ECLI:NL:RBROT:2009:BI1671

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
300168 / HA ZA 08-301
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en arbitraal beding in civiele procedure tussen Quics B.V. en Estron Forwarding B.V.

In deze civiele procedure, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 8 april 2009, staat een bevoegdheidsincident centraal tussen de eiseressen Quics B.V. en Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. en de gedaagden Estron Forwarding B.V. en Estron Overseas B.V. De eiseressen, gezamenlijk aangeduid als 'Quics c.s.', vorderen betaling van schadevergoeding na een brand in de loods van Estron, waar goederen van Quics waren opgeslagen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de dagvaarding en diverse producties, en de vordering van Quics c.s. is gebaseerd op de aansprakelijkheid van Estron voor de schade die is ontstaan door de brand op 17 februari 2006.

Estron heeft in het incident een exceptie van onbevoegdheid ingediend, stellende dat de Fenexcondities van toepassing zijn, waarin een arbitragebeding is opgenomen. Quics c.s. betwist de toepasselijkheid van deze voorwaarden en stelt dat deze vernietigbaar zijn omdat ze niet ter hand zijn gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep van Quics c.s. op vernietigbaarheid slaagt, waardoor het arbitrale beding geen deel uitmaakt van de rechtsverhouding tussen partijen.

De rechtbank wijst de vordering van Estron af en veroordeelt Estron in de proceskosten, die aan de zijde van Quics c.s. zijn vastgesteld op nihil aan verschotten en € 1.421,-- aan salaris voor de procureur. De zaak wordt verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van antwoord door Estron, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden. Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 300168 / HA ZA 08-301
Uitspraak: 8 april 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid QUICS B.V.,
gevestigd te Rotterdam;
2. de naamloze vennootschap NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident
advocaat mr. B.S. Janssen te Rotterdam,
- tegen -
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ESTRON FORWARDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam;
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ESTRON OVERSEAS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. W.M. van Rossenberg te Rotterdam.
Eiseressen worden hierna afzonderlijk aangeduid als "Quics" respectievelijk "Nationale Nederlanden" en tezamen als “Quics c.s.”, gedaagden afzonderlijk als “Estron Forwarding” respectievelijk “Estron Overseas” en gezamenlijk als “Estron”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 16 januari 2008 en de door Quics c.s. overgelegde producties 1 tot en met 4 en 6 tot en met 10;
- incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid tevens voorwaardelijke conclusie van antwoord, met 15 producties;
- conclusie van antwoord in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid, met drie producties.
2 Het geschil in de hoofdzaak
2.1
De vordering luidt dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Estron hoofdelijk, des dat door betaling van een van hen, de andere zal zijn gekweten, althans Estron Forwarding, althans Estron Overseas, veroordeelt tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting:
1. aan Quics van € 81.503,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de schadedatum 17 februari 2006, althans vanaf de datum van aansprakelijkstelling 3 maart 2006, althans vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
2. aan Nationale Nederlanden, althans aan Quics, voor zover mocht blijken dat aan Nationale Nederlanden geen vorderingrecht toekomt met betrekking tot de door haar aan Quics uitgekeerde bedragen, van € 39.794,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf schadedatum 17 februari 2006, althans vanaf de datum van aansprakelijkstelling 3 maart 2006, althans vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
3. aan Quics c.s., althans aan Quics, althans aan Nationale Nederlanden, des dat betaling aan een van hen zal hebben te gelden als betaling aan Quics c.s., van het bedrag van de expertisekosten ad € 3.329,92, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten
ad € 2.975,--, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf schadedatum 17 februari 2006, althans vanaf de datum van aansprakelijkstelling 3 maart 2006, althans vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening,
met veroordeling van Estron c.s., althans Estron Forwarding, althans Estron Overseas, in alle kosten van het geding.
2.2
Hieraan heeft Quics c.s. onder meer ten grondslag gelegd dat Quics aan Estron Forwarding, althans aan Estron Overseas, opdracht heeft gegeven om goederen, waaronder een grote hoeveelheid koperhoudende kabels, op te slaan, dat in de avond van 17 februari 2006 brand is uitgebroken in de loods van Estron waar de goederen van Quics lagen opgeslagen, dat Estron aansprakelijk is voor de als gevolg van deze brand door Quics geleden schade en dat Nationale-Nederlanden, de verzekeraar van Quics, de ontstane schade aan Quics heeft vergoed tot een bedrag van € 39.794,50, zodat Nationale-Nederlanden in zoverre in de rechten is getreden van Quics.
3 Het geschil in het incident
3.1
De vordering luidt dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van de vordering van Quics c.s. kennis te nemen.
3.2
Hieraan heeft Estron - kort samengevat - ten grondslag gelegd dat Quics gecontracteerd heeft met Estron Forwarding en dat op deze contractuele relatie de Fenexcondities van toepassing zijn, waaronder het in artikel 23 daarvan vervatte arbitrale beding.
3.3
Quics c.s heeft de incidentele vordering betwist, waartoe zij heeft aangevoerd dat:
- primair: de Fenexcondities niet van toepassing zijn;
- subsidiair: de Fenexcondities, althans de bepalingen daarvan waarop Estron zich beroept, reeds vernietigd zijn, althans vernietigbaar zijn, nu de Fenexcondities niet ter hand zijn gesteld aan Quics (zie art. 6:233 sub b jo. art. 234 lid 1 sub a BW);
- meer subsidiair: een beroep door Estron op de Fenexcondities naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4 De beoordeling
in het incident
4.1
Op grond van artikel 1021 Rv wordt de overeenkomst tot arbitrage bewezen door een geschrift, waarvoor voldoende is een geschrift dat in arbitrage voorziet of dat verwijst naar algemene voorwaarden welke in arbitrage voorzien en dat door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard.
Een beroep op een arbitraal beding in algemene voorwaarden gaat onder meer niet op indien die algemene voorwaarden blijken niet van toepassing te zijn of indien toepasselijke algemene voorwaarden vernietigbaar blijken te zijn.
4.2
In dit incident kan in het midden blijven of de Fenexcondities van toepassing zijn. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt namelijk hoe dan ook het beroep van Quics c.s. op vernietigbaarheid, zodat het in artikel 23 Fenexcondities vervatte arbitrale beding geen deel uitmaakt van de tussen partijen geldende rechtsverhouding(en). Dat oordeel is op het volgende gegrond.
4.3
Quics heeft onweersproken gesteld dat Estron de Fenexcondities niet eerder dan in de onderhavige procedure aan Quics ter hand heeft gesteld. Daarom heeft Quics zich op de vernietigbaarheid van die algemene voorwaarden beroepen. Gesteld noch gebleken is dat terhandstelling van deze algemene voorwaarden redelijkerwijs niet mogelijk was.
4.4
In hetgeen Estron heeft aangevoerd onder 8-11 van haar incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid tevens voorwaardelijke conclusie van antwoord ligt de stelling besloten dat Quics met de (inhoud van de) Fenexcondities bekend was.
Het moge zo zijn dat in het kader van een eerder voorval betreffende binnenlands wegvervoer Estron Quics opmerkzaam heeft gemaakt op de Fenexcondities, gesteld noch gebleken is dat Estron daarbij heeft verwezen naar het in (artikel 23 van) de Fenexcondities vervatte arbitrale beding. Evenmin gesteld of gebleken is dat het toenmalige schadegeval tussen partijen is afgerekend op basis van de Fenexcondities zélf en niet op basis van de Algemene Vervoerscondities 2002 (AVC), naar welke voorwaarden in de Fenexcondities wordt verwezen met het oog op de afwikkeling van een schadegeval van binnenlands wegvervoer, hetgeen van de zijde van Estron toen onder de aandacht is gebracht van Quics, getuige het faxbericht d.d. 16 november 2005 (prod. 4 van Estron).
De door Estron gestelde feiten en omstandigheden kunnen daarom niet de conclusie dragen dat Quics met het arbitrale beding van artikel 23 Fenexcondities bekend was.
4.5
Om de hierboven vermelde redenen valt, ten slotte, evenmin in te zien waarom Quics c.s. in het onderhavige geval haar recht op een beroep op vernietigbaarheid van het in de Fenexcondities vervatte arbitrale beding zou hebben verwerkt, zoals Estron nog aanvoert.
Andere feiten of omstandigheden die het beroep op rechtsverwerking kunnen steunen heeft Estron niet gesteld.
4.6
Gelet op het bovenstaande slaagt het beroep van Estron op onbevoegdheid van deze rechtbank niet.
4.7
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Estron in de proceskosten van dit incident worden veroordeeld.
in de hoofdzaak
4.8
Estron staat in de hoofdzaak voor het nemen van een conclusie van antwoord. Daarom zal de zaak worden verwezen naar de rol om haar tot het nemen van die conclusie in de gelegenheid te stellen.
5 De beslissing
De rechtbank,
in het incident
wijst de vordering af;
veroordeelt Estron in de proceskosten, die aan de zijde van Quics c.s zijn bepaald op nihil aan verschotten en € 1.421,-- aan salaris voor de procureur;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 6 mei 2009 voor het nemen van een conclusie van antwoord door Estron;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger.
Uitgesproken in het openbaar.
901/1928