ECLI:NL:RBROT:2009:BI7390
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Incidentiele vordering tot schorsing van Nederlandse procedure in verband met aanhangigheid van Franse procedure
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een incidentele vordering tot schorsing van een Nederlandse procedure vanwege de aanhangigheid van een Franse procedure. De zaak draait om een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Gehold B.V. en Delta Shipping Services BV, waarbij Gehold een vordering heeft ingesteld in verband met een transport van cognac dat op 5 oktober 2005 heeft plaatsgevonden. De cognac werd vervoerd van Pons in Frankrijk naar Rotterdam, maar is onderweg gestolen. Gehold stelt dat zij niet aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door deze diefstal, en richt zich in haar vordering tegen Delta Shipping, die als opdrachtgever fungeerde, en andere betrokken partijen zoals Gevelco, Strathpine, Distillerie en ZAO GB Holding.
Delta Shipping heeft in haar incidentele vordering verzocht om schorsing van de procedure totdat er een definitieve uitspraak is gedaan in de Franse procedure die door Distillerie tegen haar is aangespannen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende internationale aspecten zijn in deze zaak, aangezien het transport van Frankrijk naar Nederland en verder naar Rusland plaatsvond. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de CMR van toepassing is op het internationale wegvervoer en dat er een samenloop is met de Brussel I-Vo, die de rechterlijke bevoegdheid regelt.
De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door Delta Shipping, waarbij de verdere beslissing is aangehouden. Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger op 20 mei 2009. De zaak is van belang voor de rechtsverhouding tussen de betrokken partijen en de toepassing van internationale verdragen in het kader van transportrecht.