Parketnummer: 10/996535-07
Raadkamernummers: 08/2065 en 09/143
BESCHIKKING van de meervoudige raadkamer in de rechtbank Rotterdam.
Op 9 december 2008 en op 23 januari 2009 zijn ter griffie van deze rechtbank bezwaarschriften ex artikel 208 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: WvSv) binnengekomen, respectievelijk ingediend door de bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat mr. S. Mekking en mr. F.B.W. Groendijk namens :
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
domicilie kiezende te [adres],
hierna te noemen: verdachte,
in raadkamer vertegenwoordigd door mrs. H.W.A.A. de Jong en Th.J. Kelder, advocaten te Rotterdam respectievelijk Den Haag.
Van de inlevering van deze bezwaarschriften is een akte opgemaakt.
De rechtbank heeft gezien:
- het strafdossier met bovengenoemd parketnummer;
- het schrijven van de raadsman mr. H.W.A.A. de Jong d.d. 1 december 2008 gericht aan de rechter-commissaris, inhoudende de onderzoekswensen van de verdediging;
- het e-mailbericht van de rechter-commissaris d.d. 2 december 2008, inhoudende -onder meer- de afwijzing van het verzoek tot het benoemen van een deskundige teneinde een onderzoek in te stellen naar zwartwerken in de horeca;
- het e-mailbericht van de rechter-commissaris d.d. 11 december 2008;
- het schrijven van de raadsman mr. H.W.A.A. de Jong d.d. 15 januari 2009;
- het schrijven van de rechter-commissaris d.d. 19 januari 2009 inhoudende de afwijzing van de zestien onderzoekswensen van de verdediging en inhoudende de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek;
- het schrijven van de raadsman mr. H.W.A.A. de Jong d.d. 22 januari 2009 gericht aan de coördinerend rechter-commissaris;
- het schrijven van de rechter-commissaris d.d. 26 januari 2009;
- het onderhavige bezwaarschrift d.d. 9 december 2008 met raadkamernummer 08/2065 gericht tegen de beslissing van de rechter-commissaris d.d. 2 december 2008;
- het onderhavige bezwaarschrift d.d. 23 januari 2009 met raadkamernummer 09/143 gericht tegen de beslissing van de rechter-commissaris d.d. 19 januari 2009.
INHOUD VAN DE BEZWAARSCHRIFTEN
Het bezwaarschrift d.d. 9 december 2008 met raadkamernummer 08/2065 is gericht tegen de beslissing van de rechter-commissaris d.d. 2 december 2008, inhoudende de afwijzing van het verzoek een onderzoek te bevelen naar zwartwerken in de horeca.
Het bezwaarschrift d.d. 23 januari 2009 met raadkamernummer 09/143 is gericht tegen de beslissing van de rechter-commissaris d.d. 19 januari 2009, inhoudende de afwijzing van alle onderzoekswensen van de verdediging.
De bezwaarschriften zijn op 25 maart 2009 in raadkamer behandeld.
In raadkamer zijn namens de verdachte verschenen mrs. H.W.A.A. de Jong en Th.J. Kelder, advocaten te Rotterdam respectievelijk Den Haag.
In raadkamer zijn de raadslieden van de verdachte en de officier van justitie gehoord. De raadslieden van de verdachte hebben de bezwaarschriften toegelicht. De officier van justitie heeft ten aanzien het bezwaarschrift d.d. 9 december 2008, met raadkamernummer 08/2065, geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift en ten aanzien van het bezwaarschrift d.d. 23 januari 2009, met raadkamernummer 09/143, primair tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift en subsidiair tot gegrondverklaring van het bezwaarschrift ten aanzien van het verzoek tot het horen van de getuige [getuige 1] en ongegrondverklaring van het bezwaarschrift voor het overige.
BEOORDELING VAN DE BEZWAARSCHRIFTEN
De bezwaarschriften zijn tijdig ingediend.
Ten aanzien van het bezwaarschrift d.d. 23 januari 2009, met raadkamernummer 09/143, heeft de officier van justitie zich primair op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de beslissing van de rechter-commissaris tot sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek onherroepelijk is.
De verdediging stelt zich ten aanzien van dit bezwaarschrift op het standpunt dat er in rechte geen sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek heeft plaatsgevonden nu die sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek in strijd is met de vormen zoals die zijn neergelegd in de artikelen 200, 208 en 237 WvSv en dat de rechter-commissaris door de wijze waarop hij het gerechtelijk vooronderzoek heeft gesloten heeft gehandeld in strijd met het wettelijke systeem van rechtsmiddelen.
Uit het hierboven opgenomen verloop van de zaak maakt de rechtbank op dat de rechter-commissaris op 19 januari 2009 tegelijkertijd is gekomen tot de beslissing tot afwijzing van de onderzoekswensen van de verdediging alsmede tot de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek. Ingevolge artikel 208 lid 3 WvSv is de beslissing van de rechter-commissaris tot afwijzing van onderzoekswensen een beslissing waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Op grond van artikel 237 lid 1 WvSv juncto artikel 445 WvSv staat tegen de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek geen rechtsmiddel open.
Door het handelen van de rechter-commissaris als in de onderhavige zaak is de door de wet in artikel 208 lid 3 WvSv gegeven mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen geblokkeerd door de onherroepelijke sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit een essentieel vormverzuim op.
Daarnaast heeft de rechter-commissaris het bepaalde in artikel 200 lid 3 WvSv geschonden door de verdachte niet te horen, althans op te roepen, voorafgaand aan de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek.
De rechtbank beschouwt de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek op grond van het voorgaande nietig en is van oordeel dat het gerechtelijk vooronderzoek nog steeds loopt. Voorts gaat de rechtbank er van uit dat de reeds aan de verdediging verstuurde kennisgeving van verdere vervolging door deze onderhavige beslissing van de rechtbank geen rechtsgevolg meer zal hebben.
De bezwaarschriften zijn dan ook ontvankelijk.
INHOUDELIJKE BEOORDELING VAN DE BEZWAARSCHRIFTEN
Bezwaarschrift d.d. 9 december 2008, met raadkamernummer 08/2065.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift d.d. 9 december 2008, met raadkamernummer 08/2065, ongegrond dient te worden verklaard nu de verdediging onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het aanstellen van een deskundige op het gebied van zwartwerken in de horeca relevant zou zijn voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 WvSv.
Bij de beoordeling van de beslissing van de rechter-commissaris overweegt de rechtbank het volgende. De rechter-commissaris heeft in zijn e-mailbericht d.d. 2 december 2008 overwogen dat het aanstellen van een deskundige teneinde die deskundige een onderzoek te laten instellen naar zwartwerken in de horeca in zijn optiek niet relevant is voor de beantwoording van de vragen ex artikel 348 en artikel 350 WvSv, althans dat het verband met de beantwoording van die vragen zo ver verwijderd is, dat de toewijzing van het verzoek niet aan de orde kan zijn. Gelet hierop heeft de rechter-commissaris het verzoek afgewezen.
De rechtbank is met de rechter-commissaris van oordeel dat het aanstellen van een deskundige teneinde die deskundige onderzoek te laten doen naar zwartwerken in de horeca voor zover thans te overzien niet relevant is voor de beantwoording van de vragen ex artikel 348 en artikel 350 WvSv.
Dit bezwaarschrift is dan ook ongegrond.
Bezwaarschrift d.d. 23 januari 2009, met raadkamernummer 09/143.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het bezwaarschrift d.d. 23 januari 2009, met raadkamernummer 09/143, subsidiair op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift gegrond dient te worden verklaard voorzover dit ziet op het verzoek tot het horen van de getuige [getuige 1] en dat het bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard ten aanzien van het overige.
Ten aanzien van de verzoeken van de verdediging zoals deze zijn opgenomen in het schrijven van de raadsman d.d. 1 december 2008 overweegt de rechtbank als volgt:
- de rechtbank wijst af het verzoek tot het horen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] nu redelijkerwijs niet valt aan te nemen dat door het niet horen van voornoemde getuigen de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad. Immers, naar het oordeel van de rechtbank is thans niet gebleken dat er onduidelijkheden zijn over de aanleiding van het onderzoek naar de verdachte. Daarbij zijn er geen aanwijzingen dat er ontlastende verklaringen buiten het dossier zijn gehouden. Tenslotte zijn er geen aanwijzingen dat de verdachte in zijn verdediging geschaad is door de handelwijze ten aanzien van geheimhoudersgesprekken nu de verdediging niet heeft aangevoerd op welke wijze zij in haar verdediging geschaad zou zijn.
- de rechtbank wijst af het verzoek tot het horen van een deskundige op het gebied van horeca-exploitatie en bedrijfsvoering nu redelijkerwijs niet valt aan te nemen dat door het niet horen hiervan de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad. De rechtbank ziet geen verband tussen het verzoek en de vragen in de artikelen 348 en 350 WvSv. Daarbij heeft de verdediging niet duidelijk gemaakt hoe een dergelijke deskundige iets kan verduidelijken ten aanzien van het aan de verdachte tenlastegelegde;
- de rechtbank wijst af het verzoek tot het horen van één of meerdere werknemer(s) van de bedrijven [bedrijf 1] c.q. [bedrijf 2] nu dat verzoek onvoldoende concreet is en niet is gemotiveerd;
- de rechtbank wijst toe het verzoek tot het horen van de getuigen [getuige 4], [getuige 1], [getuige 5], [getuige 6], [getuige 7] en [getuige 8], nu de rechtbank uit de kennisgeving vervolging afleidt dat het openbaar ministerie voornemens is de verdachte te vervolgen ten aanzien van facturen waar deze getuigen over kunnen verklaren;
- de rechtbank wijst af het verzoek tot het horen van de getuige [getuige 9], nu gelet op alsnog het horen van de hierboven genoemde getuigen vooralsnog redelijkerwijs niet valt aan te nemen dat door het niet horen van deze getuige de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad;
- de rechtbank wijst af het verzoek tot het horen van de getuige [getuige 10], nu het horen van deze getuige niet van belang is voor de beantwoording van vragen in de artikelen 348 en 350 WvSv;
- de rechtbank wijst af het verzoek tot het horen van diverse zakenrelaties van [bedrijf 1] c.q. [bedrijf 2] nu dat verzoek onvoldoende concreet is;
- de rechtbank wijst af het verzoek tot het horen van de getuigen [getuige 11] en [getuige 12], nu redelijkerwijs niet valt aan te nemen dat door het niet horen van voornoemde getuigen de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad;
- de rechtbank wijst af het verzoek tot het horen van de getuige [getuige 13], nu redelijkerwijs niet valt aan te nemen dat door het niet horen van voornoemde getuige de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad;
- de rechtbank wijst af het verzoek tot het horen van de verdachte nu dit verzoek niet valt onder artikel 208 lid 1 WvSv.
Ten aanzien van het verzoek aan de rechtbank om te bevelen een andere rechter-commissaris aan te wijzen die met de voortzetting van het gerechtelijk vooronderzoek zal worden belast, overweegt de rechtbank als volgt.
Het toetsingskader voor het aanwijzen van een andere rechter-commissaris als bedoeld in artikel 448 lid 2 WvSv, is de onpartijdigheid van die rechter-commissaris. De rechtbank heeft bij die toets aansluiting gezocht bij de literatuur en jurisprudentie ten aanzien van de onpartijdigheid van rechters. De onpartijdigheid van een rechter houdt in dat een rechter geen speciale binding mag hebben met één van de procespartijen, dat de rechter niet vooringenomen mag zijn en dat de rechter ook niet de schijn van vooringenomenheid mag wekken. Uit de door de raadsman aangevoerde omstandigheden is de rechtbank niet gebleken dat de rechter-commissaris mr. [rechter-commissaris] niet onpartijdig is geweest bij het nemen van enige beslissing in het gerechtelijk vooronderzoek alsmede dat ook niet redelijkerwijs de schijn kan zijn gewekt van partijdigheid.
Dit verzoek wordt dan ook afgewezen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
- verklaart het bezwaarschrift met raadkamernummer 08/2065 ongegrond;
- verklaart het bezwaarschrift met raadkamernummer 09/143 gegrond;
- vernietigt de beslissing van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank d.d. 19 januari 2009 tot afwijzing van de zestien onderzoekswensen van de verdediging en tot sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek;
- wijst af het verzoek tot het horen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3];
- wijst af het verzoek tot het horen van een deskundige op het gebied van horeca-exploitatie en bedrijfsvoering;
- wijst af het verzoek tot het horen van één of meerdere werknemer(s) van [bedrijf 1] c.q. [bedrijf 2];
- wijst toe het verzoek tot het horen van de getuigen [getuige 4], [getuige 1], [getuige 5], [getuige 6], [getuige 7] en [getuige 8];
- wijst af het verzoek tot het horen van de getuige [getuige 9];
- wijst af het verzoek tot het horen van de getuige [getuige 10];
- wijst af het verzoek tot het horen van diverse zakenrelaties van [bedrijf 1] c.q. [bedrijf 2];
- wijst af het verzoek tot het horen van de getuigen [getuige 11] en [getuige 12];
- wijst af het verzoek tot het horen van de getuige [getuige 13];
- wijst af het verzoek tot het horen van de verdachte
- wijst af het verzoek een andere rechter-commissaris dan mr. [rechter-commissaris] met de voortzetting van het gerechtelijk vooronderzoek te belasten.
Deze beslissing is gegeven door de raadkamer van de rechtbank Rotterdam op 22 april 2009, door:
mr. Zwaneveld, voorzitter,
mrs. Boer en Frankruijter, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. Schut en Commandeur, griffiers.