ECLI:NL:RBROT:2009:BH6452
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Faillissement en terugbetaling van geldlening in het kader van voorgenomen overname
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 11 maart 2009, gaat het om een geschil dat voortvloeit uit een geldlening die is verstrekt door [gedaagde 1] aan [bedrijf 1] in het kader van een voorgenomen overname. De lening van € 64.900,- werd verstrekt ter versterking van de liquiditeitspositie van [bedrijf 1], met de voorwaarde dat deze onmiddellijk opeisbaar zou zijn bij het niet doorgaan van de overname. Na het afzien van de overname, heeft [bedrijf 1] een deel van de lening terugbetaald, wat door de curator van het faillissement van [bedrijf 1] als een onverplichte rechtshandeling werd bestempeld. De curator vorderde terugbetaling van de bedragen die aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] waren betaald, op basis van artikel 42 en 47 van de Faillissementswet.
De rechtbank oordeelde dat de terugbetaling van de lening geen onverplichte rechtshandeling was, omdat de lening direct gekoppeld was aan de voorgenomen overname. De curator kon niet aantonen dat er sprake was van samenspanning tussen [gedaagde 2] en [bedrijf 1] om andere schuldeisers te benadelen. De rechtbank wees de vorderingen van de curator af en veroordeelde hem in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van de context van rechtshandelingen in faillissementzaken en de noodzaak om duidelijk bewijs te leveren voor claims van benadeling van schuldeisers.
De uitspraak is van belang voor de interpretatie van de Faillissementswet, met name in gevallen waar leningen en terugbetalingen plaatsvinden in de context van een voorgenomen overname. De rechtbank bevestigde dat niet elke terugbetaling in een faillissement automatisch als onverplicht kan worden aangemerkt, vooral niet als deze terugbetalingen voortvloeien uit voorafgaande overeenkomsten die aan de overname zijn gekoppeld.