ECLI:NL:RBROT:2009:BI6312

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
282770 / HA ZA 07-1105
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strijd met goede procesorde en vereisten voor cessie in financiële overeenkomsten

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2009, gaat het om een geschil tussen Quarré Nederland B.V. en Rijnmond Hypotheekwijzer B.V. over de rechtsgeldigheid van een cessie van vorderingen. Quarré vorderde betaling van een bedrag van € 33.789,31 van Hypotheekwijzer, terwijl Hypotheekwijzer zich verweerde door te stellen dat er geen rechtsverhouding bestond tussen hen en dat de cessie niet rechtsgeldig was. De rechtbank oordeelde dat Quarré in strijd met de goede procesorde had gehandeld door de koopovereenkomst, die de basis vormde voor haar vordering, pas op een laat moment in de procedure over te leggen. Dit maakte het voor Hypotheekwijzer onmogelijk om adequaat te reageren op de vordering. Bovendien voldeed de overeenkomst niet aan de vereisten van artikel 3:94 lid 1 BW, wat betekent dat de cessie niet rechtsgeldig was. De rechtbank wees de vordering van Quarré af en veroordeelde haar in de proceskosten. Hypotheekwijzer had een voorwaardelijke reconventionele vordering ingesteld, die eveneens werd afgewezen omdat de vordering in conventie niet was toegewezen. De proceskosten aan de zijde van Hypotheekwijzer werden begroot op € 1.873,00, terwijl de kosten aan de zijde van Quarré op € 894,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van relevante documenten in civiele procedures en de noodzaak om aan de formele vereisten voor cessie te voldoen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 282770 / HA ZA 07-1105
Vonnis van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid QUARRÉ NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J. Slager,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RIJNMOND HYPOTHEEKWIJZER B.V.,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J.G.M. Roijers.
Partijen zullen hierna Quarré en Hypotheekwijzer genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie
- de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende akte tot vermeerdering van eis en conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in voorwaardelijke reconventie
- de conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie.
2. De feiten
2.1. Quarré is een franchise-organisatie en ontwikkelt, in samenspraak met banken en hypotheekbanken, financiële producten. Die producten worden onder andere door zes Quarré regiokantoren verkocht. Een regiokantoor onderhoudt de contacten tussen de tussenpersonen en de geldverstrekkers.
Quarré Rijnmond, hierna: Rijnmond, later Hypotorium B.V. geheten, was een dergelijk regiokantoor. Hypotheekwijzer was een tussenpersoon van Quarré. Hypotheekwijzer verleent bemiddeling bij het tot stand brengen en sluiten van verzekeringsovereenkomsten en bij het aantrekken en verstrekken van geldleningen en andere financieringen.
2.2. Een tussenpersoon ontvangt een provisie voor een afgesloten product. De provisie van de hypothecaire geldleningen wordt bij wijze van voorschot aan de tussenpersoon betaald. In het geval de hypothecaire geldlening vroegtijdig, voor afloop van een periode van 120 maanden, wordt ingelost, dan moet de tussenpersoon het voorschot terugbetalen.
2.3. Rijnmond en Hypotheekwijzer hebben op 4 maart 2003 een zogenaamde tussenpersoon overeenkomst, hierna: de overeenkomst, gesloten. In die overeenkomst is het volgende, voor zover hier van belang, bepaald:
“Artikel 5 – Financiële aspecten
5.1 De voldoening van de financiële rechten en verplichtingen tussen de Tussenpersoon en Quarré Kantoor geschiedt door middel van verrekening in rekening-courant, waarvan Quarré Kantoor maandelijks een overzicht wordt verstrekt.
5.2 De Tussenpersoon kan tot vier weken na de verzenddatum van een
rekening-courant overzicht schriftelijk bezwaar maken tegen de daarin opgenomen boekingen, bij gebreke waarvan Partijen worden geacht akkoord te gaan met het overzicht. Bij onenigheden met betrekking tot boekingen geldt de administratie van Quarré Kantoor als bindend voor Partijen.
5.3 In de rekening-courant verhouding wordt het direct beschikbare provisiebedrag van de desbetreffende maand vastgesteld. Dit bedrag wordt, indien er volgens de geldende provisieregeling sprake is van een verdienperiode, in beginsel als voorschot uitbetaald en moet gedurende de resterende looptijd (in maanden nauwkeurig) van de betreffende verzekering of geldlening worden afgelost met het bedrag van de periodiek verdiende provisie. Een niet (aldus) afgelost voorschot dient te worden terugbetaald, hetgeen in de rekening-courant zal worden verwerkt. Quarré Kantoor is bevoegd, na schriftelijke mededeling aan de Tussenpersoon, het direct beschikbare provisiebedrag naar beneden aan te passen.
5.4 Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 14 dagen na dagtekening van het rekening-courant overzicht zal Quarré Kantoor zorgdragen voor overmaking (al dan niet door verrekening) van het aan de Tussenpersoon toekomende saldo. (…)”
2.4. De overeenkomst is eind 2003 met wederzijds goedvinden beëindigd.
2.5. Op 11 december 2003 heeft Rijnmond aan Hypotheekwijzer het volgende geschreven:
“Zoals vorige maand schriftelijk aan u is medegedeeld heeft u nog zeven jaarlijkse termijnen tegoed van € 7.872,70 in totaal € 55.108,92. Dit tegoed zal verrekend worden met van uw zijde verschuldigde (niet verdiende) retourprovisies.
Volgens de UL provisie lijst van november is de polis van [persoon 1] beëindigd vanwege grote achterstanden en is derhalve retourprovisie verschuldigd. Daarnaast was de polis van Vellekoop door ons voorgeschoten en al uitbetaald op 25-08-2003. Het nieuwe totaal bedrag wordt na verrekening van € 2.013,98 nu € 53.094,94:7=€ 7.584,99 wordt het nieuwe jaarlijkse bedrag.
Om het niet administratief moeilijker te maken betalen we de volgende 6 posten uit waarmee een totaal bedrag is gemoeid van € 7.611,85 iets meer dan de beoogde € 7.584,99 (…)
Het bedrag van € 7.611,85 is heden overgemaakt. (…)”
2.6. Bij brief van 28 april 2004 heeft Hypotheekwijzer Rijnmond gesommeerd de nog door haar te ontvangen provisie vóór 6 mei 2004 te voldoen.
2.7. Bij brief van 29 maart 2007 heeft Quarré bij Rijnmond aangedrongen op spoedige betaling van het openstaande bedrag: “In vervolg op eerdere correspondentie en eerdere verstuurde aanmaningen in het kader van door u aan ons verschuldigde provisie meld ik u het volgende.
De achterstand is inmiddels behoorlijk opgelopen en bedraagt op dit moment € 30.662,84. (…) Het is u bekend dat u de door u aan het Quarre regiokantoor Rijnmond verschuldigde retourprovisie moet betalen aan Quarre Nederland. (…)” Aan deze brief zijn onder meer een ongedateerde verklaring van Rijnmond gehecht alsmede een brief van Rijnmond van
28 november 2006 aan Quarré. In de verklaring is het volgende opgenomen:
“Hypotorium B.V., voorheen Quarré Rotterdam B.V. en h.o.d.n. Quarré Rijnmond, thans gevestigd te Alphen aan de Rijn, verklaart bij deze dat zij op 1 februari 2005 haar gehele portefeuille, inclusief de vorderingen op tussenpersonen, wegens verschuldigde retourprovisie, ook wel genoemd “nog-niet-verdiende-provisie”, heeft overgedragen en geleverd aan de besloten vennootschap Quarré Nederland B.V. gevestigd te Houten.
De tussenpersonen van Hypotorium B.V. (…) dienen dan ook de verschuldigde retourprovisie, ook wel genoemd “nog-niet-verdiende-provisie”, verschuldigd vanaf
1 februari 2005, niet meer aan Hypotorium B.V. te betalen, maar rechtstreeks aan Quarré Nederland B.V. gevestigd te Houten.” Deze verklaring is enkel ondertekend namens Rijnmond.
In de brief van 28 november 2006 staat het volgende:
“In aanvulling op onze brief d.d. 31 juli 2006 gericht aan de advocaat van Rijnmond Hypotheekwijzer meld ik naar aanleiding van de laatste alinea het volgende. De vordering waarover in de laatste alinea wordt gesproken (verschuldigde retourprovisie) is Rijnmond Hypotheekwijzer deze nu verschuldigd aan Quarré Nederland en niet aan Hypotorium BV (voorheen Quarré Rotterdam BV h.o. Quarré Rijnmond). Dit aangezien deze vordering door ons is overgedragen aan Quarré Nederland. Wij zullen deze vordering derhalve niet zelf meer invorderen bij Rijnmond Hypotheekwijzer.”
3. De vordering in conventie
3.1. Quarré vordert, na vermeerdering van eis, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Hypotheekwijzer zal veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 33.789,31, te vermeerderen met de wettelijke vertragingsrente vanaf 1 april 2007, althans vanaf 13 april 2007, alsmede om aan haar te betalen een bedrag van € 1.158,-- aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van Hypotheekwijzer in de kosten van de procedure, de beslagkosten daaronder begrepen.
3.2. Quarré legt, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de volgende stellingen ten grondslag aan haar vordering. Quarré heeft bij koopovereenkomst van 13 april 2006 de portefeuille van Hypotheekwijzer inclusief het terugboekrisico van Rijnmond gekocht, zulks met terugwerkende kracht tot 1 februari 2005. Van deze levering is mededeling gedaan aan Hypotheekwijzer.
Vanwege vroegtijdige inlossing van de hypothecaire leningen moet Hypotheekwijzer het zogenaamde nog-niet-verdiende-deel van de, bij wijze van voorschot uitbetaalde, hypotheekprovisies terugbetalen. De vordering op Hypotheekwijzer bedraagt in verband met de terugbetaling van het nog-niet-verdiende-deel van de hypotheekprovisie een bedrag van
€ 33.177,71. De wettelijke rente tot eind maart 2007 bedraagt € 611,60. Krachtens artikel 5.5 van de overeenkomst zijn alle kosten verband houdende met eventuele incassomaatregelen voor rekening van Hypotheekwijzer. Quarré heeft buitengerechtelijke kosten moeten maken voor een bedrag van € 1.158,--.
4. Het verweer in conventie
4.1. Hypotheekwijzer concludeert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Quarré niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, althans haar vordering zal afwijzen, met veroordeling van Quarré in de kosten van deze procedure.
4.2. Hypotheekwijzer voert als verweer het volgende aan. Er bestaat geen rechtsverhouding tussen Hypotheekwijzer en Quarré. Quarré noch Rijnmond heeft mededeling gedaan van de overdracht van de portefeuille. Hypotheekwijzer heeft geen toestemming gegeven voor contractsoverneming ex artikel 6:159 BW. Er is ook niet gebleken van cessie. Als daarvan echter sprake zou zijn, dan doet Hypotheekwijzer een beroep op verrekening met het bedrag van € 53.094,94 dat door Rijnmond aan haar verschuldigd is uit hoofde van de overeenkomst.
Quarré en Rijnmond hebben Hypotheekwijzer na 3 mei 2004 niet meer op de hoogte gesteld van betalingsachterstanden, terwijl Hypotheekwijzer ook geen kopieën van aanmaningen aan haar klanten heeft ontvangen. Zij kon na eind 2003 geen beheer meer voeren op de portefeuille. Hypotheekwijzer is dan ook niets verschuldigd aan Quarré.
5. De vordering in voorwaardelijke reconventie
5.1. Onder de voorwaarde dat de vordering van Quarré geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen, vordert Hypotheekwijzer dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Quarré zal veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 53.094,94, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2003, met veroordeling van Quarré in de kosten van de procedure.
5.2. Hypotheekwijzer legt, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten en hetgeen in conventie naar voren is gebracht, de volgende stellingen ten grondslag aan haar vordering. Indien en voor zover de vordering van Quarré geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen, vordert Hypotheekwijzer een bedrag van € 53.094,94 uit hoofde van de rekening-courantverhouding tussen haar en Rijnmond. Het gaat hier om nog uit te betalen afsluitprovisies die Rijnmond aan Hypotheekwijzer verschuldigd is. Uit de brief van Rijnmond van 11 december 2003 aan Hypotheekwijzer blijkt dat Rijnmond op die datum genoemd bedrag verschuldigd was aan Hypotheekwijzer. Conform artikel 5.1 van de overeenkomst behoort de voldoening van de financiële rechten en verplichtingen tussen de tussenpersoon en Rijnmond door middel van verrekening in rekening-courant te geschieden, waarvan door Rijnmond maandelijks een overzicht aan de tussenpersoon werd verstrekt. Op grond van artikel 5.4 was Rijmond gehouden om zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 14 dagen na dagtekening van het laatste rekening-courantoverzicht in december 2003 zorg te dragen voor overmaking van het aan Hypotheekwijzer toekomende saldo.
6. Het verweer in voorwaardelijke reconventie
6.1. Quarré concludeert dat de rechtbank bij vonnis Hypotheekwijzer niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, althans haar vordering zal afwijzen, met veroordeling van Hypotheekwijzer in de kosten van deze procedure.
6.2. Quarré voert als verweer het volgende aan. Na december 2003 zijn de terugboekvorderingen wegens vroegtijdige inlossingen enorm gestegen waardoor de terugboekvorderingen op Hypotheekwijzer blijven oplopen. In december 2006 had Hypotheekwijzer dan ook nog slechts recht op een bedrag van € 4.647,72. Aldus resteerde op dat moment nog een vordering van Quarré op Hypotheekwijzer van € 17.571,94. Echter, ook nadien zijn de vroegtijdige inlossingen doorgegaan. Na verrekening heeft Hypotheekwijzer niets meer van Quarré te vorderen. Mocht worden geoordeeld dat verrekening niet is toegestaan, dan dient de vordering van Quarré in conventie evenredig te worden verhoogd met de reconventionele vordering van Hypotheekwijzer omdat die is gebaseerd op verrekening.
7. De beoordeling
in conventie
7.1. Quarré heeft bij conclusie van repliek verduidelijkt dat de grondslag voor haar vordering op Hypotheekwijzer is gelegen in cessie van de vordering van Rijnmond op Hypotheekwijzer aan haar. Hypotheekwijzer heeft betwist dat een rechtsgeldige cessie van de vordering van Rijnmond op haar tot stand is gekomen.
7.2. Zowel het opmaken van een authentieke of onderhandse akte van cessie als de mededeling van dit feit zijn constitutieve vereisten voor de levering van een vorderingsrecht als in geding. Quarré heeft gesteld dat zij op 13 april 2006 met terugwerkende kracht tot
1 februari 2005 de gehele portefeuille, inclusief de vorderingen op tussenpersonen, van Rijnmond heeft gekocht. Er zou volgens haar een koopovereenkomst bestaan van die datum. Die koopovereenkomst is echter eerst door haar overgelegd bij conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie, derhalve op een moment in de procedure dat Hypotheekwijzer daarop niet meer heeft kunnen reageren. Bovendien heeft Quarré aan haar vordering in conventie ten grondslag gelegd dat sprake is van cessie, zodat het overleggen van bedoelde koopovereenkomst in reconventie strikt genomen onjuist is. Geoordeeld wordt dan ook dat Quarré in strijd met een goede procesorde heeft gehandeld door de koopovereenkomst op een te laat moment in de procedure in het geding te brengen. Daar komt nog bij dat in het wettelijk stelsel van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is neergelegd dat partijen verplicht zijn om in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure alle voor de procedure van belang zijnde feiten, stellingen en verweren volledig en zoveel mogelijk onderbouwd aan te dragen, opdat met voortvarendheid kan worden geprocedeerd en de wederpartij weet waartegen hij zich moet verweren. Aan die verplichting heeft Quarré niet voldaan.
Het had voor de hand gelegen dat Quarré de koopovereenkomst ofwel reeds bij dagvaarding, dan wel uiterlijk bij conclusie van repliek in het geding had gebracht aangezien Hypotheekwijzer in punt 19 van de conclusie van antwoord reeds het verweer had opgeworpen dat niet is gebleken dat aan de formele wettelijke vereisten voor het succesvol bewerkstelligen van de cessie is voldaan. Volgens haar was geen mededeling van de cessie aan haar gedaan en is zij ook niet bekend met een authentieke of onderhandse akte als onderliggend stuk van de cessie.
Nu de koopovereenkomst niet tijdig door Quarré in het geding is gebracht, kon door Hypotheekwijzer niet worden nagegaan of die overeenkomst doet blijken dat die tot levering van de erin bedoelde vorderingen is bestemd.
7.3. Ten overvloede wordt hieraan nog toegevoegd dat uit de koopovereenkomst van
13 april 2006 niet blijkt dat de vordering van Rijnmond op Hypotheekwijzer behoort tot de door Quarré van Rijnmond overgenomen portefeuille. Immers, in de considerans is slechts opgenomen dat onder het begrip “portefeuille” de gegevens van de samenwerkende tussenpersonen vallen, zonder dat in de overeenkomst zelf is aangeduid welke die samenwerkende tussenpersonen zijn. Of Hypotheekwijzer, met wie de overeenkomst reeds eind 2003 was beëindigd, tot die samenwerkende tussenpersonen behoorde, valt derhalve niet vast te stellen. De koopovereenkomst voldoet op dat punt dan ook niet aan de vereisten van artikel 3:94 lid 1 BW. Daar komt nog bij dat Rijnmond bij brief aan de raadsman van Hypotheekwijzer van 31 juli 2006 (productie 7 bij conclusie van antwoord in conventie), derhalve enkele maanden na de koopovereenkomst, het volgende heeft geschreven:
“(…) Van een overdracht van de portefeuille is ons verder niets bekend. De consequenties welke vloeien uit het besluit tot het totaal niet onderhouden van de portefeuille komen daarmee niet anders dan voor rekening van uw cliënte zelf. (artikel 7.3) Wij wijzen uw cliënt op de verschuldigde retourprovisie welke wij van haar nog moeten ontvangen en zien deze graag binnen 2 weken op onze rekening bijgeschreven anders zien wij ons genoodzaakt haar in rechte te betrekken. (…)” Deze brief is ondertekend door [persoon 2] namens Rijnmond die ook de koopovereenkomst van 13 april 2006 mede heeft ondertekend.
Door Hypotheekwijzer is voorts nog overgelegd een brief van Quarré van 20 juli 2006 aan de raadsman van Hypotheekwijzer (productie 1 bij conclusie van dupliek in conventie) waarin Hypotheekwijzer wordt doorverwezen naar Rijnmond:
“(…) In de eerste zin van uw brief en in de aanhef geeft u reeds aan dat het mogelijke conflict de partijen De Hypotheekwijzer BV en Quarré Rijnmond betreft. Uw schrijven is echter gericht aan Quarré Nederland. Quarré Rijnmond is een zelfstandige rechtspersoon en voor deze zaak dient u zich dus rechtstreeks te wenden tot Quarré Rijnmond. Quarré Nederland heeft geen samenwerkingsovereenkomst met uw cliënt. (…)”
Beide brieven duiden er op dat in juli 2006 nog geen sprake was van overdracht van de portefeuille door Rijnmond aan Quarré. Weliswaar heeft Quarré bij conclusie van dupliek in reconventie betoogd dat in de brief van Quarré van 20 juli 2006 slechts wordt gereageerd op de vordering van 2003, maar daarbij gaat Quarré er aan voorbij dat Hypotheekwijzer bij die brief op dat moment wordt doorverwezen voor financiële kwesties naar Hypotheekwijzer. Dat strookt uiteraard niet met de stellingname dat reeds in april 2006 de gehele portefeuille, dus inclusief de vorderingen op de tussenpersoon en vice versa, is overgedragen door Hypotheekwijzer aan Quarré. Voorts heeft Quarré bij conclusie van dupliek in reconventie betoogd dat in de brief van 31 juli 2006 van Rijnmond slechts is gereageerd op de brief van de raadsman van Hypotheekwijzer van 18 juli 2006. Daarmee miskent Quarré dat Rijnmond bij die brief aanspraak maakt op retourprovisie van Hypotheekwijzer, welke aanspraak evenmin past bij de stellingname dat de portefeuille is overgedragen.
7.4. Voor zover Quarré nog heeft willen betogen dat de verklaring van Rijnmond, geciteerd in rechtsoverweging 2.7., geacht moet worden een akte te zijn in de zin van artikel 3:94 lid 1 BW, wordt aan dit betoog voorbijgegaan nu die verklaring slechts een mededeling van overdracht behelst en niet kan worden beschouwd als een akte bestemd tot levering van de erin bedoelde vordering. Daarmee kan die verklaring niet worden beschouwd als een onderhandse akte in de zin van artikel 3:94 lid 1 BW.
Geoordeeld wordt dan ook dat Quarré, tegenover de gemotiveerde betwisting door Hypotheekwijzer dat sprake is van een rechtsgeldige cessie, onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat de vordering van Rijnmond op Hypotheekwijzer rechtsgeldig is overgegaan op Quarré. Dit betekent dat de vordering van Quarré zal worden afgewezen.
7.5. Quarré zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Hypotheekwijzer worden begroot op:
- vast recht € 715,00
- salaris advocaat € 1.158,00 (2 punten x tarief € 579,00)
Totaal € 1.873,00
in voorwaardelijke reconventie
7.6. Nu de vordering van Hypotheekwijzer voorwaardelijk is ingesteld, namelijk slechts voor het geval in conventie zou worden geoordeeld dat de vordering van Rijnmond op Hypotheekwijzer rechtsgeldig is overgedragen aan Quarré, en de vordering in conventie afstuit op het ontbreken van een rechtsgeldige cessie, behoeft de vordering in reconventie geen bespreking. Deze vordering zal worden afgewezen.
7.7. Hypotheekwijzer zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Aangezien de reconventie voortvloeit uit het verweer, wordt op de helft van de punten gewaardeerd als de conventie. De kosten aan de zijde van Quarré worden begroot op:
- salaris advocaat € 894,00 (2 punten x tarief € 894,00 : 2)
Totaal € 894,00
8. De beslissing
De rechtbank
in conventie
8.1. wijst de vordering af,
8.2. veroordeelt Quarré in de proceskosten, aan de zijde van Hypotheekwijzer tot op heden begroot op € 1.873,00,
8.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in voorwaardelijke reconventie
8.4. wijst de vordering af,
8.5. veroordeelt Hypotheekwijzer in de proceskosten, aan de zijde van Quarré tot op heden begroot op € 894,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk. Ondertekend en uitgesproken in het openbaar op 22 april 2009 door mr. C. Bouwman.
KH/CH