ECLI:NL:RBROT:2009:BI6108

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
316131 / HA ZA 08-2408
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsmacht bij vordering van Belgische vennootschap op Servische vennootschap via derdenbeslag

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 25 maart 2009, betreft het een vordering van de Belgische vennootschap Sarens N.V. tegen de Servische vennootschap Gemax D.O.O. Sarens vordert een bedrag van € 640.000,- van Gemax, dat voortvloeit uit een onrechtmatige daad. De rechtbank dient te beoordelen of zij rechtsmacht heeft om van deze vordering kennis te nemen, gezien de internationale context van de zaak. Sarens heeft op 26 maart 2008 conservatoir beslag gelegd op een bedrag van circa € 220.000,- dat Gemax zou hebben gedeponeerd bij een derde, Van Adrighem. De rechtbank oordeelt dat voor rechtsmacht op basis van derdenbeslag vereist is dat het beslag daadwerkelijk is gelegd op een vermogensbestanddeel van de schuldenaar. De rechtbank draagt Sarens op te bewijzen dat Gemax het bedoelde bedrag bij Van Adrighem heeft gedeponeerd, en houdt verdere beslissingen aan totdat dit bewijs is geleverd. De zaak wordt verwezen naar een rolzitting voor uitlating door Sarens over de wijze van bewijslevering. De rechtbank benadrukt dat de bewijslast bij Sarens ligt, en dat zonder bewijs van de gestelde schuldpositie van Gemax er geen rechtsmacht is voor de Nederlandse rechter. De uitspraak is openbaar gedaan.

Uitspraak

Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Sector civiel recht
Uitspraak: 25 maart 2009
Zaak-/rolnummer: 316131 / HA ZA 08-2408
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de vennootschap met rechtspersoonlijkheid naar Belgisch recht
SARENS N.V.,
gevestigd te Wolvertem, België,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P.H.Ch. M. van Swaaij,
- tegen -
de vennootschap met rechtspersoonlijkheid naar het recht van Servië
GEMAX D.O.O.,
gevestigd te Belgrado, Servië,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.R. Krul.
Partijen worden hierna aangeduid als "Sarens" respectievelijk "Gemax".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding van 26 juni 2008;
- akte zijdens Sarens houdende overlegging van vijf producties;
- conclusie van antwoord tevens houdende incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid, met negen producties;
conclusie van antwoord in het incident.
2 De vorderingen
in de hoofdzaak
2.1
Sarens vordert – kort samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Gemax zal veroordelen om aan haar te betalen € 640.000,- te vermeerderen met rente, met veroordeling van Gemax in de proceskosten.
Sarens heeft daartoe – in het kort – het volgende gesteld.
2.2
De rechtbank Rotterdam heeft in deze zaak rechtsmacht en is bevoegd ingevolge het bepaalde in artikel 10 Rv in samenhang met artikel 767 Rv, omdat Sarens op 26 maart 2008 ten laste van Gemax conservatoir beslag heeft laten leggen op een onder Trading Company P. van Adrighem B.V. (hierna: Van Adrighem) gevestigd te Vierpolders, gestort depotbedrag c.q. gedane aanbetaling van circa € 220.000,-.
2.3
Sarens heeft onder meer vier mobiele kranen verhuurd aan Alto Inter Technique D.O.O. (hierna: Alto Inter), gevestigd te Belgrado, Servië. Alto Inter heeft die kranen zonder toestemming van Sarens verkocht en geleverd aan Gemax. Gemax heeft, onder meer wegens de vermelding van de naam van Sarens op de mobiele kranen, geweten, althans moeten weten dat deze niet van Alto Inter, maar van Sarens waren. In ieder geval heeft Gemax wegens de geringe koopprijzen van de mobiele kranen moeten beseffen dat Alto Inter niet tot verkoop en levering bevoegd was. Door onder die omstandigheden de mobiele kranen van Alto Inter te kopen en te aanvaarden heeft Gemax onrechtmatig jegens Sarens gehandeld. Daarom is Gemax aansprakelijk tot vergoeding van de ten gevolge daarvan door Sarens geleden schade.
2.4
De door Sarens gelden schade beloopt de marktwaarde van die vier mobiele kranen, te weten € 640.000,-.
in het bevoegdheidsincident
2.5
Gemax vordert primair de dat rechtbank zich onbevoegd zal verklaren om van de vordering van Sarens in de hoofdzaak kennis te nemen, subsidiair dat de rechtbank de zaak zal aanhouden totdat de rechtbank te Belgrado, Servië, zal hebben beslist in de bij die rechtbank onder kenmerk XVII No. 1000/07 tussen partijen aanhangige zaak, met veroordeling van Sarens in de proceskosten.
Gemax voert daartoe het volgende aan.
2.6
Beslaglegging als gesteld door Sarens heeft niet plaatsgevonden. Gemax heeft geen depotbedrag of aanbetaling onder van Adrighem gestort, maar aan Van Adrighem de koopprijs betaald van een door Gemax van deze gekochte mobiele kraan. Van Adrighem heeft dus nooit enig bedrag van of voor Gemax onder zich gehad. Daarom heeft de beslaglegging van 26 maart 2008 geen doel getroffen.
Slechts dan schept derdenbeslag rechtsmacht van de Nederlandse rechter indien daadwerkelijk enig goed van de beslagschuldenaar onder het beslag is gevallen. In dit geval dus niet.
2.7
Sarens heeft Gemax gedagvaard voor het gerecht in Belgrado, Servië, alwaar de zaak sedert februari 2008 aanhangig is. In die zaak stelt en vordert Sarens hetzelfde als in de onderhavige procedure. Voor zover de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en de rechtbank Rotterdam bevoegd is, dient die rechtbank haar beslissing aan te houden totdat in de procedure in Servië zal zijn beslist.
3 De beoordeling
in het bevoegdheidsincident
3.1
Het beroep op onbevoegdheid van deze rechtbank is door Gemax in haar eerste processtuk, derhalve tijdig gedaan.
3.2
Tussen partijen staat niet ter discussie dat Sarens in België en Gemax in Servië is gevestigd.
Evenmin is tussen partijen in dispuut dat Sarens Gemax eerder dan in de onderhavige procedure heeft gedagvaard voor het gerecht in Belgrado, Servië, en daarbij hetzelfde heeft gesteld en gevorderd als in de onderhavige procedure.
3.3
Sarens grondt haar vordering op een onrechtmatige daad welke Gemax in Servië heeft gepleegd door aldaar mobiele kranen van Alto Inter te kopen en te aanvaarden. De daaruit voor Sarens voortvloeiende schade wordt geleden in het vermogen van Sarens, derhalve in beginsel in België maar mogelijk in Servië. Gesteld noch gebleken is dat zodanige onrechtmatige daad enige aanknoping heeft met Nederland of de Nederlandse rechtssfeer.
3.4
Tussen Nederland en Servië was (ten tijde van het uitbrengen van de deze procedure inleidende dagvaarding) geen bevoegdheids- of tenuitvoerleggingsverdrag van kracht. Het ligt daarom niet in de rede aan te nemen dat een beslissing in de procedure tussen partijen voor het gerecht in Belgrado voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar zal zijn.
Enige andere internationale regel waaraan de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht zou kunnen ontlenen, zoals de Brussel I Verordening (EG) nr. 44/2001, doet zich niet voor.
Daarom dient de vraag naar rechtsmacht en bevoegdheid aan de hand van het interne Nederlandse recht te worden beantwoord.
3.5
Nu een forumkeuze gesteld noch gebleken is en ter zake van de vordering die Sarens in de hoofdzaak heeft ingesteld tussen partijen ook een procedure voor het gerecht in Belgrado aanhangig is, leveren de regels van Nederlands recht betreffende rechtsmacht zoals bepaald in de artikelen 2 tot en met 9 Rv geen rechtsmacht voor de onderhavige vordering van Sarens in de hoofdzaak op.
In artikel 10 Rv in samenhang met artikel 767 Rv wordt een rest-grondslag voor rechtsmacht gegeven. Voorwaarde voor toepassing van die regel bij derdenbeslag is dat komt vast te staan dat inderdaad een in het verzoekschrift tot beslagverlof omschreven vermogensbestanddeel van de schuldenaar door het beslag is getroffen.
3.6
Uit hetgeen Sarens heeft gesteld bij conclusie van antwoord in het incident, het verzoekschrift tot beslagverlof en het beslagverlof (productie 1 bij akte vanwege Sarens) alsmede het beslagexploit van 26 maart 2008 (productie 1 bij conclusie van antwoord tevens houdende incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid) blijkt dat Sarens bedoelde beslag teleggen op een als depot c.q. aanbetaling door Gemax aan Van Adrighem ter beschikking gesteld bedrag van circa € 220.000,-.
Aan het vereiste van voldoende omschrijving van het vermogensbestanddeel is voldaan.
Zou komen vast te staan dat Gemax inderdaad vóór het tijdstip van beslaglegging een dergelijk bedrag bij Van Adrighem heeft gedeponeerd of anderszins zodanig aan deze ter beschikking heeft gesteld dat daaruit voor Van Adrighem een schuldpositie ten opzichte van Gemax was voortgevloeid, dan zou zodanig beslag ten aanzien van de onderhavige vordering van Sarens in de hoofdzaak rechtsmacht voor de Nederlandse rechter opleveren.
Echter, Gemax bestrijdt dat ten tijde van de beslaglegging van een dergelijk depot of schuldpositie van Van Adrighem sprake was. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij in februari 2008 een mobiele kraan van Van Adrighem heeft gekocht en dat zij de koopprijs daarvan belopende € 215.000,- aan Van Adrighem heeft betaald. Met de betaling van dat bedrag voldeed Gemax derhalve aan haar verbintenis onder die koopovereenkomst zodat Van Adrighem dat bedrag niet voor Gemax ging houden of het aan Gemax verschuldigd werd.
Sarens betwist die door Gemax gestelde gang van zaken.
Dit dispuut tussen partijen zou wellicht hebben kunnen worden opgeklaard aan de hand van de door Van Adrighem als derde-beslagene afgelegde verklaring als bedoeld in de artikelen 476a, 476b en 720 2 Rv, maar zodanige verklaring is niet in het geding gebracht.
3.7
Omdat – zoals hiervoor overwogen – ingevolge artikel 10 Rv in samenhang met artikel 767 Rv de Nederlandse rechter in de onderhavige zaak slechts dan rechtsmacht heeft indien komt vast te staan dat Gemax vóór het tijdstip van beslaglegging het in het verzoekschrift tot beslagverlof bedoelde bedrag bij Van Adrighem had gedeponeerd of anderszins zodanig aan deze ter beschikking had gesteld dat daaruit voor Van Adrighem een schuldpositie ten opzichte van Gemax was voortgevloeid, terwijl Sarens het rechtsgevolg inroept van haar stelling dat zodanig vermogensbestanddeel van Gemax door het beslag is getroffen, heeft ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv Sarens de bewijslast van haar betreffende stelling. De rechtbank zal Sarens opdragen dat bewijs te leveren.
3.8
Hangende de bewijslevering zal de rechtbank elke verdere beslissing aanhouden.
in de hoofdzaak
3.9
Hangende de beslissing in het bevoegdheidsincident zal de rechtbank elke beslissing aanhouden.
4 De beslissing
De rechtbank,
in het bevoegdheidsincident
draagt Sarens op te bewijzen feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat Gemax het in het verzoekschrift tot beslagverlof bedoelde bedrag van circa € 220.000,- bij Van Adrighem had gedeponeerd of anderszins zodanig aan deze ter beschikking had gesteld dat daaruit voor Van Adrighem ten tijde van de beslaglegging op 26 maart 2008 een schuldpositie ten opzichte van Gemax was voortgevloeid;
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 22 april 2009 voor uitlating bij akte door Sarens op welke wijze zij voorstelt dat bewijs te leveren;
bepaalt dat voor zover Sarens bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. W.P. Sprenger en voorts dat Sarens in genoemde akte opgave moet doen van de voor te brengen getuigen, hun verhinderdata en die van beide partijen en hun raadslieden in de maanden mei en juni 2009, opdat aan de hand daarvan dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
houdt elke verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak
houdt elke beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger.
Uitgesproken in het openbaar.
1928