Zaak-/rolnummer: 328018 / HA ZA 09-941
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid XLEXIT CONSULTING B.V.,
gevestigd te Oldehove (gemeente Zuidhorn),
eiseres,
advocaat mr. E.T. van Dalen,
[gedaagde],
wonende te Berkel en Rodenrijs (gemeente Lansingerland),
gedaagde,
advocaat mr. M.W. Huijzer.
Partijen worden hierna aangeduid als "Xlexit" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- vonnis van deze rechtbank, sector kanton, van 20 maart 2009 en de daaraan ten grondslag liggen stukken, bij welk vonnis de kantonrechter de zaak op grond van artikel 71 Rv heeft verwezen naar de rol van 8 april 2009 van de sector civiel van deze rechtbank;
- akte tot vermeerdering van eis;
- antwoordakte;
- rolbeschikking van deze rechtbank van 6 mei 2009, waarbij is bepaald dat de vermeerdering van eis van Xlexit buiten beschouwing zal worden gelaten.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:
2.1 Tussen Xlexit en Docworks Archiving Solutions B.V. (hierna: Docworks) is een aannemingsovereenkomst tot stand gekomen. Uit hoofde van die overeenkomst heeft Xlexit een aantal facturen aan Docworks gezonden, die onbetaald zijn gebleven.
2.2 In de hier relevantie periode was [gedaagde] (via Docworks Holding B.V. en [bedrijf1]) middellijk bestuurder van Docworks.
2.3 In september 2007 heeft overleg plaatsgevonden tussen Xlexit en [gedaagde] over de openstaande facturen. In dit verband heeft [gedaagde] bij door hem ondertekende brief van 1 oktober 2007 het volgende aan Xlexit bericht:
“Hierbij verklaar ik dat ik persoonlijk garant sta voor alle nog openstaande facturen van Xlexit aan Docworks Archiving Solutions BV”
2.4 Op 18 december 2007 is Docworks failliet gegaan.
2.5 Bij brief van 25 april 2008 heeft (de advocaat van) [gedaagde] inhoudelijk verweer gevoerd tegen een aanmaning van Xlexit over te gaan tot betaling van een bedrag van € 45.291,40 vermeerderd met rente en kosten.
3 De vordering
De vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 5.000,= met rente en kosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Xlexit aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Uit hoofde van de in 2.1 genoemde aannemingsovereenkomst heeft Xlexit een bedrag van € 45.291,40 te vorderen van Docworks. Bij brief van 1 oktober 2007 heeft [gedaagde] zich voor voldoening van die vordering borg gesteld. Xlexit heeft aanspraak op nakoming van die borgstelling.
3.2 Xlexit heeft tevens buitengerechtelijke kosten moeten maken die voor vergoeding in aanmerking komen. Het gaat om een bedrag van € 1.500,=.
3.3 Ten slotte heeft Xlexit aanspraak op de wettelijke rente over het in 3.1 genoemde bedrag vanaf 1 oktober 2007.
3.4 Van het aldus totaal door [gedaagde] verschuldigde maakt Xlexit in deze procedure aanspraak op een bedrag van € 5.000,=, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Xlexit in de kosten van het geding.
[gedaagde] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 Tussen partijen is geen (geldige) borgtochtovereenkomst tot stand gekomen. In dit geval is sprake van een particuliere borgtocht als bedoeld in artikel 7:857 BW en voor de geldigheid daarvan is vereist dat een in geld uitgedrukt maximumbedrag is overeengekomen. Aan dat vereiste voldoet de brief van 1 oktober 2007 niet.
4.2 Xlexit heeft verzuimd in haar dagvaarding melding te maken van het haar bekende standpunt van [gedaagde]. Zij heeft aldus gehandeld in strijd met artikel 111 lid 3 Rv, hetgeen passende gevolgen dient te hebben.
5 De beoordeling
5.1 Xlexit heeft haar vordering gebaseerd op het bestaan van een overeenkomst van borgtocht tussen haar en [gedaagde], waartoe zij zich heeft beroepen op de brief van 1 oktober 2007 (zie onder 2.3). Bij conclusie van dupliek heeft [gedaagde] erkend dat die brief van hem afkomstig is. Gelet daarop en op de in de brief gebezigde bewoordingen, is de rechtbank van oordeel dat het bestaan van de borgtochtovereenkomst met de brief van 1 oktober 2007 voorshands bewezen is. [gedaagde] zou tot tegenbewijs kunnen worden toegelaten indien hij voldoende concrete feiten stelt die – zouden deze komen vast te staan – dit bewijs ontzenuwen. Dergelijke feiten heeft hij echter niet gesteld. Zijn verweer komt er op neer dat dat hij in de hier relevante periode “mogelijk geruststellende woorden” jegens Xlexit heeft geuit. Dat is onvoldoende feitelijk en concreet om tot tegenbewijs te kunnen worden toegelaten. Hieruit volgt dat het bestaan van een borgtochtovereenkomst tussen Xlexit en [gedaagde] in beginsel als vaststaand kan worden aangenomen.
5.2 Vervolgens rijst de vraag of die borgtochtovereenkomst geldig is. Ter betwisting van de geldigheid heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een particuliere borgtocht en dat niet is voldaan aan het daarvoor geldende vereiste dat een in geld uitgedrukt maximumbedrag is overeengekomen. De rechtbank overweegt als volgt.
5.3 Op grond van artikel 7:858 BW is een particuliere borgtocht slechts geldig voor zover een in geld uitgedrukt maximumbedrag is overeengekomen, indien het bedrag van de verbintenis van de hoofdschuldenaar op het tijdstip van het aangaan van de borgtocht niet vaststaat. Blijkens de wetsgeschiedenis strekt deze bepaling ertoe te bevorderen dat degene die een particuliere borgtocht aangaat, zich niet alleen van de aard doch ook van de omvang van het aanvaarde risico bewust is. Tegen die achtergrond is het volgende van belang. Bij dagvaarding heeft Xlexit gesteld dat Docworks (de hoofdschuldenaar) facturen tot een bedrag van € 45.291,40 onbetaald heeft gelaten. Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] op zichzelf erkend dat Xlexit uit hoofde van de aannemingsovereenkomst een vordering heeft op Docworks, zij het dat hij in dat verband heeft gesteld dat die vordering een bedrag van € 43.577,80 behelst. Bij conclusie van repliek heeft Xlexit vervolgens de desbetreffende facturen overgelegd. De meest recente factuur dateert van 30 september 2007, dat wil zeggen vóór de totstandkoming van de borgtocht. Alle facturen zijn blijkens hun aanhef gericht aan Docworks ter attentie van [gedaagde]. Bij conclusie van dupliek heeft [gedaagde] noch de juistheid van de facturen noch de stelling dat deze onbetaald zijn gebleven betwist. Uit dit alles moet naar het oordeel van de rechtbank volgen dat het bedrag van de verbintenis van Docworks als hoofdschuldenaar vaststond op het moment waarop de borgtochtovereenkomst is tot stand gekomen en dat dit bedrag voor [gedaagde] kenbaar was. Dat is voldoende voor de geldigheid van een particuliere borgtocht. Het ontbreken van een maximumbedrag in de brief van 1 oktober 2007 staat dus niet aan de geldigheid van de borgtochtovereenkomst in de weg.
5.4 Uit het voorgaande volgt dat voldaan is aan de voor een particuliere borgtocht geldende vereisten van artikel 7:858 BW (bedrag) en artikel 7:859 BW (geschrift). Om die reden kan in het in het midden blijven of in dit geval van een dergelijke particuliere borgtocht sprake is. Ook als dat zo is – hetgeen [gedaagde] stelt en Xlexit betwist – is de borgtocht immers rechtsgeldig overeengekomen. Zou niet van een particuliere maar van een ‘normale’ borgtocht sprake zijn, dan is de overeenkomst evenzeer rechtsgeldig. Voor een normale borgtocht gelden immers geen vormvereisten.
5.5 Volledigheidshalve merkt de rechtbank nog het volgende op. Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat de borgtocht niet geldig is op de grond dat hij in een aan de brief van 1 oktober 2007 voorafgaande email niet heeft gesproken van Docworks maar van een andere vennootschap, te weten Docworks Applications Solutions. Bij conclusie van dupliek is [gedaagde] niet meer op dit verweer teruggekomen, terwijl hij heeft erkend dat de brief van 1 oktober 2007 (waarin wel van Docworks sprake is) van hem afkomstig is. Om die reden neemt de rechtbank aan dat [gedaagde] het hier bedoelde verweer niet heeft gehandhaafd.
5.6 Uit het voorgaande volgt dat het gevorderde bedrag van € 5.000,= toewijsbaar is. Tussen partijen is kennelijk niet in geschil dat [gedaagde] per de datum van de dagvaarding in verzuim is. Dat betekent dat – zoals gevorderd – de wettelijke rente vanaf die datum toewijsbaar is.
5.7 Omdat aldus de gehele vordering zal worden toegewezen, kan het partijdebat over de verschenen rente vóór de datum van dagvaarding en over de buitengerechtelijke kosten buiten beschouwing blijven. Gesteld noch gebleken is immers dat Xlexit een in rechte te respecteren belang heeft bij een beslissing op die punten.
5.8 Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de proceskosten worden veroordeeld. In dat verband geldt het volgende. De inleidende dagvaarding van Xlexit is zeer summier. Zo heeft Xlexit gesteld dat zij niet bekend is met het inhoudelijk standpunt van [gedaagde]. Bij conclusie van repliek heeft zij erkend dat deze stelling onjuist is (zie ook 2.6). Aldus heeft Xlexit gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 111 lid 3 Rv, welk voorschrift voortvloeit uit artikel 21 Rv. Op grond van laatstgenoemde bepaling zijn partijen verplicht de voor de beslissing relevante feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Nu Xlexit deze verplichting heeft geschonden en niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan haar dit niet zou kunnen worden toegerekend, acht de rechtbank het geraden de tweede schriftelijke ronde bij de proceskostenveroordeling buiten beschouwing te laten.
6 De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Xlexit te betalen het bedrag van € 5.000,= (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW vanaf 4 september 2008 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Xlexit bepaald op € 313,= aan vast recht, op € 71,80 aan overige verschotten en op € 384,= aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling.
Uitgesproken in het openbaar.
1980/1581