ECLI:NL:RBROT:2009:BH5386

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
324303/KG ZA 09-120
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op heraanbesteding van wezenlijk gewijzigde opdracht in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben eiseressen, aangeduid als [eiseressen], een vordering ingesteld tegen de Stichting Het Zuid-Hollands Landschap, hierna te noemen 'De Stichting'. De vordering betreft een verbod op de heraanbesteding van een opdracht die volgens eiseressen wezenlijk is gewijzigd. De voorzieningenrechter heeft op 10 maart 2009 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de feiten en de procedure als volgt zijn samengevat. De Stichting had een aanbesteding bekendgemaakt voor werkzaamheden in het Plangebied Zouweboezem, waarbij eiseressen op 17 juni 2008 een aanbieding hadden gedaan. De Stichting heeft echter besloten om de aanbesteding te beëindigen en een nieuwe aanbesteding uit te schrijven, waarbij eiseressen van mening zijn dat de nieuwe opdracht in wezen niet verschilt van de eerdere opdracht waarvoor zij de beste aanbieding hebben gedaan. Eiseressen stellen dat de wijzigingen in de opdracht niet wezenlijk zijn en dat de Stichting hen niet vrijstaat om de opdracht opnieuw aan te besteden. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van beide partijen gehoord en geconcludeerd dat de wijzigingen in de opdracht niet als wezenlijk kunnen worden aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft De Stichting geboden om de lopende aanbesteding te staken en heeft haar verboden om de opdracht aan een ander te gunnen of opnieuw aan te besteden. Tevens is De Stichting veroordeeld in de proceskosten van eiseressen. Dit vonnis is uitgesproken door voorzieningenrechter A.F.L. Geerdes, in aanwezigheid van griffier T.M. Rijppaert.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer 324303/KG ZA 09-120
Uitspraak: 10 maart 2009
VONNIS in kort geding in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1],
gevestigd te Achthoven;
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 2],
gevestigd te Nieuwland,
eiseressen,
advocaat mr. M. Straatman en mr. H.W. Gierman,
- tegen –
de stichting STICHTING “HET ZUID-HOLLANDS LANDSCHAP”,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. L. Mundt.
Eiseressen worden hierna samen aangeduid als “[eiseressen]”, gedaagde als “De Stichting”.
1. Het verloop van het geding
1.1
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 12 februari 2009;
- pleitnotities en producties van mrs. Straatman en Gierman;
- conclusie van antwoord, pleitnotities en producties van mr. Mundt.
1.2
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 23 februari 2009. Daarbij heeft [eiseressen] haar eis aangevuld, waartoe de voorzieningen-rechter haar heeft toegelaten.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van de inhoud van de door partijen overgelegde producties, kan in dit kort geding van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1
Op 20 maart 2008 heeft De Stichting een aanbesteding bekend gemaakt door middel van een “Aankondiging van een opdracht Werken”. Deze aanbesteding (bestek 9S3799.AO/K01) geschiedt onder de toepasselijkheid van het Aanbestedingsreglement Werken 2005 (hierna: ARW 2005) en betreft een niet openbare overheidsopdracht tot het “terugdringen van verlanding en verruiging voornamelijk door middel van maai- hakhout-, plag-, graaf- en baggerwerkzaamheden” in het Plangebied Zouweboezem in de gemeente Zederik. Meer in het bijzonder gaat het daarbij om het maaien van riet, het verwijderen van bos het snoeien van bomen langs watergangen, het hydraulisch baggeren van verlande watergangen, het afplaggen van riet- en bospercelen en graven van visbaaien en vispoelen en het verwerken van de vrijkomende bagger en grond in een depot ter plaatse. De daadwerkelijke uitvoeringswerkzaamheden kunnen in verband met flora- en faunawetgeving ieder jaar alleen in de maanden september tot en met november worden gerealiseerd.
2.2
[eiseressen] heeft op 17 juni 2008 een aanbieding gedaan en ingeschreven met een be-drag van € 1.527.000,- exclusief BTW.
2.3
[toenmalig directievoerder] (toenmalig directievoerder namens De Stichting) heeft bij faxbrief van 25 juni 2008 onder meer het volgende aan [eiseressen] medegedeeld:
Uit de beoordeling van de door u ingediende stukken blijkt dat er op één punt afgeweken wordt van de aanbestedingsstukken. Conform artikel 3.28.1 van het ARW 2005 verzoeken wij u uw inschrijving te verduidelijken op onderstaande punt:
• In paragraaf 5.2 van uw plan van aanpak geeft u[w] aan dat het plagmateriaal wordt opgeslagen in
depot MM017. Conform het bestek kan alleen grond met kwaliteit klasse A in MM017 worden toe-
gepast. Mogen wij er van uit gaan dat u het plagsel conform het bestek toepast in zowel MM017 en
MM020?
2.4
Bij brief van [toenmalig directievoerder] (toenmalig directievoerder namens De Stichting) d.d. 4 juli 2008 is onder meer het volgende aan [eiseressen] medegedeeld:
Op 17 juni 2008 heeft u een aanbieding gedaan conform de niet openbare procedure (voorselectie) van het ARW 2005 voor “Herinrichting Zouweboezem”. Op 18 juni 200[7]8 heeft beoordeling plaatsgevonden van de inschrijvingen door een beoordelingsteam van 4 personen.
U bent vervolgens per fax van [toenmalig directievoerder] d.d. 25 juni 2008 in de gelegenheid gesteld uw aan-bieding te verduidelijken. De verduidelijking is door [toenmalig directievoerder] ontvangen op 26 juni 2008.
Navolgend stellen wij u in kennis van de uitslag van de beoordeling.
Beoordeling verduidelijking en ongeldigheid
Uw fax van 26 juni 2008 heeft ten aanzien van de gestelde items tot verduidelijking geleid, derhalve is ons inziens geen sprake van een ongeldige aanbieding als bedoeld in 3.27.1 van het ARW 2005.
Kwaliteitsbeoordeling en vervolg procedure
Namens de Stichting Het Zuid-Hollands landschap melden wij u dat op basis van de gunningcriteria genoemd in de aankondiging en de aanbestedingsleidraad u de beste prijs/kwaliteitsscore heeft be-haald. Conform artikel 3.31.4 van het ARW 2005 is uw aanbieding echter onaanvaardbaar en zal af-hankelijk van de financiële mogelijkheden die de Stichting Het Zuid-Hollands landschap heeft, de procedure worden beëindigd met of zonder gunning of in de lijn van artikel 3.31.4 van het ARW 2005 worden vervolgd met een onderhandelingsprocedure. In een eventuele volgende onderhande-lingsprocedure worden alleen de inschrijvers betrokken die een geldige aanbieding hebben gedaan en zal deze conform paragraaf 5.4.3 van het ARW 2005 niet met voorafgaande aankondiging plaatsvin-den.
De overige inschrijvers hebben gelijktijdig met u bericht ontvangen ten aanzien van het mogelijke vervolg van de procedure en hebben evenals u de gelegenheid om binnen 15 dagen na dagtekening van deze brief een kort geding aanhangig te maken. Indien binnen 15 dagen na dagtekening van deze brief een kort geding aanhangig is gemaakt, zal de Stichting Het Zuid-Hollands Landschap niet over-gaan met het vervolg van de procedure voordat in kort geding vonnis is gewezen, tenzij een zwaarwe-gend belang onverwijlde voortzetting van de procedure gebiedt. Indien u niet tijdig een kort geding aanhangig hebt gemaakt gaat de Stichting Het Zuid-Hollands Landschap er van uit dat u geen be-zwaren heeft tegen een eventuele voortzetting van de procedure door middel van onderhandeling met de inschrijvers die een geldige aanbieding hebben gedaan en de Stichting Zuid-Hollands Landschap dan ook jegens u vrij is om de procedure op deze wijze te vervolgen.
2.5
Bij brief van 18 juli 2008 deelt [eiseressen] onder meer het volgende aan De Stichting mede:
[eiseressen] (…) betwist dat haar aanbieding als onaanvaardbaar kan worden aangemerkt. Ons in-ziens is de door ons aangeboden aanneemsom zorgvuldig geraamd en marktconform. Wij hebben niet van u een directiebegroting ontvangen waaruit het tegendeel blijkt. Ons inziens is artikel 3.31.4 ARW 2005 dan ook niet van toepassing.
Ik heb u aangegeven dat wij desalniettemin bereid zijn om met de Stichting Het Zuid-Hollands Landschap in overleg te treden.
U heeft mij daarop aangegeven dat de Stichting het Zuid-Hollands Landschap – bij gebrek aan finan-ciële middelen – de huidige aanbesteding zonder gunning beëindigt, inmiddels heeft besloten om af te zien van een vervolg met een onderhandelingsprocedure en een nieuwe aanbesteding van een wezen-lijk gewijzigd werk zal organiseren. Alleen onder het uitdrukkelijke voorbehoud dat de nieuwe aan-besteding betrekking heeft op een wezenlijk gewijzigd werk, stemmen wij in met deze gang van za-ken. Graag komen wij in aanmerking voor de gunning van het nieuwe werk.
2.6
Op 20 januari 2009 heeft De Stichting een aanbesteding bekend gemaakt door middel van een “Aankondiging van een opdracht Werken”. Deze aanbesteding (bestek 2008-3377-01) be-treft een openbare overheidsopdracht en bestaat in hoofdzaak uit: “maaien riet (circa 4,0 ha), verwijderen bos (circa 3,4 ha), snoeien houtopslag langs watergangen (circa 1800 m1), hydrau-lisch baggeren van (verlande) watergangen (circa 40.000 m3), afplaggen van riet- en bospercelen, re-aliseren visbaaien en poelen (ca. 8,5 ha = circa 22.000m3), verwerken vrijkomende bagger en grond op perceel binnen Zouweboezem (circa 4 ha) ” in het Plangebied Zouweboezen in de gemeente Zederik. De daadwerkelijke uitvoeringswerkzaamheden kunnen in verband met flora- en faunawetgeving ieder jaar alleen in de maanden september tot en met november worden ge-realiseerd.
3. Het geschil
3.1
Op gronden als in de dagvaarding vermeld en ter zitting nader toegelicht, vordert De Com-binatie, zakelijk weergegeven, primair dat de voorzieningenrechter De Stichting gebiedt de opdracht (met besteknummer 2008-337-01) te staken, de Stichting verbiedt deze opdracht aan te besteden althans verbiedt deze opdracht aan een ander dan [eiseressen] te gunnen, en (na aanvulling van eis) subsidiair dat, voor het geval De Stichting tot gunning van het werk wenst over te gaan, De Stichting daarover met [eiseressen] in overleg treedt over gunning van het werk op basis van de inschrijving van [eiseressen] van 17 juni 2008, één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van De Stichting in de kosten van dit kort geding.
3.2
De vorderingen van [eiseressen] zijn in essentie gebaseerd op de stelling, dat de tweede aanbesteding van de opdracht hetzelfde werk betreft als de eerste aanbesteding waarvoor [eiseressen] de beste aanbieding heeft gedaan, en dat het De Stichting derhalve niet vrijstaat om het werk nogmaals aan te besteden. Daarnaast stelt [eiseressen], dat de raming van De Stichting niet zorgvuldig is.
3.3
De Stichting heeft de vorderingen gemotiveerd weersproken. De Stichting concludeert tot afwijzing van die vorderingen en veroordeling van [eiseressen] in de proceskosten. De Stichting heeft daartoe in de kern vier verweren aangevoerd: (1) de inschrijving van [eiseressen] d.d. 17 juni 2008 is ongeldig; (2) [eiseressen] heeft de haar gegeven termijn van 15 dagen overschreden om de beslissing van De Stichting d.d. 4 juli 2008 in kort geding aan te vechten, zomede ook de termijn van 90 dagen als bedoeld in artikel 3.35.2 van het ARW 2005; (3) het gaat om wezenlijke wijziging van het werk; (4) de bieding van [eiseressen] is en blijft onaanvaardbaar.
Eén en ander geeft haar de vrijheid om de opdracht niet te gunnen en een nieuwe aanbeste-ding uit te schrijven, aldus De Stichting.
3.4
Voorzover nodig zal op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd, bij de beoordeling worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1
De Stichting heeft in de eerste plaats het verweer gevoerd, dat de inschrijving van De Com-binatie ongeldig is omdat in haar aanbieding is opgenomen dat plagmateriaal zou worden opgeslagen in depot MM017, terwijl het bestek voorschrijft dat de grond ook moet worden vervoerd naar verwerkingslocatie MM020. Nu [eiseressen] éénzijdig de locatie waar de grond afgeleverd dient te worden heeft gewijzigd, volgt reeds hieruit dat de inschrijving van [eiseressen] als ongeldig dient te worden aangemerkt, aldus De Stichting.
De voorzieningenrechter stelt vast dat Haskoning, die namens De Stichting de directie voer-de, [eiseressen] bij brief van 25 juni 2008 heeft verzocht om haar inschrijving op het punt van bedoelde opslaglocatie te verduidelijken. [eiseressen] heeft aan dit verzoek voldaan, waarna Haskoning die verduidelijking heeft geaccepteerd en in niet mis te verstane woorden heeft verklaard dat “geen sprake (is) van een ongeldige aanbieding als bedoeld in 3.27.1 van het ARW 2005”.
Niet onaannemelijk is bovendien, gelijk [eiseressen] heeft betoogd, dat sprake is van een vergissing, die zich zonder de belangen van andere inschrijvers te schaden eenvoudig liet herstellen, nu in het bestek de bedoelde hoeveelheden per opslaglocatie expliciet staan vermeld en [eiseressen] overeenkomstig het bestek heeft ingeschreven. Reeds daarom wordt dit verweer van De Stichting verworpen.
4.2
De Stichting heeft in de tweede plaats het verweer gevoerd, dat [eiseressen] de haar ge-geven termijn van 15 dagen om de beslissing van De Stichting d.d. 4 juli 2008 in kort ge-ding aan te vechten, heeft overschreden, zomede de termijn van 90 dagen als bedoeld in ar-tikel 3.35.2 ARW 2005 om een geschil aanhangig te maken.
De Stichting heeft niet betwist dat zij (bij monde van de heer Buijserd) in een telefoonge-sprek met (de heer Baars van) [eiseressen] – dat kort na 4 juli 2008 maar in ieder geval vóór afloop van bedoelde termijn van 15 dagen plaatsvond (zie het als productie 4 zijdens [eiseressen] overgelegd faxbericht) – al te kennen heeft gegeven dat besloten was om af te zien van gunning, dat De Stichting voornemens was om een nieuwe aanbesteding te or-ganiseren, en dat die nieuwe aanbesteding betrekking zou hebben op wezenlijk gewijzigd werk. Onder deze omstandigheden zou de weg naar de voorzieningenrechter in kort geding niet zinvol zijn geweest. Bovendien, gelet op het bepaalde in artikel 3.32.1 jo. 3.32.3 ARW 2005 moet worden aangenomen dat bedoelde termijn van 15 dagen voor het aanhangig maken van een kort geding slechts van toepassing is indien de aanbestedende dienst tot gunning wenst over te gaan, maar daarvan was, zoals gezegd, geen sprake. Daarnaast staat vast, dat [eiseressen] heeft berust in voormelde beslissing van De Stichting om af te zien van gunning, zodat geen sprake was van een geschil als bedoeld in artikel 3.35.2 ARW 2005.
Dit betekent dat ook het tweede verweer van De Stichting geen doel treft.
4.3.1
In voormelde brief van 4 juli 2008 deelt [toenmalig directievoerder] namens De Stichting aan [eiseressen] mede, dat haar inschrijving onaanvaardbaar is. Volgens De Stichting gaat de aanbieding van [eiseressen] (€ 1.527.000,-) de directieraming van De Stichting (ruim € 900.000,-) verre te boven en is daarom sprake van een onaanvaardbare aanbieding.
4.3.2
Volgens De Stichting is daarnaast sprake van wezenlijk gewijzigd werk.
Ten aanzien van deze verweren overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
4.4
In voormelde brief van 4 juli 2008 laat De Stichting aan [eiseressen] weten dat zij, af-hankelijk van haar financiële mogelijkheden, zal beslissen of zij de aanbestedingsprocedure zal beëindigen met of zonder gunning of zal vervolgen met een onderhandelingsprocedure.
Op zichzelf stond het De Stichting vrij een dergelijke keuze te maken. De aanbestedende dienst is niet verplicht de opdracht te gunnen (art. 3.31.1 ARW 2005).
Voor het vervolgen van de aanbesteding met een onderhandelingsprocedure biedt artikel
3.31.4 ARW 2005 de mogelijkheid: In het geval de prijs van de meest gerede inschrijving hoger is dan de zorgvuldige raming van de aanbesteder, kan de aanbesteder deze inschrijving als onaan-vaardbaar aanmerken en de procedure vervolgen met de onderhandelingsprocedure met voorafgaan-de aankondiging.
De ruimte om tot heraanbesteding te besluiten is daarentegen aanzienlijk beperkter. Als de procedure is voortgezet tot in de gunningsfase en de aanbesteder heeft kennis genomen van de inschrijvingen, zoals in het onderhavige geval, kunnen het gelijkheids- en vertrouwens-beginsel en de precontractuele goede trouw er aan in de weg staan dat tot heraanbesteding wordt overgegaan. Toegespitst op de onderhavige casus zal dat onder meer het geval zijn als bij de heraanbesteding geen sprake zou zijn van een wezenlijke wijziging van de opdracht. Dat is dus de vraag die thans moet worden beantwoord.
4.5
Volgens [eiseressen] gaat het in het nieuwe bestek om nagenoeg identieke werkzaam-heden als die in het eerdere bestek. In dit verband wijst [eiseressen] er op dat uit beide bestekken blijkt dat het om dezelfde locatie en dezelfde werkzaamheden gaat, en dat de wij-zigingen met name de (verrekenbare) hoeveelheden van een aantal bestekposten betreft en er slechts twee nieuwe bestekposten zijn toegevoegd. [eiseressen] concludeert hieruit dat geen sprake is van wezenlijke wijzigingen in de specificaties van de opdracht.
Volgens De Stichting (randnummer 38 e.v. conclusie van antwoord) gaat het wel om we-zenlijke wijzigingen en daarbij meer in het bijzonder om de volgende: (1) de uitvoerings-termijn is met een derde is ingekort; (2) de hoeveelheid bos die moet worden verwijderd is inmiddels bijna gehalveerd van 600 naar 340 aren; (3) langs de watergangen hoeft minder overhangend hout te worden gesnoeid (1800m in plaats van 9000m); (4) er is een nieuwe post bijgekomen (het verwijderen van 4000 stuk boomstobben, en (5) de te realiseren visbaaien zijn minder groot omdat in plaats van 8.250m3 nog maar 3.854m3 hoeft te worden ontgraven en de af te plaggen hoeveelheid rietland is bijna verdubbeld van 13.640m2 naar 26.535m2.
4.6
Aan de hand van het door [eiseressen] als productie 15 overgelegde schema, waarin [eiseressen] per bestekpost de verschillen en overeenkomsten aangeeft en waarvan De Stichting op zichzelf de juistheid niet heeft betwist, en gelet op het over de onderscheiden posten gevoerde debat tussen partijen, overweegt de voorzieningenrechter met betrekking tot de door de Stichting gestelde wijzigingen het volgende. Daarbij wordt vooropgesteld, dat vergelijking van de bestekken in ieder geval oplevert dat het Plangebied Zouweboezem ongewijzigd is gebleven en dat de in het gebied uit te voeren werkzaamheden ook dezelfde werkzaamheden betreffen.
de uitvoeringstermijn
4.6.1
Ter zitting is onduidelijk gebleven, waarom de uitvoeringstijd van de opdracht (oorspron-kelijk negen maanden verdeeld over drie jaar) is ingekort tot zes maanden, verdeeld over twee jaar. Voorshands moet worden aangenomen dat die inkorting slechts is ingegeven door het feit dat als gevolg van de mislukte eerste aanbesteding een jaar verloren is gegaan. Aldus valt niet in te zien dat de inkorting van de uitvoeringstermijn een wezenlijke wijziging van het werk oplevert.
Onder verwijzing naar een uitspraak van het Hof van Justitie van 19 juni 2008 heeft De Stichting nog gesteld, dat van een wezenlijke wijziging al sprake is als door de gewijzigde opdracht een andere kring van potentiële gegadigden wordt aangeboord, en dat zulks thans het geval is omdat door het wijzigen van de termijn en de hoeveelheid werkzaamheden die binnen die termijn moeten worden uitgevoerd, het werk zodanig gewijzigd is dat andere par-tijen geïnteresseerd zullen zijn. De voorzieningenrechter kan De Stichting daarin niet volgen. Daargelaten de vraag of genoemde uitspraak op de onderhavige casus van toepassing is, en daargelaten dat De Stichting haar stelling niet verder concreet heeft onderbouwd, valt voorshands niet in te zien waarom nu juist verkorting van de uitvoeringstermijn (en niet bijvoorbeeld nieuwe economische ontwikkelingen) tot andere belangstellenden zal kunnen leiden.
verwijderen bos
4.6.2
Volgens De Stichting is de hoeveelheid in het nieuwe bestek bijna gehalveerd. Volgens [eiseressen] ging het in het oude bestek in werkelijkheid om ca 411 aren in plaats van 600 are, hetgeen volgt uit haar productie 17. Vast staat dat een deel van het bos inmiddels door een derde partij in opdracht van de Stichting is gekapt. Los van de vraag hoeveel aren er daadwerkelijk gekapt moesten worden, het verschil is dus mede door De Stichting veroorzaakt. Daarbij komt dat het in beide bestekken gaat om verrekenbare hoeveelheden, hetgeen betekent dat [eiseressen] wordt afgerekend over het aantal aren waar de werkzaamheden worden verricht, in dit geval het aantal aren bos dat verwijderd wordt.
snoeien van overhangend hout
4.6.3
Snoeien van overhangend hout langs de watergang is gewijzigd van 9000 naar 1800 m. Op zichzelf lijkt dit een aanzienlijke wijziging, maar daar staat tegenover dat het slechts gaat om de hoeveelheid, en ook hier geldt dat het verrekenbare hoeveelheden zijn. Daarbij komt dat het zowel in het oude als in het nieuwe bestek lijkt te gaan om ruim 11.000 strekkende meter aan watergangen die uitgebaggerd moeten worden en die toch ontdaan moeten worden van overhangend hout. Derhalve is niet uitgesloten dat meer gesnoeid zal moeten worden dan de door De Stichting opgegeven hoeveelheid.
verwijderen boomstobben
4.6.4
Het verwijderen van 4000 stuks boomstobben staat alleen in het nieuwe bestek. Volgens [eiseressen] gaat het feitelijk om wat in het eerste bestek als “verwijderen bos” is geduid. [eiseressen] heeft de oppervlakte van “verwijderen bos” in het oude bestek en de oppervlakte “verwijderen stobben” in het nieuwe bestek laten berekenen en vastgesteld dat de oppervlakten exact overeenkomen (150 are en 32 ca). Onder deze omstandigheden is deze nieuwe post voor de voorzieningenrechter bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een wezenlijke gewijzigde opdracht maar in beperkte mate van belang.
visbaaien en rietlanden
4.6.5
De bestekposten die betrekking hebben op de visbaaien en het afplaggen van rietlanden be-treffen dezelfde werkzaamheden als in het oude bestek, maar de hoeveelheden zijn grofweg gehalveerd respectievelijk verdubbeld. Niet betwist door De Stichting is de stelling van [eiseressen] (41 pleitnota) dat het per saldo gaat om een meerpost van circa 12.000 euro. Op het totaal van de door De Stichting zelf begrote aanneemsom is dat een marginaal bedrag. Bovendien gaat het ook hier om verrekenbare hoeveelheden.
4.7
Op basis van het hiervoor overwogene – en daarbij in aanmerking genomen dat de juistheid van productie 15 (waarin [eiseressen] in detail de vergelijking weergeeft van het oude ten opzichte van het nieuwe bestek en daarbij uitkomt op een krimp van de aanneemsom van circa € 86.000,-) op zichzelf niet door De Stichting is betwist – concludeert de voorzieningenrechter voorshands dat het te dezen niet gaat om een wezenlijk gewijzigde opdracht.
4.8
Daarbij komt dat bij de zorgvuldigheid van de directieraming van De Stichting vraagtekens kunnen worden gezet. [eiseressen] heeft ingeschreven voor € 1.527.000,- terwijl de ra-ming van de Stichting uitkomt op een bedrag tussen € 869.295,- en maximaal € 1.190.659,-.
[eiseressen] heeft ter zitting gesteld, dat de directieraming niet is aan te merken als een zorgvuldige raming als bedoeld in artikel 3.31.4 ARW 2005, en die stelling met klem van argumenten uitvoerig en per post onderbouwd (pleitnota randnummer 78, pagina’s 27, 28 en 29). De Stichting, die haar directieraming niet in het geding heeft gebracht, heeft de door [eiseressen] gestelde tekortkomingen onvoldoende weersproken, zodat niet uitgesloten kan worden dat de raming van de Stichting als niet zorgvuldig dient te worden aangemerkt.
4.9
Deze overwegingen leiden tot de slotsom, dat [eiseressen], wier aanbieding de beste prijs/kwaliteitsscore heeft behaald, zich tegen de heraanbesteding van de opdracht kan ver-zetten, en dat de primaire vorderingen van [eiseressen] toewijsbaar zijn. De Stichting zal daarbij als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
4.1
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter het volgende. De onderhavige beslissing zal De Stichting ertoe dwingen een keuze te maken tussen (kort gezegd): (1) afzien van gunning, althans anders dan in beginsel aan [eiseressen], (2) voeren van onderhandelingen, dan wel (3) een aanbesteding uitschrijven die wel een wezenlijk gewijzigde opdracht inhoudt. In het tweede geval zal de Combinatie er rekening mee moeten houden dat zij de overige inschrijvers op het eerste bestek de gelegenheid dient te geven in de onderhandelingen te worden betrokken.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
gebiedt De Stichting om de thans lopende aanbesteding van de opdracht zoals voorwerp van bestek nr. 2008-337-01 te staken, zulks op straffe van een eenmalig te verbeuren dwangsom van € 500.000,-;
verbiedt De Stichting om de opdracht zoals voorwerp van bestek nr. 2008-337-01 of een in hoofdlijnen hieraan gelijke opdracht te gunnen aan een ander dan [eiseressen], zulks op straffe van een eenmalig te verbeuren dwangsom van € 500.000,-;
verbiedt De Stichting om de opdracht zoals voorwerp van bestek nr. 2008-337-01 of een in hoofdlijnen hieraan gelijke opdracht opnieuw aan te besteden, zulks op straffe van een een-malig te verbeuren dwangsom van € 500.000,-;
veroordeelt gedaagde in de kosten van dit kort geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseressen] bepaald op € 1.078,- aan verschotten en op € 816,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzieningenrechter, in bijzijn van
mr. T.M. Rijppaert, griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
220/676