil dat de CMR - al dan niet via artikel 28 CMR - op hun rechtsverhouding van toepassing is.
Er is derhalve sprake van samenloop van de Brussel I- Vo en de CMR.
4.3
In artikel 71 lid 1 Brussel I-Vo is bepaald dat die verordening onverlet laat een verdrag dat ten aanzien van een bijzonder onderwerp de rechterlijke bevoegdheid en/of de erkenning en tenuitvoerlegging regelt. De CMR, waarbij zowel Italië als Nederland partij zijn, regelt het bijzondere onderwerp van het grensoverschrijdende wegvervoer en bevat regels inzake de rechterlijke bevoegdheid. De samenloopbepaling van artikel 71 Brussel I-Vo sluit de toepassing van die verordening ten gunste van de CMR slechts uit in de gevallen die de CMR regelt en niet in de gevallen die dat verdrag niet regelt; vgl. HvJEG 6 december 1994, NJ 1995, 659 - "Tatry" ten aanzien van artikel 57 lid 1 Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-verdrag), de gelijkluidende voorloper van artikel 71 lid 1 Brussel I-Vo.
samenhang
4.4
Kern van het geschil in het incident is de vraag of, zoals JTG vordert, aanhouding of verwijzing dient te volgen wegens samenhang met de procedure bij het gerecht te Bologna. JTG baseert deze vordering op artikel 28 Brussel I -Vo.
JTG stelt hiertoe dat met betrekking tot de verdwijning van de parfum op een eerder tijdstip een vordering aanhangig is gemaakt bij het gerecht te Bologna. Deze vordering is door JTG aanhangig gemaakt en is gericht tegen Kuipers Logistics B.V. - dat volgens JTG een zustermaatschappij van Kuipers Transport is, Kuipers Transport heeft zich niet over de verhouding tussen haar en Kuipers Logistics B.V. uitgelaten - en CCBB Rotterdam B.V., zodat aanhouding van deze procedure dient te volgen.
4.5
Zoals hiervoor onder 4.3 is overwogen zijn de bepalingen van de Brussel I -Vo van toepassing indien de CMR samenhang niet regelt.
De CMR bevat in artikel 32 lid 2 een bepaling voor het geval dat reeds een vordering aanhangig is voor een - bevoegd - gerecht en dat tussen dezelfde partijen een nieuwe vordering aanhangig wordt gemaakt. De CMR bevat geen regeling met betrekking tot samenhangende vorderingen zonder meer.
Artikel 28 Brussel I-Vo bevat wel een regeling voor samenhangende vorderingen. Vorderingen zijn samenhangend in de zin van artikel 28 Brussel I-Vo indien tussen de vorderingen een zodanig nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting onverenigbare beslissingen worden gegeven (zie artikel 28 lid 3 Brussel I - Vo).
Het Hof van Justitie heeft in eerdergenoemd arrest in de “Tatry”-zaak aangegeven dat het begrip ‘samenhang’ van artikel 22 sub 3 EEX-verdrag, de min of meer gelijkluidende voorloper van artikel 22 lid 1 en lid 3 Brussel I-Vo ruim moet worden uitgelegd en alle gevallen moet omvatten waarin er gevaar voor tegenstrijdige beslissingen bestaat, ook al kunnen de beslissingen afzonderlijk ten uitvoer worden gelegd en sluiten de rechtsgevolgen elkaar niet uit.
Derhalve dient de rechtbank aan de hand van deze maatstaf te onderzoeken of de vordering van Kuipers Transport in de hoofdzaak samenhangend is in de zin van artikel 28 Brussel I -Vo met die van JTG tegen Kuipers Logistics B.V. en CCBB Rotterdam B.V. voor het gerecht te Bologna.
4.6
De rechtbank laat de vraag of zodanige samenhang bestaat vooralsnog in het midden vanwege het volgende.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat Kuipers Logistics B.V. bij deze rechtbank een vordering tegen - onder meer - JTG aanhangig heeft gemaakt, welke vordering aanhangig is onder kenmerk 296267/ HA ZA 07-2927, dat die vordering soortgelijk is aan de onderhavige door Kuipers Transport in de hoofdzaak ingestelde vordering, dat JTG in die procedure een incident heeft opgeworpen wegens onder meer litispendentie met haar eerder genoemde vordering voor het gerecht te Bologna en dat deze rechtbank op 22 april 2009 vonnis heeft gewezen in dat incident waarin die vordering in het incident is afgewezen.
JTG zal in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de mogelijke gevolgen van dat vonnis voor haar incidentele vordering in de onderhavige zaak. Kuipers Transport zal in de gelegenheid worden gesteld daarop bij akte te reageren.
in het incident voorts en in de hoofdzaak
4.7
De rechtbank zal voor het overige iedere beslissing aanhouden.
5 De beslissing
De rechtbank,
in het incident
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 27 mei 2009 voor het nemen van een akte door JTG als bedoeld in rov. 4.6;
in het incident voorts en in de hoofdzaak
houdt voor het overige iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger.
Uitgesproken in het openbaar.
1295/1928