ECLI:NL:RBROT:2009:BI5101
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.J.P. van Essen
- L.A.C. van Nifterick
- H. van Lokven-van der Meer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot wraking van kantonrechter en niet-ontvankelijkheid van verzoeken tegen officier van justitie en CVOM
In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van een kantonrechter. Verzoekers, die gezamenlijk beroep hadden ingesteld tegen een beschikking waarbij een verkeerssanctie was opgelegd, hebben op 3 mei 2009 een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter, de officier van justitie en de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM). De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de wet geen mogelijkheid biedt om een verzoek tot wraking in te dienen tegen een terechtzitting of tegen de officier van justitie, waardoor deze verzoeken niet-ontvankelijk zijn verklaard.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van de kantonrechter beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek feitelijke grondslag mist. Verzoekers voerden aan dat zij niet op de hoogte waren van een eerdere uitspraak in hun zaak en dat dit hun recht op een eerlijke procesgang zou frustreren. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen eerdere zitting of uitspraak had plaatsgevonden en dat de kantonrechter hen de gelegenheid had geboden om hun zienswijze ter zitting toe te lichten.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en verklaarde verzoekers voor het overige niet-ontvankelijk. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier J.A. Faaij. De rechtbank benadrukte dat wraking een middel is ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, maar dat er in dit geval geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de kantonrechter. De beslissing is genomen in het kader van de waarborging van een eerlijke procesgang, waarbij de rechtbank de belangen van verzoekers en de rechtsgang in overweging heeft genomen.