ECLI:NL:RBROT:2009:BI4388

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
328686 / HA RK 09-75
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 mei 2009 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoeker had de rechter gewraakt vanwege vermeende partijdigheid, voortkomend uit onjuiste processuele beslissingen. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 13 april 2009 en de behandeling vond plaats op 14 mei 2009. Tijdens de zitting was niemand aanwezig, maar de wrakingskamer had kennisgenomen van de relevante processtukken en een faxbericht van verzoeker. De rechtbank oordeelde dat de in de ogen van verzoeker onjuiste beslissingen van de rechter niet automatisch duiden op partijdigheid. De beoordeling van de juistheid van deze beslissingen ligt primair bij de appèlrechter. De rechtbank concludeerde dat de aangevoerde omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzingen voor partijdigheid opleverden. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen. De beslissing werd uitgesproken door de voorzitter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak : 14 mei 2009
Zaaknummer : 328686
Rekestnummer : HA RK 09-75
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
verblijvende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van mr. [naam rechter], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector bestuursrecht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij de rechter zijn in behandeling een drietal door verzoeker tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland aanhangig gemaakte bestuursrechtelijke beroepszaken, welke procedures als kenmerken hebben: AWB 08/4183 GEMWT-T1, AWB 08/4184 GEMWT-T1 en AWB 08/4185 GEMWT-T1.
Bij brief van 13 april 2009, ingekomen op de rechtbank op 15 april 2009, heeft verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de griffiedossiers van de hiervoor omschreven bestuursrechtelijke procedures.
Verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd. Aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland is kennis gegeven van de indiening van het wrakingsverzoek en van de datum en het tijdstip van de behandeling van het verzoek ter zitting van de wrakingskamer.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 14 mei 2009, alwaar de gedane wraking is behandeld, is niemand verschenen.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van het faxbericht van verzoeker van 12 mei 2009.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Bij brief van 31 maart 2009 heeft de afdeling bestuursrecht van de rechtbank op de voet van artikel 8.44 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verzoeker opgeroepen voor de zitting van 14 april 2009 te 09.30 uur, teneinde inlichtingen te geven ten behoeve van de procedure 08-4185. In antwoord hierop heeft verzoeker bij brief van 9 april 2009 verzocht om in plaats van mondeling ter zitting inlichtingen te moeten geven, dit op de voet van artikel 8.45, lid 1 Awb schriftelijk te mogen doen, zodat hij meer tijd heeft om na te denken en te antwoorden. Dit verzoek is bij brief van 10 april 2009 door de rechter geweigerd. Het geen gehoor geven aan het verzoek om schriftelijk in plaats van mondeling inlichtingen te vragen, terwijl dit van essentieel belang is voor de rechtsgang, vormt volgens verzoeker reden voor wraking van de rechter.
2.1.2
Al eerder is volgens verzoeker gebleken dat door de afdeling bestuursrecht gemakkelijk wordt besloten om artikel 8.54 Awb te gebruiken. De rechtbank heeft de neiging om door verzoeker ingestelde beroepen langs die weg af te doen.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
Hetgeen door verzoeker aan de wraking van de rechter ten grondslag is gelegd komt in essentie hierop neer dat hij het niet eens is met de beslissing van de rechter tot het gelasten van een zogenaamde inlichtingencomparitie en dat hij het evenmin eens is met de beslissing van de rechter hem niet toe te staan de inlichtingen, welke de rechtbank bij gelegenheid van die comparitie van verzoeker wenste te ontvangen, schriftelijk te geven.
3.5
Deze, in de ogen van verzoeker onjuiste, processuele beslissingen van de rechter kunnen in beginsel niet leiden tot het oordeel dat de rechter partijdig is of de schijn van partijdigheid heeft opgeroepen; de beoordeling van de juistheid van die beslissingen behoort primair tot de bevoegdheid van de appèlrechter.
Dit kan slechts anders zijn indien die beslissingen - gelet op alle omstandigheden van het geval - dermate onbegrijpelijk zijn, dat zij een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de vrees van verzoeker voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is.
3.6
Er is geen aanwijzing dat in deze zaak is overwogen artikel 8.54 Awb toe te passen. De ook door verzoeker aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegde klacht dat door hem aanhangig gemaakte bestuursrechtelijke zaken te gemakkelijk met toepassing van die bepaling zou worden afgedaan, is dan ook niet ter zake dienend. Ook die klacht kan alleen al om die reden niet tot toewijzing van het verzoek leiden.
3.7
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van mr. [naam rechter].
Deze beslissing is gegeven op 14 mei 2009 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
mr. L.A.C. van Nifterick en mr. H. van Lokven-van der Meer, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.