ECLI:NL:RBROT:2009:BI8642

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
291797 / HA ZA 07-2335
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op volmacht en bewijslevering in civiele procedure

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 20 mei 2009 een vonnis gewezen in de zaak tussen de besloten vennootschap Het Motorhuis en Bosland Cars c.s. De kern van het geschil betreft de vraag of Bosland Cars c.s. kan worden gehouden aan betalingen die zijn gedaan door een derde, [getuige 1], aan Het Motorhuis. Bosland Cars c.s. heeft aangevoerd dat [getuige 1] de koopsommen van vier auto’s aan Het Motorhuis heeft betaald, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat Bosland Cars c.s. niet heeft bewezen dat deze betalingen daadwerkelijk zijn gedaan. De rechtbank heeft daarbij artikel 3:61 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek in overweging genomen, dat stelt dat een rechtshandeling in naam van een ander kan worden verricht, mits de wederpartij redelijkerwijs mocht aannemen dat er een toereikende volmacht was verleend. De rechtbank concludeert dat Bosland Cars c.s. niet heeft aangetoond dat [getuige 1] bevoegd was om namens Het Motorhuis betalingen in ontvangst te nemen. De getuigenverklaringen ondersteunen deze conclusie, aangezien zij aangeven dat [getuige 1] niet in dienst was van Het Motorhuis en geen volmacht had. De rechtbank wijst de vordering van Bosland Cars c.s. af en kent de gevorderde hoofdsom van € 6.300,- toe aan Het Motorhuis, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens worden de proceskosten aan de zijde van Het Motorhuis toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 291797 / HA ZA 07-2335
Uitspraak: 20 mei 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap B.V. HET MOTORHUIS,
gevestigd te Leiden,
eiseres,
advocaat mr. D.L.A. van Voskuilen,
- tegen -
1. de vennootschap onder firma BOSLAND CARS ROTTERDAM V.O.F.,
gevestigd te Rotterdam,
2. [gedaagde 2],
wonende te Rotterdam,
3. [gedaagde 3],
wonende te Rotterdam,
gedaagden,
advocaat mr. D.W.J. van Sikkelerus.
Eiseres wordt hierna aangeduid als “Het Motorhuis” en gedaagden gezamenlijk als
“Bosland Cars c.s.”.
1 Het verdere verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 11 juni 2008 en de daaraan ten grondslag liggende
processtukken;
- de processen-verbaal van getuigenverhoor;
- de door partijen na enquête genomen conclusies.
2 De verdere beoordeling
2.1 Bij voormeld vonnis is Bosland Cars c.s. toegelaten te bewijzen dat [getuige 1] de koopsommen van de vier auto’s waar het in deze zaak om gaat, aan Het Motorhuis heeft betaald. Subsidiair is Bosland Cars c.s. toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat [getuige 1] bevoegd was om namens
Het Motorhuis de betalingen in ontvangst te nemen.
2.2 Bosland Cars c.s. heeft in enquête als getuigen doen horen [getuige 1] en haar voormalig werknemer [getuige 2];
in contra-enquête heeft Het Motorhuis als getuigen doen horen [getuige 3], verkoper in dienst van Het Motorhuis, haar directeur [getuigeige 4] en haar voormalig verkoopleider
[getuige 5].
2.3 Eerst zal beoordeeld worden of Bosland Cars c.s. geslaagd is in het bewijs van de stelling dat [getuige 1] de koopsommen van de vier auto’s aan Het Motorhuis heeft betaald.
2.4 Bosland Cars c.s. is in dat bewijs niet geslaagd. De verklaring van [getuige 2] dat hij in de periode van oktober 2006 tot 1 mei 2008, waarin hij voor Bosland Cars c.s. werkte, een enkele keer heeft gezien dat [getuige 1] geldbedragen betaalde aan Het Motorhuis, biedt geen steun voor de te bewijzen stelling, omdat in het midden is gebleven op welke auto’s deze betalingen betrekking hebben gehad.
[getuige 1] heeft weliswaar verklaard dat hij de koopsom van auto’s altijd contant aan [getuige 3] en bij diens afwezigheid aan [getuige 5] of [getuige 4] betaalde en dat Bosland Cars c.s. alle via hem van Het Motorhuis betrokken auto’s heeft betaald, maar die verklaring wordt weersproken door de getuigen [getuige 3], [getuige 5] en [getuige 4], die allen hebben verklaard dat de koopsommen van de vier auto’s niet aan Het Motorhuis zijn betaald en dat [getuige 5] en [getuige 3] [getuige 1] daar meermalen op hebben aangesproken.
De enkele verklaring van [getuige 1], die, zoals in dit geding wel vaststaat, de koopsommen heeft ontvangen terwijl betwist wordt dat hij deze ook heeft afgedragen aan Het Motorhuis, weegt niet op tegen de andersluidende en consistente verklaringen van de in contra-enquête gehoorde getuigen. Op basis van uitsluitend de verklaring van [getuige 1] kan dan ook niet geoordeeld worden dat het bewijs is geleverd.
2.5 Omdat Bosland Cars c.s. niet heeft bewezen dat [getuige 1] de koopsommen van de betreffende auto’s heeft betaald aan Het Motorhuis, staat vervolgens ter beoordeling of Bosland Cars c.s. geslaagd is in het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de heer [getuige 1] bevoegd was om namens Het Motorhuis de betalingen in ontvangst te nemen.
2.6 Uit de getuigenverklaringen blijkt niet dat Het Motorhuis [getuige 1] uitdrukkelijk heeft gemachtigd om namens Het Motorhuis betalingen in ontvangst te nemen.
Evenmin bieden de getuigenverklaringen grond om aan te nemen dat sprake is van een stilzwijgende volmacht. In tegendeel, [getuige 1] heeft verklaard dat hij bemiddelde bij de verkoop van auto’s van Het Motorhuis aan onder anderen Bosland Cars c.s. en dat hij daarbij voor zichzelf optrad, terwijl [getuige 3] heeft verklaard dat [getuige 1] niet werkzaam was voor Het Motorhuis en dat Het Motorhuis [getuige 1] niet betaalde voor diens diensten, en [getuige 4] heeft verklaard dat [getuige 1] in de optiek van Het Motorhuis bij Bosland Cars c.s. hoorde. Gelet op het bovenstaande is Bosland Cars c.s. niet geslaagd in het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de heer [getuige 1] bevoegd was om namens Het Motorhuis de betalingen in ontvangst te nemen.
2.7 In de conclusie na enquête heeft Bosland Cars c.s. aangevoerd dat Het Motorhuis de schijn heeft gewekt dat [getuige 1] bevoegd was om namens Het Motorhuis betalingen in ontvangst te nemen en dat de gedragingen van [getuige 1], althans van Het Motorhuis, meebrengen dat een buitenstaander redelijkerwijs mag verwachten dat [getuige 1] voor
Het Motorhuis optreedt. Het eventueel ontbreken van een volmacht kan daarom niet aan Bosland Cars c.s. worden tegengeworpen. Bosland Cars c.s. doet hiermee een beroep op artikel 3:61 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW).
2.8 Op grond van artikel 3:61 lid 2 BW kan, indien een rechtshandeling in naam van een ander is verricht en de wederpartij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, jegens die wederpartij op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep worden gedaan. Voor toepassing van dit artikellid is dus vereist dat de wederpartij niet alleen redelijkerwijs heeft mógen aannemen dat er een bevoegdheid tot vertegenwoordiging bestond, maar dit ook daadwerkelijk hééft aangenomen. Bosland Cars c.s. heeft in dit verband slechts aangevoerd dat een buitenstaander op grond van gedragingen van [getuige 1] en Het Motorhuis redelijkerwijs mag verwachten dat [getuige 1] voor Het Motorhuis optreedt. Gesteld noch gebleken is dat Bosland Cars c.s. daadwerkelijk heeft aangenomen dat aan [getuige 1] een toereikende volmacht was verleend. Het beroep op artikel 3:61 lid 2 BW zal daarom worden verworpen.
2.9 Uit het voorgaande volgt dat Bosland Cars c.s. niet is geslaagd in de aan haar opgedragen bewijslevering en dat het beroep op artikel 3:61 lid 2 BW faalt.
Om die reden zal de door Het Motorhuis gevorderde hoofdsom van € 6.300,- worden toegewezen.
2.10 Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ad € 700,- zullen worden toegewezen. Uit de door Het Motorhuis overgelegde bewijsstukken blijkt immers dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
3 De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt Bosland Cars c.s. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Het Motorhuis te betalen het bedrag van € 7.000,- (zegge: zevenduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 2 BW over € 6.300,- vanaf 21 januari 2007 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt Bosland Cars c.s. in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van
Het Motorhuis bepaald op € 300,- aan vast recht, op € 70,85 aan overige verschotten en op € 1.728,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen.
Uitgesproken in het openbaar.
2108/196