ECLI:NL:RBROT:2009:BI7390

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
262431 / HA ZA 06-1590
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentiele vordering tot schorsing van Nederlandse procedure in verband met aanhangigheid van Franse procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een incidentele vordering tot schorsing van een Nederlandse procedure vanwege de aanhangigheid van een Franse procedure. De zaak draait om een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Gehold B.V. en Delta Shipping Services BV, waarbij Gehold een vordering heeft ingesteld in verband met een transport van cognac dat op 5 oktober 2005 heeft plaatsgevonden. De cognac werd vervoerd van Pons in Frankrijk naar Rotterdam, maar is onderweg gestolen. Gehold stelt dat zij niet aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door deze diefstal, en richt zich in haar vordering tegen Delta Shipping, die als opdrachtgever fungeerde, en andere betrokken partijen zoals Gevelco, Strathpine, Distillerie en ZAO GB Holding.

Delta Shipping heeft in haar incidentele vordering verzocht om schorsing van de procedure totdat er een definitieve uitspraak is gedaan in de Franse procedure die door Distillerie tegen haar is aangespannen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende internationale aspecten zijn in deze zaak, aangezien het transport van Frankrijk naar Nederland en verder naar Rusland plaatsvond. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de CMR van toepassing is op het internationale wegvervoer en dat er een samenloop is met de Brussel I-Vo, die de rechterlijke bevoegdheid regelt.

De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door Delta Shipping, waarbij de verdere beslissing is aangehouden. Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger op 20 mei 2009. De zaak is van belang voor de rechtsverhouding tussen de betrokken partijen en de toepassing van internationale verdragen in het kader van transportrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 262431 / HA ZA 06-1590
Uitspraak: 20 mei 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GEHOLD B.V.,
gevestigd te Klundert (gemeente Zevenbergen),
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
gedaagde in het incident,
advocaat mr. P.H.Ch.M. van Swaaij te Rotterdam,
- tegen -
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GEVELCO DISTRIPORT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
niet verschenen;
2. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging STRATHPINE ENTERPRISES LTD.,
gevestigd te Nicosia, Cyprus,
gedaagde,
niet verschenen;
3. de vennootschap naar het recht van de plaats van vestiging DISTILLERIE DE LA TOUR S.A.,
gevestigd te Pinthiers, Pons, Frankrijk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat J. van Noort te Rotterdam;
4. de vennootschap naar het recht van de plaats van vestiging ZAO “GB HOLDING VIN”,
gevestigd te Moskou, Rusland,
gedaagde,
niet verschenen;
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DELTA SHIPPING SERVICES BV,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
eiseres in het incident,
advocaat mr. H.T. Kernkamp te Rotterdam.
Eiseres in conventie wordt hierna aangeduid als "Gehold" en gedaagden (in conventie) als respectievelijk “Gevelco”, “Strathpine”, “Distillerie”, “Zao GB Holding Vin” en “Delta Shipping”.
1 Het verloop van het geding
1.1
Dit vonnis betreft slechts de zaak tussen Gehold en Delta Shipping.
1.2
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 6 februari 2006, met één productie;
- oproepingsexploot/herstelexploot d.d. 21 augustus 2006;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende incidenteel verzoek tot schorsing, alsmede voorwaardelijke conclusie van eis in reconventie, met drie producties;
- conclusie van antwoord in het incident, tevens conclusie van antwoord in reconventie.
2 Het geschil in de hoofdzaak in conventie
2.1
De vordering van Gevelco luidt dat de rechtbank bij vonnis voor recht verklaart primair dat
Gevelco, Strathpine, Distillerie, Zao GB Holding Vin en Delta Shipping gezamenlijk, althans Gevelco en/of Strathpine en/of Distillerie en/of Zao GB Holding Vin en/of Delta Shipping in een eventuele schadevordering jegens Gehold niet ontvankelijk zijn/is,
subsidiair, dat Gehold niet aansprakelijk is jegens Gevelco, Strathpine, Distillerie, Zao GB Holding Vin en Delta Shipping gezamenlijk, althans jegens Gevelco en/of Strathpine en/of Distillerie en/of Zao GB Holding Vin en/of Delta Shipping ter zake van de transportschade met betrekking tot de zending cognac van Frankrijk naar Rotterdam ter aflevering aan Strathpine onder CMR-vrachtbrief 993412 d.d. 5 oktober 2005,
meer subsidiair, dat Gehold niet verder aansprakelijk is jegens Gevelco, Strathpine, Distillerie, Zao GB Holding Vin en Delta Shipping gezamenlijk, althans jegens Gevelco en/of Strathpine en/of Distillerie en/of Zao GB Holding Vin en/of Delta Shipping dan tot het verschuldigde blijkens artikel 23 CMR, daaronder niet vallende de invoerrechten/accijnzen welke door ladingbelanghebbenden mogelijk verschuldigd zijn geworden of zullen worden als gevolg van de diefstal van de cognac,
alles met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Gevelco, Strathpine, Distillerie, Zao GB Holding Vin en Delta Shipping gezamenlijk, althans Gevelco en/of Strathpine en/of Distillerie en/of Zao GB Holding Vin en/of Delta Shipping in de kosten van het geding.
2.2
Gehold heeft hieraan de volgende stellingen - globaal weergegeven - ten grondslag gelegd:
- Gehold heeft in opdracht van Delta Shipping op of omstreeks 5 oktober 2005 het vervoer over de weg geregeld van een zending cognac in bulk met een totaalgewicht van 22.480 kg (hierna: de lading) van Pons in Frankrijk naar Rotterdam ter aflevering aan Gevelco, althans Strathpine;
- dit vervoer werd verricht onder CMR-vrachtbrief 993412 d.d. 5 oktober 2005, waarop ten onrechte Moskou als afleveradres is vermeld;
- de oplegger met daarin de lading is, op weg naar Rotterdam, na aankomst op een haventerrein in Antwerpen gestolen;
- voor de schade als gevolg van deze diefstal is Gehold niet, althans slechts beperkt, aansprakelijk op grond van artikel 17 lid 2 CMR (overmacht) respectievelijk artikel 23 CMR;
- Gehold richt haar vordering tegen Delta Shipping als haar opdrachtgever, Strathpine als ontvanger/geadresseerde en Gevelco, Distillerie en ZAO GB Holding als mogelijke eigenaren van of rechthebbenden op de lading in een andere zin.
3 Het geschil in het incident
3.1
De incidentele vordering van Delta Shipping luidt dat de rechtbank de onderhavige zaak schorst tot het moment dat in de hierna bedoelde procedure in Frankrijk een in kracht van gewijsde gegane beslissing zal zijn genomen.
3.2
Hieraan heeft Delta Shipping het volgende ten grondslag gelegd:
- met betrekking tot het onderhavige voorval is Distillerie een procedure begonnen tegen Delta Shipping voor de Rechtbank van Koophandel te Saintes, Frankrijk, omdat Delta Shipping volgens Distillerie aansprakelijk zou zijn voor de door Distillerie geleden schade;
- bij vonnis van 15 mei 2008 heeft deze rechtbank zich weliswaar onbevoegd verklaard van de vordering van Distillerie tegen Delta Shipping kennis te nemen, maar het is nog niet bekend of Distillerie van dit vonnis in hoger beroep zal gaan;
- zou de vordering van Distillerie uiteindelijk toch slagen, dan wenst Delta Shipping gebruik te maken van haar regresrecht zoals dat onder meer is geregeld in artikel 39 lid 4 CMR;
- onder de voorwaarde dat Delta Shipping uiteindelijk in Frankrijk toch wordt veroordeeld en Delta Shipping regres zal moeten nemen op Gehold stelt zij de hieronder genoemde eis in voorwaardelijke reconventie in;
- zolang de Franse procedure niet heeft geleid tot een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, is nog niet geheel duidelijk of Gehold iets verschuldigd is aan Delta Shipping en kan derhalve de in de onderhavige procedure gevorderde verklaring voor recht nog niet gegeven worden.
3.3
Gehold heeft de incidentele vordering gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot veroordeling van Delta Shipping in de kosten van het incident.
4 Het geschil in de hoofdzaak in voorwaardelijke reconventie
4.1
De vordering luidt dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar Gehold veroordeelt tot betaling aan Delta Shipping van al datgene waartoe Delta Shipping ter zake van het onderhavige transport mocht worden veroordeeld door het gerecht in Frankrijk, met inbegrip van rente en proceskosten, alles met veroordeling van Gehold in de kosten van de reconventie.
4.2
Naast hetgeen hierboven is vermeld onder 3.2 heeft Delta Shipping hieraan onder meer ten grondslag gelegd dat Gehold intern draagplichtig is jegens Delta Shipping en dus gehouden is Delta Shipping te vrijwaren.
5 De beoordeling van het geschil in het incident
5.1
Deze beoordeling betreft slechts de zaak tussen Gehold en Delta Shipping.
5.2
De incidentele vordering van Delta Shipping strekt niet tot onbevoegdverklaring van deze rechtbank. Evenmin heeft Delta Shipping in haar conclusie van antwoord in conventie de exceptie van onbevoegdheid van deze rechtbank opgeworpen.
5.3
Niet is in geschil dat tussen partijen sprake is van internationaal wegvervoer waarop van rechtswege de CMR van toepassing is.
5.4
Allereerst zal vastgesteld moeten worden of de rechtsverhouding tussen Gehold en Delta Shipping van internationale aard is dan wel dat deze een Nederlandse interne aangelegenheid betreft.
Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake van een internationale rechtsverhouding. Weliswaar is zowel Gehold als Delta Shipping in Nederland gevestigd, maar gelet op de omstandigheid dat de zending cognac door Gehold van Frankrijk naar Nederland vervoerd moest worden, dat vervoer deel uitmaakte van vervoer van Frankrijk naar Rusland en dat in verband met de verdwijning van de zending cognac een procedure bij het gerecht te Saintes, Frankrijk, aanhangig is waarin beide partijen en andere internationale partijen gedagvaard zijn, heeft deze zaak voldoende internationale aspecten om van een internationale rechtsverhouding te kunnen spreken.
5.5
Aangezien sprake is van een handelszaak met een internationaal karakter, valt de rechtsverhouding tussen Gehold en Delta Shipping onder het toepassingsbereik van de Brussel I-Vo.
Er is derhalve sprake van samenloop van de Brussel I- Vo en de CMR.
5.6
In artikel 71 lid 1 Brussel I-Vo is bepaald dat die verordening onverlet laat een verdrag dat ten aanzien van een bijzonder onderwerp de rechterlijke bevoegdheid en/of de erkenning en tenuitvoerlegging regelt. De CMR, waarbij zowel Frankrijk als Nederland partij is, regelt het bijzondere onderwerp van het grensoverschrijdende wegvervoer en bevat regels inzake de rechterlijke bevoegdheid. De samenloopbepaling van artikel 71 Brussel I-Vo sluit de toepassing van die verordening ten gunste van de CMR slechts uit in de gevallen die de CMR regelt en niet in de gevallen die dat verdrag niet regelt; vgl. HvJEG 6 december 1994, NJ 1995, 659 - "Tatry" ten aanzien van artikel 57 lid 1 Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Verdrag), de voorloper van artikel 71 lid 1 Brussel I-Vo.
5.7
De onderhavige procedure gaat tussen enerzijds Gehold en anderzijds een aantal gedaagden, onder wie Delta Shipping, terwijl de Franse procedure een procedure is tussen enerzijds Distillerie en anderzijds een aantal gedaagden, onder wie Delta Shipping en Gehold. Er is in ieder geval in zoverre geen sprake van dezelfde partijen dat Delta Shipping en Gehold niet in de beide procedures elkaars wederpartij vormen.
5.8
De vraag rijst nu of, zoals de rechtbank de vordering van Delta Shipping tot schorsing begrijpt mede in te houden, aanhouding dient te volgen wegens samenhang van de onderhavige procedure met de Franse procedure.
5.9
De CMR bevat geen regeling met betrekking tot samenhangende vorderingen zonder meer.
Artikel 28 Brussel I-Vo bevat wel een regeling voor samenhangende vorderingen. Vorderingen zijn samenhangend in de zin van artikel 28 Brussel I-Vo indien tussen de vorderingen een zodanig nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting onverenigbare beslissingen worden gegeven (zie artikel 28 lid 3 Brussel I - Vo).
Het Hof van Justitie heeft in eerdergenoemd arrest in de “Tatry”-zaak aangegeven dat het begrip ‘samenhang’ van artikel 22 sub 3 EEX-verdrag, de min of meer gelijkluidende voorloper van artikel 22 lid 1 en lid 3 Brussel I-Vo ruim moet worden uitgelegd en alle gevallen moet omvatten waarin er gevaar voor tegenstrijdige beslissingen bestaat, ook al kunnen de beslissingen afzonderlijk ten uitvoer worden gelegd en sluiten de rechtsgevolgen elkaar niet uit.
Derhalve dient de rechtbank aan de hand van deze maatstaf te onderzoeken of de vordering van Gehold tegen Delta Shipping in de onderhavige procedure samenhangend is in de zin van artikel 28 Brussel I -Vo met de vordering van Distillerie tegen (onder meer) Gehold en Delta Shipping in de Franse procedure.
5.1
Tussen partijen is niet in geschil dat de vordering van Distillerie tegen (onder meer) Gehold en Delta Shipping in de Franse procedure eerder aanhangig was dan de vordering van Gehold in de onderhavige hoofdzaak. Tussen partijen is niet gedebatteerd over de vraag of de vordering van Gehold tegen Delta Shipping in de onderhavige hoofdzaak en die van Distillerie tegen (onder meer) Gehold en Delta Shipping in de Franse procedure samenhangend zijn in de zin van artikel 28 Brussel I-Vo. Daartoe dienen partijen in de gelegenheid te worden gesteld. De zaak zal hiertoe dan ook naar de rol worden verwezen voor het nemen van een akte, eerst door Delta Shipping.
5.11
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
6 De beslissing
De rechtbank,
in het incident
verwijst de zaak naar de rol van 17 juni 2009 voor het nemen van een akte door Delta Shipping als vermeld in rov. 5.10,
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de hoofdzaak
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger.
Uitgesproken in het openbaar.
901/1928