ECLI:NL:RBROT:2009:BI0261

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/1726 WOZ en AWB 07/ 1727 WOZ T2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van voorlopige en definitieve aanslagen onroerende-zaakbelastingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 maart 2009 uitspraak gedaan over de voorlopige en definitieve aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen voor de jaren 2006, opgelegd aan de besloten vennootschappen X B.V. en Y B.V. De rechtbank oordeelde dat de voorlopige aanslagen geheel verrekend zijn met de definitieve aanslagen, die onherroepelijk zijn komen vast te staan. Belanghebbenden, die geacht worden op de hoogte te zijn van de bezwaarmogelijkheden, hebben geen bezwaar gemaakt tegen de definitieve aanslagen. Hierdoor zijn deze aanslagen onherroepelijk geworden en hebben de belanghebbenden geen belang meer bij de behandeling van de beroepen die gericht zijn tegen de voorlopige aanslagen. De rechtbank verklaarde de beroepen niet-ontvankelijk voor zover deze betrekking hebben op de voorlopige aanslagen en ongegrond voor de definitieve aanslagen. De rechtbank benadrukte dat de bezwaarschriften enkel betrekking hadden op de voorlopige aanslagen en dat er geen rechtsgevolgen meer zijn voor de voorlopige aanslagen, nu deze zijn verrekend met de definitieve aanslagen. De rechtbank verwierp ook de stelling van de eiseressen dat er toezeggingen zijn gedaan door de verweerder die hen het vertrouwen gaven dat hun bezwaren ook betrekking hadden op de definitieve aanslagen. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van bezwaren tegen definitieve aanslagen en de gevolgen van het niet indienen daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nrs.: AWB 07/1726 WOZ-T2 en AWB 07/1727 WOZ-T2
Uitspraak in de gedingen tussen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V., statutair gevestigd te A, hierna: X,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Y B.V., statutair gevestigd te Z, hierna: Y,
hierna gezamenlijk ook te noemen: eiseressen, en
de heffingsambtenaar van de gemeente Z, hierna: verweerder.
1. Ontstaan en loop van de gedingen
1.1 Verweerder heeft aan Y voor het jaar 2006 een voorlopige aanslag in de onroerende-zaakbelastingen (gebruikersdeel) met dagtekening 15 januari 2006 opgelegd van in totaal
€ 25.792,32 (aanslagnummer 18360727).
1.2 Bij uitspraak, gedagtekend 4 april 2007, is het bezwaar, voor zover gericht tegen de voorlopige aanslag, ongegrond verklaard, en voor zover gericht tegen de definitieve aanslag (gedagtekend 15 maart 2006 en aanslagbiljetnummer 20440471), niet-ontvankelijk verklaard.
1.3 Voorts heeft verweerder aan X voor het jaar 2006 een voorlopige aanslag in de onroerende-zaakbelastingen (eigenarendeel) met dagtekening 15 januari 2006 opgelegd van in totaal € 32.240,40 (aanslagnummer 18360642).
1.4 Bij uitspraak met dagtekening 4 april 2007 is het bezwaar, voor zover gericht tegen de voorlopige aanslag, ongegrond verklaard, en voor zover gericht tegen de definitieve aanslag (gedagtekend 15 maart 2006 en aanslagbiljetnummer 20440206), niet-ontvankelijk verklaard.
1.5 Tegen de uitspraken op bezwaar hebben eiseressen bij brieven van 9 mei 2007 beroep ingesteld. De beroepen zijn bij brieven van 13 juni 2007 en 20 januari 2009 nader gemotiveerd.
1.6 Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
1.7 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2009. Aanwezig waren de gemachtigden van Y en X, mr. A.G. Legerstee RT en mr. T. de Goede, alsmede namens verweerder mr. S. Kapoerchan en mr. R.P.M.M. Mols.
2. Feiten en omstandigheden
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
2.1 X is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak a-straat 7 te Botlek Rt. (hierna: de onroerende zaak). Y is gebruiker van de onroerende zaak.
2.2 Verweerder heeft aan eiseressen de onder 1.1 en 1.3 weergegeven voorlopige aanslagen opgelegd.
2.3 Met dagtekening 15 maart 2006 heeft verweerder aan Y voor 2006 een definitieve aanslag in de onroerende-zaakbelastingen opgelegd ten bedrage van € 25.792,32 (gebruikersdeel). Met deze aanslag is de onderwerpelijke voorlopige aanslag geheel verrekend. Voorts heeft verweerder met dagtekening 15 maart 2006 aan X voor het jaar 2006 een definitieve aanslag in de onroerende-zaakbelastingen (eigenarendeel) opgelegd van in totaal € 32.240,40 en de aan haar opgelegde, onderwerpelijke voorlopige aanslag daarmee geheel verrekend.
3. Omschrijving van de geschillen en standpunten van partijen
3.1 In geschil is het antwoord op de vragen:
1) of eiseressen in de beroepen kunnen worden ontvangen en zo ja,
2) of verweerder ten onrechte de door eiseressen tegen de definitieve aanslagen ingediende bezwaren niet-ontvankelijk heeft verklaard en zo ja,
3) of verweerder de aanslagen tot de juiste bedragen heeft berekend.
3.2 Eiseressen beantwoorden de vragen 1) en 2) in bevestigende en de vraag 3) in ontkennende zin.
3.3 Verweerder beantwoordt die vragen in tegenovergestelde zin.
3.4 Voor de gronden waarop partijen hun standpunten doen steunen, verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
4. Beoordeling van de geschillen
4.1 De rechtbank stelt voorop dat de voorlopige aanslagen op de voet van artikel 13 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn opgelegd. De andersluidende opvatting van eiseressen wordt verworpen.
4.2 De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 oktober 1990, nr. 26 416, LJN: ZC4733, omtrent het karakter van een voorlopige aanslag geoordeeld:
"3.5 Voorlopige aanslagen - andere dan negatieve voorlopige aanslagen - dienen wanneer de definitieve aanslag niet tijdig wordt opgelegd, te worden vernietigd en de daarop betaalde bedragen dienen te worden teruggegeven. Het is immers, bij gebreke van enige aanwijzing voor het tegendeel in de geschiedenis van de totstandkoming van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, niet in overeenstemming met het stelsel van die wet te achten dat met een voorlopige aanslag als vorenbedoelde iets anders is beoogd dan het scheppen van de formele grondslag voor vooruitbetalingen op een nog op te leggen definitieve aanslag."
4.3 Met het karakter van vooruitbetaling strookt dat een voorlopige aanslag, die nadien geheel is verrekend met een definitieve aanslag die onherroepelijk is komen vast te staan, geen rechtsgevolgen meer heeft. Dit is ook het geval voor zover een bij voorlopige aanslag geheven bedrag aan belasting niet of niet geheel met zodanige definitieve aanslag is verrekend, doch op de voet van artikel 15 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bij voor bezwaar vatbare beschikking is teruggegeven.
4.4 Het hiervoor overwogene komt erop neer dat, zodra het gehele bedrag van de voorlopige aanslag definitief is verrekend of is teruggegeven, bij gebreke van enig rechtsgevolg het belang aan het openstaande of ingestelde rechtsmiddel betreffende de voorlopige aanslag komt te ontvallen (verg. Gerechtshof 's-Gravenhage 10 oktober 2008, LJN: BF8191 en Gerechtshof Amsterdam 2 december 2004, LJN: AR8415).
4.5 Tussen partijen is niet in geschil dat de aan eiseressen opgelegde voorlopige aanslagen geheel met de definitieve aanslagen zijn verrekend.
4.6 De rechtbank verenigt zich met verweerders standpunt dat eiseressen geen bezwaar hebben gemaakt tegen de definitieve aanslagen. De nadere motivering van het bezwaar tegen de voorlopige aanslagen, gedateerd 17 maart 2006, rept met geen enkel woord over een definitieve aanslag. Zowel aanhef als inhoud van het bezwaarschrift hebben alleen betrekking op de voorlopige aanslagen. Mede gelet op de omstandigheid dat ingevolge artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen voorlopige en definitieve aanslagen zelfstandige rechtsbescherming toekomt (het zogenoemde gesloten stelsel van rechtsmiddelen), kunnen de bezwaarschriften niet gelden voor de definitieve aanslagen.
4.7 Dat de bezwaren tegen de voorlopige aanslagen niet tevens waren gericht tegen de definitieve aanslagen, blijkt voorts uit de omstandigheid dat uit de brief van de gemachtigde van eiseressen, gedateerd 2 augustus 2006, blijkt dat de gemachtigde toen nog niet ervan op de hoogte was dat definitieve aanslagen waren opgelegd.
4.8 De stelling van eiseressen, dat de (tot de gedingstukken behorende) definitieve aanslagen geen rechtsmiddelverwijzing bevatten, wordt verworpen. De aanslagbiljetten waarnaar eiseressen verwijzen, betreffen duplicaten. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de stelling van verweerder dat de originele aan eiseressen gezonden aanslagbiljetten zoals te doen gebruikelijk wèl een dergelijke verwijzing bevatten.
4.9 Eiseressen hebben voorts, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat verweerder in een telefoongesprek toezeggingen heeft gedaan waaraan zij het in rechte te beschermen vertrouwen mochten ontlenen dat het bezwaar tegen de voorlopige aanslagen zou worden aangemerkt als mede te zijn gericht tegen de definitieve aanslagen.
4.10 De omstandigheid, dat de rechtbank Middelburg in haar uitspraken van 24 december 2008 (LJN: BG9700) en 15 januari 2009 (LJN: BH3149) heeft geoordeeld dat in de gevallen die daar voorlagen wél een belang bij toetsing van de voorlopige aanslag bestond ondanks dat de definitieve aanslag onherroepelijk was komen vast te staan, kan eiseressen niet baten. Anders dan in die gevallen, zijn eiseressen bedrijven die ook in eerdere jaren aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen opgelegd hebben gekregen en derhalve mogen worden geacht genoegzaam op de hoogte te zijn van de bezwaarmogelijkheden. Bovendien plegen eiseressen door een beroepsmatig optredende gemachtigde te worden bijgestaan. Dat eiseressen desalniettemin om hen moverende redenen geen gebruik van die mogelijkheden hebben gemaakt, moet voor hun risico en rekening blijven.
4.11 Nu eiseressen geen bezwaar tegen de definitieve aanslagen hebben ingediend, zijn die aanslagen onherroepelijk komen vast te staan. Eiseressen hebben bij gebreke van enig rechtsgevolg geen belang meer bij een behandeling van de beroepen voorzover deze zijn gericht tegen de voorlopige aanslagen. In zoverre dienen de beroepen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.12 Verweerder heeft terecht de bezwaren voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn in zoverre ongegrond.
4.13 Aan behandeling van de materiële geschillen tussen partijen kan in deze gedingen niet worden toegekomen.
4.14 De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart de beroepen, voorzover gericht tegen de voorlopige aanslagen, niet-ontvankelijk, en
verklaart de beroepen, voorzover ze betrekking hebben op de definitieve aanslagen, ongegrond.
Aldus gedaan door mr. T. Damsteegt, voorzitter, mr. R.C.M. Reinarz en mr. G.H. Nomes, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Lader, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 18 maart 2009.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Afschrift aangetekend aan partijen verzonden op: