ECLI:NL:RBROT:2009:BI6287

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
319359 / HA ZA 08-2883
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake internationale bevoegdheid en vordering tot betaling onder letter of credit

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is op 6 mei 2009 een vonnis gewezen in een bevoegdheidsincident. De partijen in deze procedure zijn Convoi B.V. en HCC Rotterdam B.V. als eiseressen in de hoofdzaak en General Equity Building Society als gedaagde. De eiseressen vorderen betaling van bedragen die onder een letter of credit zijn uitgegeven door General Equity. De rechtbank heeft zich moeten buigen over de vraag of zij bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, gezien het internationale karakter van de zaak. General Equity, gevestigd in Nieuw-Zeeland, heeft zich op onbevoegdheid beroepen, stellende dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft de argumenten van General Equity overwogen, waarbij werd gekeken naar de plaats van uitvoering van de verbintenis en het toepasselijke recht. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van Convoi en HCC niet onder de rechtsmacht van de Nederlandse rechter vallen, omdat de kenmerkende prestatie onder de letters of credit in Nieuw-Zeeland moet worden uitgevoerd. De rechtbank verklaart zich onbevoegd en veroordeelt Convoi en HCC in de proceskosten van General Equity. Dit vonnis heeft belangrijke implicaties voor de internationale rechtsmacht en de toepassing van het recht van Nieuw-Zeeland in deze context.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 319359 / HA ZA 08-2883
Uitspraak: 6 mei 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONVOI B.V.,
gevestigd te Stein,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HCC ROTTERDAM (HUIJSER CERAMIC CONTRACTING) B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. M. Spanjaart,
- tegen -
de vennootschap naar het recht van de plaats haar vestiging
GENERAL EQUITY BUILDING SOCIETY,
gevestigd te Auckland, Nieuw-Zeeland,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.M. Oudolf.
Partijen worden hierna aangeduid als “Convoi”, “HCC” en “General Equity”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 14 augustus 2008 met twee producties;
- incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid;
- conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident.
2 De vordering in de hoofdzaak
2.1
Convoi en HCC vorderen - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad General Equity te veroordelen tot betaling van € 1.219.551,99 aan eiseressen, althans € 812.642,98 aan Convoi en € 406.909,01 aan HCC, met rente en kosten.
Convoi en HCC leggen het navolgende aan hun vordering ten grondslag.
2.2
Convoi en HCC hebben in opdracht van de Engelse vennootschap Dennison’s Machinery Movement and Installation Ltd. (hierna: DMMI) diensten verricht. Convoi heeft daarvoor € 812.642,98 in rekening gebracht en HCC € 406.909,01. DMMI heeft tegen die facturen geen bezwaar gemaakt.
2.3
DMMI heeft wegens financiële problemen de facturen niet voldaan. Vervolgens heeft LC Com Ltd. (hierna: LC Com) te New York, Verenigde Staten, zich jegens DMMI verbonden om ten behoeve van Convoi en HCC “letters of credit” uit te stellen. In opdracht van LC Com heeft General Equity aan ieder van Convoi en HCC een letter of credit uitgegeven. Op die letters of credit zijn de UCP 600 van toepassing.
2.4
Op 4 juni 2008 heeft Convoi de voorgeschreven documenten onder de aan haar uitgegeven letter of credit aan General Equity gepresenteerd en aanspraak gemaakt op betaling. Op 9 juli 2008 heeft HCC dat onder de aan haar uitgegeven letter of credit gedaan.
General Equity heeft deze verzoeken om betaling niet gehonoreerd. De betreffende mededeling van General Equity kan niet worden aangemerkt als formele afwijzing nu General Equity alleen de documenten heeft geweigerd en niet heeft geweigerd te betalen. Overigens heeft General Equity haar mededeling te laat gedaan, zodat haar eventuele recht om betaling te weigeren is vervallen.
Daarom is General Equity verplicht om aan Convoi en HCC te betalen.
3 De vordering in het bevoegdheidsincident
3.1
General Equity vordert dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren om kennis te nemen van de vordering van Convoi en HCC, met veroordeling van Convoi en HCC in de proceskosten bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
General Equity doet beroep op het ontbreken van rechtsmacht van de Nederlandse rechter en legt aan dat beroep het navolgende ten grondslag.
3.2
General Equity is in Nieuw Zeeland gevestigd en heeft geen vestigingsplaats of kantooradres in Nederland.
3.3
General Equity is met Convoi noch HCC overeengekomen dat de Nederlandse rechter bevoegdheid heeft.
3.4
General Equity heeft met Convoi en HCC geen overeenkomsten gesloten.
General Equity heeft in opdracht van LC Com en ten gunste van Convoi en HCC twee “standby letters of credit” (hierna: SLC’s) geopend. Zowel het presenteren van documenten om betaling te verkrijgen als het doen van betaling onder de SLC’s diende op het kantoor van General Equity in Auckland, Nieuw Zeeland, te worden verricht. In de SLC’s worden filialen van ING Bank in Nederland slechts als adviserende bank genoemd.
3.5
Indien en voor zover de verbintenissen van General Equity onder de SLC’s als verbintenissen uit overeenkomst in de zin van artikel 5 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I-Vo), respectievelijk artikel 6 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) worden aangemerkt, geldt het volgende. Ingevolge artikel 4 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst van 19 juni 1980, Trb. 1980/156 (hierna: EVO) is op zodanige overeenkomsten het recht van Nieuw Zeeland van toepassing, omdat in de SLC’s geen rechtskeuze is gedaan en General Equity, die daaronder de kenmerkende prestatie diende te verrichten, gevestigd is in Nieuw Zeeland. Naar het recht van Nieuw Zeeland diende General Equity haar betalingsverbintenissen onder de SLC’s in Nieuw Zeeland na te komen. Daarom brengen artikel 5 Brussel I-Vo noch artikel 6 Rv rechtsmacht van de Nederlandse rechter mee.
4 Het verweer in het bevoegdheidsincident
4.1
Convoi en HCC hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van General Equity in het incident, met veroordeling van General Equity in de kosten van het incident.
Convoi en HCC voeren daartoe het volgende aan.
4.2
De Nederlandse rechter is op grond van artikel 6 Rv bevoegd. De grondslag van de vordering betreft immers een verbintenis uit overeenkomst die in Nederland moet worden uitgevoerd nu de betaling door General Equity blijkens de vermeldingen in de letters of credit op de bankrekeningen van Convoi, respectievelijk HCC bij ING Bank in Nederland dient plaats te vinden.
Voorts geldt wegens de betrokkenheid van twee Nederlandse partijen, de vermelding van een Nederlandse bank en van bedragen in euro in de beide letters of credit dat ingevolge artikel 4 lid 1 EVO de overeenkomsten het nauwst met Nederland zijn verbonden, zodat het Nederlandse recht van toepassing is. Ingevolge Nederlands recht (artikel 6:116 BW) dient betaling in Nederland te worden verricht, zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft.
Toepassing van het recht van Nieuw-Zeeland leidt eveneens tot toepassing van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, omdat ingevolge dat recht de betaling aan het adres van de schuldeiser, Convoi en HCC moet worden gedaan.
5 De beoordeling
in het bevoegdheidsincident
5.1
General Equity heeft zich in haar eerste processtuk, derhalve tijdig, op onbevoegdheid in de zin van ontbreken van rechtsmacht van de Nederlandse rechter beroepen.
5.2
General Equity heeft onbestreden aangevoerd dat zij in Nieuw Zeeland is gevestigd en geen vestigingsplaats of kantooradres in Nederland heeft. Gelet op de vestigingsplaatsen van ieder van partijen is sprake van een internationaal kader.
5.3
Tussen partijen is niet in geschil dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet is overeengekomen. De vorderingen van Convoi en HCC betreffen niet enige in artikel 22 Brussel I-Vo geregeld onderwerp. Daarom is wegens het gebrek aan enige vestiging van General Equity binnen een EG-lidstaat de Brussel I-Vo niet van toepassing.
Tussen Nieuw Zeeland en Nederland is geen verdrag dat de rechterlijke bevoegdheid regelt in werking.
Derhalve dient aan de hand van het commune Nederlandse recht onderzocht te worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
5.4
De vorderingen van Convoi en HCC strekken tot betaling van bedragen verschuldigd onder de SLC’s. Het uitstellen van de SLC’s, documentaire kredietbrieven, door General Equity aan Convoi en HCC als begunstigde (“beneficiary”), respectievelijk de aanvaarding van de SLC’s is voldoende om de gestelde verbintenissen van General Equity onder de SLC’s aan te merken als verbintenissen uit overeenkomst in de zin van artikel 6 Rv.
Ingevolge artikel 6 aanhef en onder a Rv – voor zover in dezen van belang – heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht indien de aan de eis ten grondslag gelegde verbintenis uit overeenkomst in Nederland moet worden uitgevoerd. Nu artikel 5 aanhef en onder 1 Brussel I-Vo model staat voor artikel 6 aanhef en onder a Rv dient aan de hand van de rechtspraak betreffende dat artikel in die verordening te worden bepaald of in dit geval aan de Nederlandse rechter rechtsmacht gegeven is.
5.5
De vorderingen zijn gebaseerd op de beide SLC’s, die als productie 1 bij dagvaarding in het geding zijn gebracht. Die SLC’s zijn, afgezien van de naam en het adres van de begunstigde, het bedrag ervan en het adres van de “advising bank” gelijkluidend.
Partijen debatteren over de vraag waar General Equity haar door Convoi en HCC gestelde verbintenissen onder die SLC’s dient uit te voeren. Convoi en HCC stellen zich op het standpunt dat de verbintenissen tot betaling (op bankrekeningen van ING Bank) in Nederland dienen te worden uitgevoerd. General Equity voert aan dat zij die verbintenissen in Nieuw Zeeland dient uit te voeren.
In de SLC’s staat onder meer het volgende vermeld:
“We hereby issue our irrevocable standby letter of credit is detailed as under.
[...]
Issuing bank: General Equity Building Society (private banking), Auckland, New Zealand
[...]
Advising bank: ING Bank […] Netherlands
[…]
Applicant:
[LC Com]
Amount: Eur […]
Beneficiary:
[Convoi; respectievelijk HCC; rechtbank]
Draft - drawn at sight on General Equity […] Auckland, New Zealand for 100 percent of invoice value
Payments against this SLC is available against the submission of the following original documents at our counter at the following address: General Equity […] Level 27, PWC Tower 188 Quay street, Auckland 1010, New Zealand.
[…]
All bank charges outside New Zealand are on beneficiary’s account.
[…]
Advise without adding your confirmation
This letter of credit is subject to UCP No. 600.”
5.6
Alvorens te kunnen bepalen of de Nederlandse rechter rechtsmacht gegeven is, bepaalt de rechtbank aan de hand van het EVO welk recht op de SLC’s van toepassing is.
Gesteld noch gebleken is dat tussen partijen een rechtskeuze in de zin van artikel 3 EVO is gemaakt.
De rechtbank volgt Convoi en HCC niet in hun – op het bepaalde in artikel 4 lid 1, dan wel 4 lid 5 EVO gegronde – beroep op overwegend Nederlandse aanknopingspunten. Kennelijk heeft General Equity de SLC’s uitgesteld op verzoek van LC Com, die in New York, Verenigde Staten is gevestigd. Zoals gezegd is General Equity in Nieuw Zeeland gevestigd. Tussen partijen is niet in geschil dat de rol van ING Bank is beperkt tot die van “advising bank”, de bank die het documentair krediet mededeelt aan de begunstigde, en dat ING Bank de SLC’s niet heeft geconfirmeerd (“advise without adding your confirmation”). Uit de tekst van de SLC’s volgt niet dat General Equity haar betalingsverbintenissen op een rekening (van de begunstigden Convoi en HCC) bij ING Bank dient na te komen, evenmin dat General Equity op een bankrekening in Nederland dient te betalen. De enkele omstandigheid dat de SLC’s bedragen in euro vermelden levert (mogelijk een met Europa, maar) geen aanknoping met Nederland op.
De kenmerkende prestatie onder de SLC’s is de toegezegde betaling tegen bepaalde documenten. Die prestatie dient General Equity te verrichten. Toepassing van artikel 4 lid 2 EVO leidt daarom tot toepasselijkheid van het recht van Nieuw Zeeland.
Naast het hiervoor behandelde beroep van Convoi en HCC op Nederlandse aanknopingspunten, is toepasselijkheid van de uitzonderingen van artikel 4 lid 5 EVO gesteld noch gebleken.
De conclusie is daarom dat de SLC’s onderworpen zijn aan het recht van Nieuw Zeeland.
5.7
Naar het recht van Nieuw Zeeland dient in beginsel aan de hand van hetgeen in de overeenkomst is bepaald te worden vastgesteld waar de verbintenis moet worden uitgevoerd.
Wat betreft de plaats van nakoming van de betalingsverplichtingen van General Equity is in de SLC’s bepaald: “payments agaiunst this SLC is available [...] at our counter at the following address: General Equity […], Level 27, PWC Tower 188 Quay street, Auckland, New Zealand”, dus in Nieuw Zeeland. Uit deze bepaling noch uit de vermelding van ING Bank als “advising bank” valt af te leiden dat General Equity (op een rekening bij ING Bank) in Nederland dient te betalen.
5.8
Op het vorenstaande stuit rechtsmacht van de Nederlandse rechter ingevolge artikel 6 Rv af. Andere gronden voor rechtsmacht van de Nederlandse rechter zijn gesteld noch gebleken. Daarom zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren.
5.9
HCC en Convoi zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de aan de zijde van General Equity in het incident gevallen kosten. Tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad hebben Convoi en HCC geen verweer gevoerd.
in de hoofdzaak
5.1
De beslissing in het incident leidt tot het einde van de vorderingen in de hoofdzaak.
6 De beslissing
De rechtbank,
verklaart zich onbevoegd van de vorderingen van Convoi en HCC kennis te nemen;
veroordeelt HCC en Convoi in de aan de zijde van General Equity gevallen proceskosten, tot aan deze uitspraak bepaald op € 4.784,00 aan vast recht en op € 452,00 aan salaris voor de advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger.
Uitgesproken in het openbaar.
1411/1928