ECLI:NL:RBROT:2009:BH8711

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
325438 / HA RK 09-50
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civielrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 30 maart 2009 een verzoek tot wraking van een rechter afgewezen. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr.drs. S.J. Brunia, was gebaseerd op de stelling dat de rechter partijdig was vanwege zijn eerdere werkzaamheden als advocaat bij een kantoor waarmee verzoeker juridische conflicten had. De wrakingskamer heeft het griffiedossier van de civielrechtelijke procedure bestudeerd en vastgesteld dat er geen aanwijzingen waren voor subjectieve of objectieve partijdigheid van de rechter. De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de rechter voor 1 oktober 1996 advocaat was bij het kantoor, geen grond vormde voor de vrees van verzoeker dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De rechtbank benadrukte dat de door verzoeker aangevoerde bezwaren tegen de processuele beslissingen van de rechter, zoals de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechter, niet konden leiden tot de conclusie dat de rechter partijdig was. De rechtbank concludeerde dat de wraking ongegrond was en wees het verzoek af.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak : 30 maart 2009
Zaaknummer : 325438
Rekestnummer : HA RK 09-50
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde mr.drs. S.J. Brunia,
strekkende tot wraking van [naam rechter], kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij de rechter is in behandeling de door [naam eiseres] als eiseres tegen verzoeker als gedaagde ingestelde civielrechtelijke vordering. Deze procedure heeft als kenmerk 913718 / CV EXPL 08-30360.
De rechter heeft in deze procedure op 24 februari 2009 een (tussen)vonnis gewezen, hierna: het vonnis.
Bij akte van 28 februari 2009, ingekomen ter griffie op 2 maart 2009, heeft verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hierboven omschreven civielrechtelijke procedure.
Verzoeker, zijn gemachtigde, de rechter, alsmede de gemachtigde van [naam eiseres] zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 16 maart 2009, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoeker, zijn gemachtigde, de heer [naam gemachtigde] namens [naam gemachtigde] (gemachtigde van eiseres in voormelde civielrechtelijke procedure) en de heer [naam] namens [naam eiseres].
Verzoeker en zijn gemachtigde hebben hun standpunt nader toegelicht, waarbij zijn gemachtigde pleitnotities heeft overgelegd en voorgedragen.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Op de eerste dag waarop de zaak diende had de dagvaarding nietig moeten worden verklaard, dan wel had eiseres aanstonds niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. De rechter heeft de betreffende verweren van verzoeker in het vonnis genegeerd.
2.1.2
De civielrechtelijke procedure heeft als onderwerp de vaststelling van een declaratie van een advocaat. Daarvoor geldt een speciale rechtsgang, vastgelegd in de Wet tarieven burgerlijke zaken en ter zake van die rechtsgang is niet de kantonrechter bevoegd. De rechter had zich in het vonnis onbevoegd moeten verklaren, maar deed dat niet, hoewel zij in het vonnis erkent dat zij niet bevoegd is.
2.1.3
De rechter is met eiseres gaan meeprocederen door toe te staan dat eiseres de aanduiding van haar eigen naam in de dagvaarding verbeterde. Ook heeft de rechter in het vonnis de verdere behandeling van de zaak aangehouden en eiseres verwezen naar de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten, zulks ten onrechte, omdat eiseres geen advocaat is maar een vennootschap. Alleen een advocaat en een cliënt van een advocaat kunnen zich voor het begroten van een declaratie wenden tot de Raad van Toezicht. De rechter kan ook niet verwijzen naar de Raad van Toezicht; zij kan alleen verwijzen naar een andere gewone rechter.
2.1.4
Hoewel de rechter zichzelf onbevoegd acht van het onderwerp van geschil kennis te nemen, geeft zij in het vonnis al wel een oordeel over de kosten. Zij geeft hiermee te kennen dat er een veroordeling zal volgen en zij treedt hiermee in de bevoegdheden van de president van de rechtbank ex artikel 39 van de Wet TBZ en de meervoudige kamer ex artikel 40 Wet TBZ.
2.1.5
De rechter houdt eiseres niet aan haar substantiëringsplicht en keurt goed dat eiseres in strijd daarmee stukken in een laat stadium en zonder enige toelichting of motivering in de procedure brengt, waarna de rechter in het vonnis oordeelt dat verzoeker hierdoor niet in zijn belangen is geschaad en niet de mogelijkheid is ontnomen een vordering in reconventie in te stellen.
2.1.6
Voormelde handelwijze van de rechter getuigt van eigengereidheid, van negatie en minachting van de wet en de advocatuur en haar organen, en rechtvaardigt ernstige twijfel aan de objectiviteit als rechter en wekt de schijn van partijdigheid.
2.1.7
Verzoeker heeft een goede financiële reputatie in de handel; hij staat bekend als iemand die zijn rekeningen betaalt. Een inbreuk op die reputatie zal - met name voor zijn Chinese zakenrelaties - funest zijn. Hij is werkzaam geweest als zee-reder en heeft veel personeel in dienst gehad. Op 13 maart 2009 is verzoeker ter kennis gekomen dat de rechter als advocaat werkzaam is geweest bij het advocatenkantoor [naam kantoor] te Rotterdam. In de tijd dat verzoeker werkzaam was als zee-reder heeft hij grote geschillen gehad met (advocaten van) genoemd kantoor, met welke geschillen grote geldbedragen waren gemoeid. Genoemd kantoor heeft nimmer een op die geschillen betrekking hebbende procedure kunnen winnen. Dat heeft veel kwaad bloed gezet. Verzoeker heeft zelfs de bescherming van de Deken van de Orde van Advocaten gevraagd en ook gekregen. Uit die tijd stamt de werkzaamheid van de rechter voor het kantoor [naam kantoor]. Verzoeker ziet een link met die tijd; anders is het gedrag van de rechter jegens verzoeker niet verklaarbaar. Verzoeker ziet dit als een soort karaktermoord.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
3. De beoordeling
3.1
Ter beoordeling is de vraag of aan de door verzoekers aangevoerde omstandigheden een aanwijzing valt te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was.
3.2
Hetgeen hiervoor onder 2.1.7 als grondslag voor de wraking is weergegeven, is eerst ter zitting van 16 maart 2009 aangevoerd, terwijl de (akte tot) wraking vanwege verzoeker is ingediend op 2 maart 2009.
Al aannemende dat deze grondslag voor de wraking tijdig is aangevoerd, neemt de rechtbank als uitgangspunt voor de beoordeling op dit punt aan dat de rechter kennelijk gedurende enige tijd als advocaat verbonden is geweest aan het kantoor [naam kantoor], en verzoeker in of rond diezelfde periode meermalen geschillen heeft gehad met dat kantoor.
Niet is aangevoerd dat de rechter, als advocaat verbonden aan dat kantoor, zelf bij die geschillen betrokken is geweest, zodat er geen grond is om aan te nemen dat er uit dien hoofde sprake kan zijn van persoonlijke animositeit tussen de rechter en verzoeker. De enkele omstandigheid dat de rechter een aanzienlijk aantal jaren geleden (in ieder geval voor 1 oktober 1996) advocaat was bij het kantoor [naam kantoor] en verzoeker in diezelfde tijdsperiode juridische conflicten had met dat kantoor, biedt ook overigens geen aanwijzing voor subjectieve partijdigheid van de rechter.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert objectief gerechtvaardigd is.
3.4
Zoals hiervoor onder 2.1.1 tot en met 2.1.5 is samengevat, is verzoeker het niet eens met een aantal processuele beslissingen van de rechter, die de tegen hem aanhangige civielrechtelijke vordering behandelt, met name ten aanzien van de geldigheid van de dagvaarding, het toestaan van het aanpassen van de naamsaanduiding van eiseres, het oordeel over de bevoegdheid, alsmede het toestaan van producties van eiseres en de aanvaarding van het herstel van omissies aan de zijde van eiseres, waarbij is overwogen dat verzoeker door een en ander niet in zijn belangen is geschaad.
Die in de ogen van verzoeker onjuiste processuele beslissingen van de rechter kunnen in beginsel niet leiden tot het oordeel dat de rechter partijdig is of de schijn van partijdigheid heeft opgeroepen; de beoordeling van de juistheid van die beslissingen behoort primair tot de bevoegdheid van de appèlrechter.
3.5
Dit kan slechts anders zijn indien die beslissingen - gelet op alle omstandigheden van het geval - dermate onbegrijpelijk zijn, dat zij een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de vrees van verzoeker voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is.
3.6
De rechtbank overweegt met betrekking tot de bevoegdheidskwestie nog in het bijzonder, dat uit de stukken van de bodemprocedure en het wrakingsverzoek naar voren komt, dat in de door en namens verzoeker in de civielrechtelijke procedure gevoerde verweren zowel elementen aanwezig zijn die behoren tot de bevoegdheid van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten, als elementen die de overeenkomst tussen eiseres en (verzoeker als) gedaagde raken. Deze elementen zijn bovendien dusdanig met elkaar verweven, dat de beslissing van de rechter om de zaak aan te houden en eiseres in de gelegenheid te stellen de declaratie ter begroting voor te leggen aan de Raad van Toezicht en zich daarover uit te laten, geenszins onbegrijpelijk voorkomt. In ieder geval is de rechtbank van oordeel dat die beslissing geen zwaarwegende aanwijzing oplevert voor subjectieve partijdigheid van de rechter.
3.7
De wraking is derhalve ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam rechter].
Deze beslissing is gegeven op 30 maart 2009 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
mr. L.A.C. van Nifterick en mr. O.E.M. Leinarts, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.