ECLI:NL:RBROT:2009:BI6304

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
291389/ HA ZA 07-2276
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding uit hoofde van goederentransportverzekering na schimmelvorming tijdens transport

In deze zaak vorderden de eiseressen, Koolwijk Expeditie B.V., Paget Trading Ltd. en Top-Imex SAS, schadevergoeding van de gedaagde, Allianz Nederland Schadeverzekering N.V., op basis van een goederentransportverzekering. De eiseressen stelden dat tijdens het transport van 27.000 gereedschapskoffers van China naar Rotterdam schade was ontstaan door schimmelvorming, en dat de gedaagde gehouden was om hen schadeloos te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade niet het gevolg was van een verzekerd voorval, maar eerder te wijten was aan een eigen gebrek van de koffers zelf. De rechtbank oordeelde dat de eiseressen niet voldoende hadden aangetoond dat zij een verzekerd belang hadden onder de polis, en dat de schade niet was ontstaan tijdens de verzekerde reis. De rechtbank verwierp het verweer van de gedaagde dat de schade het gevolg was van een eigen gebrek of de aard van de gereedschapskoffers zelf. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseressen af en veroordeelde hen in de kosten van de procedure. De uitspraak vond plaats op 18 februari 2009.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 291389/ HA ZA 07-2276
Uitspraak: 18 februari 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de besloten vennootschap KOOLWIJK EXPEDITIE B.V.,
gevestigd te Bergambacht,
2. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging PAGET TRADING LTD.,
gevestigd te Bermuda, Singapore.
3. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging TOP-IMEX SAS,
gevestigd te Valbonne, Frankrijk,
eiseressen,
advocaat mr. E.A. Bik,
- tegen -
de naamloze vennootschap ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. B.S. Jansen.
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende stukken:
? de dagvaarding van 2 juni 2007 en de producties 1 tot en met 7;
? de conclusie van antwoord, met productie 1;
? de conclusie van repliek, met de producties 8a tot en met 10;
? de conclusie van dupliek, met de producties 2 tot en met 5;
? de akte pleidooi van eiseres, met productie;
? de akte pleidooi van gedaagde;
? de antwoordakte pleidooi van eiseres;
? de antwoordakte pleidooi van gedaagde.
2. Het geschil
Eiseressen vorderen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen om aan eiseressen, althans eiseres 1, althans eiseres 2, althans eiseres 3, te betalen de schade die werd geleden als gevolg van de schimmelvorming, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
Gedaagde voert verweer tegen deze vorderingen en concludeert tot niet-ontvankelijk-verklaring, althans afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eiseressen - uitvoerbaar bij voorraad - in de kosten van de procedure.
3. De beoordeling
3.1 De rechtbank gaat uit van de navolgende tussen partijen vaststaande feiten.
a. Koolwijk heeft door tussenkomst van tussenpersoon Lancyr Lukassen & De Boer bij Allianz een doorlopende goederentransportverzekering afgesloten, ingaande 1 januari 2006.
b. In het polisblad is onder meer opgenomen:
"Verzekeringnemer: Koolwijk Expeditie BV (…)
Verzekerde zaken: non-food artikelen en andere soortgelijke zaken waarvoor verzekeringnemer opdracht tot verzekering krijgt aangeboden. Excluis zaken bestemd voor demonstratie- /reparatiedoeleinden.
Verzekeringsvoorwaarden: Nederlandse Beurs-Goederenpolis 1991 met algemene voorwaarden alsmede algemene bepalingen TDV 92.
(All-Risks Clausule G 13):
De verzekeraars vergoeden:
A. alle verliezen van en materiële schaden aan de verzekerde zaken - met inbegrip van de onkosten bedoeld in de artikelen 283 en 655 Wetboek van Koophandel - onverschillig door welke oorzaak ontstaan, echter onverminderd de uitsluiting van bederf en eigen schuld in de artikelen 17 en 18 en het beding "vrij van oorlogsrisico en stakersrisico" als voorkomende in artikel 25 van de Algemene Voorwaarden "Nederlandse Beurs-goederenpolis 1991;
(...)
(Bijzondere bepaling)
Ten aanzien van zendingen welke nat/beschimmeld aankomen en waarvan niet zeker is waar de schade zich heeft voorgedaan, zal ervan worden uitgegaan, dat deze zich tijdens de verzekerde reis heeft voorgedaan.
(Premie-berekening op declaratie-basis)
Transportrisico (gewoon gevaar)
van Verder Oosten - 1,365 0/00
waarin begrepen de premie voor het Oorlogs- en stakersrisico.
In verband met afgifte van een assurantiepolis ten behoeve van de opdrachtgever dient elke zending apart opgegeven te worden. Een en ander in afwijking van Artikel 8 van de Algemene bepalingen (TDV 92).
(…)."
c. Artikel 17 van de NBGP 1991 bepaalt:
" 1. Tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen is schade of verlies uit enig gebrek, eigen bederf of uit de aard en de natuur van de zaken zelf onmiddellijk voortspruitende niet gedekt.
2. De verzekeraars vergoeden wel schade of verlies als vermeld in lid 1, indien de verzekerde bewijst dat de schade of het verlies is veroorzaakt door een voorval waartegen de zaken zijn verzekerd".
d. Paget Trading GmbH (Zwitserland) heeft - als "sales commissionaire" van Paget Trading Ltd (eiseres 2) - ten behoeve van Top-Imex SAS (eiseres 3), in juni 2006 aan Bonus warenhandel GmbH & Co KG te Duitsland (hierna: Bonus), 27.000 stuks gereedschapskoffers verkocht voor € 834.489,=.
e. De desbetreffende verkoopfactuur van Paget Trading GmbH aan Bonus, vermeldt onder andere:
"From: Shekou To: Rotterdam
Terms: CFR Bergambacht According to Inco Terms 2000
Per S.S.: Anna Maersk V.0608 Sail: On/Abt 30-Jun-06
(…)
By letter of credit at 30 days after on board (…)
(…)
Quality and Desing to Match Approved Samples. Other Specifications as per Order Confirmation.
(…)".
f. Koolwijk Expeditie BV (eiseres 1) is als vervoerder opgetreden voor het transport van Shekou (China) naar Rotterdam.
g. Gedaagde heeft op 13 juli 2006 een "Certificate of Insurance" afgegeven ten behoeve van eiseres 2 voor een bedrag van € 920.700 voor het vervoer van 16 containers per motorschip Anna Maersk, ingaande 30 juni 2006, van China naar Rotterdam. In het certificaat is opgenomen:
"Sailing date: 30th Juni 2006.
for the voyage from China to Rotterdam whilst there and thence per vehicle to a storage accommodation in the Nethherlands, direct or indirect with or without transhipment.
Conditions: Dutch Bourse Cargo Policy 1991, General conditions "Dutch Bourse Cargo Policy 1991", Dutch All Risks G 13, Including War Risk and Strike Risk M3.
(…)."
h. In het addendum bij het certificaat is onder meer vermeld dat het gaat om: "27.000 PCS Tool Suit Case - Cow Split Leather".
i. Op 21 juli 2006 is het transport gereedschapskoffers in Rotterdam aangekomen en vervolgens opgeslagen bij Koolwijk, locatie Moerdijk. Doorzending naar Duitsland is stilgelegd op 4 augustus 2006.
j. Ingevolge het documentair krediet heeft de bank de verkoper betaald. Bonus heeft de zending gereedschapskoffers wegens schimmelvorming niet geaccepteerd een aanspraak op terugbetaling gemaakt. De koffers zijn gereconditioneerd.
3.2 Eiseressen leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat gedaagde gehouden is de verzekeringsovereenkomst na te komen en hen schadeloos te stellen wegens een verzekerd onzeker voorval. Zij stellen daartoe op grond van de goederentransportverzekering recht op uitkering te hebben nu tijdens het transport van de koffers van China naar Rotterdam, waarop de verzekering betrekking heeft, schade aan de koffers is ontstaan als gevolg van schimmelvorming.
3.3 Gesteld noch gebleken is wat het verzekerd belang is van eiseres 1 onder de polis. Voorts heeft eiseres 3 het verweer van gedaagde dat zij geen verzekerd belang heeft onder de polis niet, althans niet gemotiveerd, betwist. De vorderingen van eiseres 1 en 3 zijn derhalve niet toewijsbaar.
3.4.1 Volgens gedaagde heeft ook eiseres 2 (hierna ook te noemen: Paget) geen verzekerd belang ter zake van het onderhavige transport, zodat ook zij geen recht op uitkering heeft. Gedaagde voert hiertoe aan dat de enkele hoedanigheid van verzekeringnemer of verzekerde onvoldoende is voor het recht op uitkering en dat bij een goederentransportverzekering daarvoor bepalend is wie het transportrisico liep op het moment van het optreden van de schade. Gedaagde betoogt dat Paget in het onderhavige geval geen transportrisico liep omdat dit krachtens de verkoopconditie CFR reeds bij het passeren van de scheepsreling, bij belading, was overgegaan op de koper, Bonus.
3.4.2 Paget heeft dit standpunt bestreden, stellende dat zij - bij gebreke van een andersluidende regeling in de polis - reeds als eigenares van de gereedschapskoffers een verzekerd belang had (eigenaarsbelang) en bovendien uit hoofde van de koopovereenkomst het risico tijdens het transport droeg en derhalve een financieel belang had.
3.4.3 Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval voor de beantwoording van de vraag of Paget recht op uitkering heeft, niet bepalend of zij gedurende het transport eigenares is gebleven van de gereedschapskoffers. Indien zij eigenares is gebleven doch het risico van beschadiging of verlies van de gereedschapskoffers reeds bij Bonus, als koper, zou zijn komen te berusten, zou de conclusie moeten luiden dat Paget geen schade heeft geleden.
Vereist is dat Paget het transportrisico heeft gelopen. Paget heeft betoogd dat hiervan sprake is nu hiervoor de verkoopconditie CFR niet doorslaggevend is. Paget heeft zich erop beroepen dat van de koopovereenkomst onderdeel uitmaakt het beding "quality and design to match approved samples", op grond waarvan de koper koffers met schimmel wegens non-conformiteit mocht weigeren, zoals koper en verkoper dit hadden afgesproken.
Gedaagde heeft deze feitelijke stellingen niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist. Gedaagde heeft haar standpunt gehandhaafd dat de vraag bij wie het belang berust afhankelijk is van de verkoopconditie, hetgeen ingeval van CFR de koper is vanaf het moment van passeren van de scheepsreling.
Bij antwoordakte pleidooi (onder 2.5) heeft gedaagde nog aangevoerd dat uit de eigen stellingen van eiseressen blijkt dat Bonus niet heeft geweigerd of anderszins in gebreke is gebleven de koopprijs te betalen, maar dat Paget zelf van mening was dat zij onder de koopovereenkomst niet-conform heeft geleverd, welk commercieel belang niet is verzekerd. Dit betoog berust op een onjuiste lezing van de stukken. Reeds bij repliek (onder 4) hebben eiseressen uitdrukkelijk gesteld dat de koper de ontvangen zaken heeft geweigerd en geretourneerd (vergelijk akte pleidooi van eiseressen, pagina 3, onderaan).
Derhalve ervan uitgaande dat de koper krachtens de onderhavige koopovereenkomst gerechtigd was tot weigering van de goederen wegens de staat ervan en op die grond de koop te annuleren, acht de rechtbank het standpunt van Paget juist dat hierdoor uitzondering wordt gemaakt op het algemene uitgangspunt dat het risico bij CIF-/CFR-(ver)koop bij belading op de koper overgaat. De mogelijkheid van dergelijke uitzonderingen is in de handelspraktijk niet aan discussie onderhevig en wordt niet uitgesloten door de Inco Terms 2000. Dat hierdoor - en door de omstandigheid dat door de verkoper een goederentransportverzekering is afgesloten, hetgeen niet inherent is aan een CFR-koop - mogelijk niet van een zuivere CFR-koop kan worden gesproken, doet niet ter zake.
Gedaagde heeft niet aangevoerd dat zij de verzekering aldus heeft bedoeld en heeft mogen opvatten dat een risico-regeling als hier aan de orde niet tot dekking zou kunnen leiden.
3.4.4 Hetgeen gedaagde heeft aangevoerd over de mogelijkheid van afzonderlijke verzekering van het verkopersbelang, doet geen afbreuk aan het vorenstaande. Deze mogelijkheid kan evenmin de conclusie dragen dat Paget de onderhavige polis in de door gedaagde bepleite zin heeft moeten begrijpen. Andere feiten of omstandigheden die tot deze conclusie zouden kunnen leiden zijn evenmin gesteld of gebleken.
3.4.5 Het verweer van gedaagde dat Paget geen verzekerd belang heeft en op die grond geen recht heeft op uitkering, wordt derhalve verworpen.
3.5 Gedaagde heeft als verweer aangevoerd dat de schade niet tijdens de verzekerde reis is ontstaan. Zij stelt daartoe dat de reis is geëindigd in Moerdijk en dat de gereedschapskoffers daar zijn geïnspecteerd waarbij geen schimmel is vastgesteld.
Paget heeft bij repliek deze stelling bestreden. Paget heeft gemotiveerd aangevoerd dat uit het in opdracht van gedaagde door Vadesta opgemaakte rapport niet blijkt dat bij inspectie te Moerdijk, alwaar de koffers hooguit twee tot vier dagen opgeslagen hebben gelegen, geen schimmel is geconstateerd, alsmede dat de koffers aldaar ook niet voorafgaand aan doorvoer (van binnen) zijn gecontroleerd.
Gedaagde heeft deze gemotiveerde betwisting niet meer bestreden, zodat haar verweer als onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd dient te worden verworpen.
3.6.1 Gedaagde heeft vervolgens aangevoerd dat geen sprake is van een voor dekking vereist onzeker voorval. Volgens gedaagde is geen sprake van een gedekte van buiten komende oorzaak maar van een aan een eigen gebrek of de aard van de verzekerde zaak zelf toe te rekenen oorzaak van de schade. Zij stelt hiertoe dat in het rapport van Vadesta is vastgesteld dat aan de buitenzijde van de koffers en verpakking geen schimmel is vastgesteld en dat slechts aan de binnenzijde van de koffers sprake was van schimmelvorming. Gedaagde beroept zich erop dat de schimmelvorming volgens Vadesta is ontstaan door een combinatie van een voedingsbodem (het in de koffers verwerkte leer) en het voor de koffers gebruikte, relatief vochtige hout (zie met name dupliek onder 4.3 en 4.4). Indien hoge temperaturen tijdens het transport van China naar Rotterdam mede de oorzaak zijn geweest van de schimmelvorming, is nog steeds geen sprake van een onzeker voorval, aldus gedaagde, nu hoge temperaturen in de zomer niet onzeker of onvoorzienbaar zijn, zeker niet in China. Omdat er slechts sprake is geweest van normale omstandigheden, is de schimmelvorming niet veroorzaakt door een risico dat is verzekerd onder een goederentransportverzekering, aldus gedaagde.
3.6.2 Paget heeft dit verweer bestreden, stellende dat het in het hout vastgestelde vochtpercentage van 10,5 % standaard is en onder normale omstandigheden niet tot schimmelvorming kan leiden. Paget wijst erop dat de gereedschapskoffers, in containers, in de bovenste laag van het schip waren gestuwd, waarbij door de hitte tijdens het transport extreme temperaturen in de containers zijn ontstaan. Volgens Paget gaat het onder het nieuwe verzekeringsrecht, zo blijkt uit artikel 7:925 BW, slechts om subjectieve onzekerheid ten aanzien van schade. Paget stelt dat schade door extreme temperatuurschommelingen in de containers niet voorzienbaar was. Paget betoogt dat natuurlijke materialen naar hun aard weliswaar een voedingsbodem voor schimmel kunnen vormen maar dat nog wel een bijkomende oorzaak nodig is voor schimmelvorming, in casu de extreme temperatuurschommelingen binnen de toplaag van de containers.
3.6.3 Naar het oordeel van de rechtbank heeft Paget de gemotiveerde stelling van gedaagde dat de combinatie van het in de koffers verwerkte leer en het voor de koffers gebruikte hout tot schimmelvorming heeft geleid, onvoldoende gemotiveerd weersproken. In wezen stelt Paget in dit kader alleen dat nog een bijkomende oorzaak nodig was, zijnde temperatuurschommelingen in de containers.
Van een verzekerd voorval kan evenwel slechts sprake zijn indien in normale omstandigheden geen schimmelvorming zou zijn opgetreden (vergelijk artikel 7:951 BW), hetgeen impliceert dat voor dekking sprake moet zijn geweest van een redelijkerwijs onvoorzienbare oorzaak van de schimmelvorming.
Paget heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, gesteld dat sprake is geweest van extreme - en in die zin onvoorzienbare - hoge buitentemperaturen tijdens het transport vanuit China. Paget heeft evenmin, althans niet voldoende gemotiveerd, betwist dat (zeer) hoge temperaturen tijdens een reis van China naar Rotterdam niet onvoorzienbaar zijn. Verder heeft Paget niet aangevoerd dat de wijze van stuwen van de containers, in de toplaag van het schip, een onvoorzienbare omstandigheid oplevert. Ook anderszins heeft Paget geen feiten of omstandigheden gesteld die de conclusie zouden kunnen dragen dat sprake is geweest van een van buiten komende, onvoorzienbare, oorzaak die niet past binnen de normaal te achten loop van de omstandigheden.
3.6.4 Anders dan Paget aanvoert, is naar het oordeel van de rechtbank niet bepalend of voor haarzelf de hoge temperaturen tijdens de reis en/of andere omstandigheden niet zijn voorzien, doch gaat het erom of in meer geobjectiveerde zin van onvoorzienbaarheid kan worden gesproken. Daarbij dient in het kader van een goederentransportverzekering de (geobjectiveerde) wetenschap van de bij het transport betrokken derden tevens te worden betrokken. Anders zou de voorzienbaarheid te zeer afhankelijk zijn van de toevallige omstandigheid of de verzekerde die een claim indient, in casu de verkoper, bedoelde wetenschap heeft gehad.
3.6.5 Evenmin bepalend is de stelling (akte pleidooi, pagina 9) dat schade aan de gereedschapskoffers ten gevolge van extreme temperatuurschommelingen in de (in de bovenste laag van het schip gestuwde) containers allerminst voorzienbaar is. Deze stelling ziet niet op onzekerheid ten aanzien van de oorzaak van de schade, maar ziet op de gevolgen van de omstandigheden tijdens het transport. Uitgaande van een normaal te achten loop van de omstandigheden dient evenwel - zoals uit de voorgaande overwegingen volgt - te worden aangenomen dat de schade het gevolg is van een eigen gebrek of de aard van de gereedschapskoffers zelf, in welk kader voorzienbaarheid geen rol speelt.
Dat sprake dient te zijn van een van buiten komend onheil past ook bij de aard van een goederentransportverzekering, temeer omdat anders voor verzekeraars de risico's niet zijn te overzien wegens onbekendheid met de aard en eigenschappen van te vervoeren producten en niet kan worden aangenomen dat bedoeld is zodanige risico's te verzekeren.
Uit artikel 17 lid 2 van de NBGP (zie hiervoor onder 3.1.c) volgt geen ander oordeel.
3.6.6 De rechtbank volgt Paget niet in de betekenis die zij toekent aan artikel 7:925 BW. Volgens Paget heeft het begrip onzeker voorval geen betekenis meer onder het nieuwe verzekeringsrecht en, zo begrijpt de rechtbank, is voor dekking slechts vereist dat bij het sluiten van de overeenkomst niet mag vaststaan dat een beschadiging zal optreden.
Naar het oordeel van de rechtbank valt een zodanige rechtsregel niet in artikel 7:925 BW te lezen. Daarin is slechts een algemene definitie gegeven, voor zowel schadeverzekeringen als sommenverzekeringen, uit welke definitie de voor het bestaan van een verzekeringsovereenkomst geldende vereisten volgen betreffende de onzekerheid ten aanzien van schade.
3.6.7 Het verweer van gedaagde dat niet is gebleken van een onzeker voorval en dat sprake is van een door de aard of een gebrek van de gereedschapskoffers ontstane schade, wordt derhalve gehonoreerd. Dit betekent dat de vordering van Paget dient te worden afgewezen.
3.7 Bij dagvaarding hebben eiseressen aanvankelijk gesteld dat een beroep op vernietiging van de verzekeringsovereenkomst op grond van dwaling openstaat indien thans zou blijken dat er geen dekking is ondanks de overeengekomen "all risk dekking, voor alle schade hoe ook ontstaan aan", inclusief schimmelschade. Eiseressen stellen ter onderbouwing hiervan dat zij de overeenkomst niet zouden hebben gesloten indien zij zouden hebben geweten dat schimmelschade niet/nooit is gedekt.
Daargelaten dat eiseressen aan deze stellingen geen juridische consequenties verbinden in deze procedure (/in het petitum), en voor zover dit standpunt al niet is verlaten na verweer hiertegen door gedaagde bij conclusie van antwoord, heeft te gelden dat de vaststelling dat in casu geen sprake is van een onzeker voorval maar van schade door eigen gebrek of de aard van de koffers, niet betekent dat schimmelschade niet/nooit onder de dekking valt. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval.
3.8 Paget dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van de procedure te dragen.
4. De beslissing
De rechtbank
wijst de vorderingen af;
veroordeelt eiseressen in de kosten van de procedure, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op € 251,= wegens vast recht en € 1.356,= wegens advocatensalaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans.
Uitgesproken in het openbaar.
[1694]