ECLI:NL:RBROT:2009:BI7363
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident tussen Petron Emirates Contracting & Manufacturing Co. L.L.C. en NEM B.V. inzake Montage- en Fabricagecontracten
In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een bevoegdheidsincident tussen Petron Emirates Contracting & Manufacturing Co. L.L.C. (hierna: Petron) en NEM B.V. (hierna: NEM). De rechtbank heeft op 6 mei 2009 uitspraak gedaan in een geschil dat voortvloeit uit twee overeenkomsten van onderaanneming die door beide partijen zijn gesloten voor verschillende onderdelen van hetzelfde project. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen die voortvloeien uit het Fabricagecontract, terwijl zij wel bevoegd blijft voor de vorderingen die voortvloeien uit het Montagecontract.
De zaak is ontstaan na een tussenvonnis van 21 januari 2009, waarin de rechtbank al enkele belangrijke punten had vastgesteld. Tijdens een comparitie op 23 april 2009 hebben partijen hun standpunten verder toegelicht. NEM heeft betoogd dat de geschillen tussen haar en Petron door arbitrage moeten worden beslecht, terwijl Petron aanvoert dat de rechtbank Rotterdam bevoegd is op basis van de jurisdictieclausule in het Montagecontract. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de jurisdictieclausule in het Montagecontract prevaleert boven de arbitragebepaling in de General conditions NEM.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het Montagecontract door Frans recht wordt beheerst, terwijl het Fabricagecontract onder Nederlands recht valt. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de rechtbank onbevoegd is ten aanzien van de vorderingen onder het Fabricagecontract, maar bevoegd blijft voor de vorderingen onder het Montagecontract. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien het feit dat beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld. De zaak zal worden verwezen naar de rolzitting voor het nemen van een conclusie van antwoord, waarbij de rechtbank elke verdere beslissing aanhoudt.