Parketnummer: 10/993156-05
Datum uitspraak: 02 maart 2009
Tegenspraak
VONNIS van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1949 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[woonadres],
raadsman mr. G.J. Burgert, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
16 juni 2008, zulks op de voet van artikel 377, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en van 16 februari 2009.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Het tenlastegelegde komt erop neer, dat de verdachte:
T.a.v. feit 1:
meermalen opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven, aan het door [betrokken B.V.] opzettelijk onjuist en/of onvolledig doen van maandaangiften voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen, door een te laag belastbaar bedrag op te geven, zodat te weinig belasting werd geheven;
T.a.v. feit 2 primair:
meermalen opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven, aan het door [betrokken B.V.] opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste geschriften dan wel opzettelijk deze geschriften voorhanden hebben, door het in haar (loon)administratie opnemen, althans op het kantoor van dit uitzendbureau bewaren van kopieën van en/of scans van valse of vervalste identiteitspapieren en/of reisdocumenten;
T.a.v. feit 2 subsidiair:
meermalen opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven, aan het door [betrokken B.V.] opzettelijk geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, namelijk de bedrijfsadministratie van dit uitzendbureau, valselijk op te maken of te vervalsen, door het in die bedrijfsadministratie opnemen van kopieën van en/of scans van valse of vervalste identiteitspapieren en/of reisdocumenten.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Spek heeft gerequireerd tot:
- nietigverklaring van de dagvaarding met betrekking tot het onder 2 primair en2 subsidiair tenlastegelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde (voor wat betreft de maandaangiften loonbelasting over de maanden juni 2002 tot en met oktober 2002) en
- veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
GELDIGHEID DAGVAARDING MET BETREKKING TOT HET ONDER 1 TENLASTEGELEGDE
Door de raadsman is bij pleidooi aangevoerd dat de dagvaarding onder 1 nietig moet worden verklaard wegens gebrek aan duidelijkheid.
Ook de rechtbank acht de tenlastelegging onder 1 onvoldoende feitelijk. Aan de verdachte wordt onder 1 verweten dat hij opzettelijk maandaangiften voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen onjuist heeft gedaan door telkens een te laag belastbaar bedrag in te vullen. Dit is in het onderhavige geval onvoldoende feitelijk. Er is geen nadere uitleg gegeven waarom de bedragen te laag waren en hoe dit tot onjuiste aangiften heeft geleid. Tevens ontbreekt de vermelding van de namen van één of meer personen, op wie bedoelde inhoudingen betrekking zouden hebben.
De dagvaarding zal met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde nietig worden verklaard.
GELDIGHEID DAGVAARDING MET BETREKKING TOT HET ONDER 2 PRIMAIR EN 2 SUBSIDIAIR TENLASTEGELEGDE
Door de officier van justitie is geconcludeerd tot nietigverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, zowel primair als subsidiair. De officier van justitie legt aan zijn conclusie ten grondslag, dat:
- niet is aangegeven waaruit de valsheid/vervalsing van de identiteitsbewijzen/paspoorten heeft bestaan en
- niet is aangegeven waaruit het opzettelijk gebruikmaken heeft bestaan.
Ook door de raadsman van verdachte is bepleit dat het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde nietig verklaard dient te worden, aangezien de tenlastelegging niet voldoet aan de eis van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank deelt de conclusie van de officier van justitie en de raadsman niet.
Het is geen bezwaar om te stellen dat een document vals/vervalst is; waaruit die valsheid/vervalsing zou bestaan kan worden ingevuld door bewijsmiddelen. Het niet vermelden waaruit die valsheid/vervalsing zou bestaan raakt de geldigheid van de dagvaarding niet. Daaraan kan worden toegevoegd dat de tenlastelegging niet alleen spreekt van "opzettelijk gebruiken", maar ook van "bewaren", wat als aanvaardbaar synoniem kan doorgaan voor de wettelijke term "voorhanden hebben".
De dagvaarding zal met betrekking tot het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde geldig worden verklaard.
ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE IN DE VERVOLGING MET BETREKKING TOT HET ONDER 2 TENLASTEGELEGDE
Met een beroep op het bij artikel 69, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna te noemen: AWR), heeft de raadsman geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging, daar genoemde wetsbepaling uitsluit dat naast vervolging wegens handelen in strijd met artikel 69, eerste dan wel tweede lid, van de AWR, wordt vervolgd ter zake van artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank laat thans in het midden of de tenlastelegging dwingt tot de conclusie dat het onder 1 tenlastegelegde feit is te beschouwen als een lex specialis ten opzichte van het onder 2 primair tenlastegelegde feit, nu hierboven al is aangegeven dat de dagvaarding ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit nietig zal worden verklaard. Daarmee is het praktische belang van het niet-ontvankelijkheidsverweer vervallen en kan het verweer onbesproken blijven.
BEWIJSMOTIVERING MET BETREKKING TOT HET ONDER 2 PRIMAIR TENLASTEGELEGDE
De raadsman van verdachte heeft geconcludeerd tot vrijspraak wegens ontoereikend bewijs en ontslag van rechtsvervolging wegens AVAS.
De rechtbank heeft met betrekking tot het onder 2 primair tenlastegelegde het volgende overwogen.
In de loonadministratie van [betrokken B.V.] zijn diverse valse en/of vervalste identiteitsbewijzen aangetroffen.
Van vier identiteitsbewijzen, die op de tenlastelegging zijn vermeld, is gebleken dat die in de administratie opgenomen zijn gebleven nadat de verdachte wist dat ze vals of vervalst waren.
[persoon 1]
In de bedrijfsadministratie zijn documenten aangetroffen ten name van [persoon 1] .
Uit onderzoek van de KMar District Schiphol blijkt dat de kopie van het paspoort ten name van [persoon 1] een afbeelding betrof van een paspoort dat was voorzien van een valse of vervalste personaliabladzijde.
[echtgenote persoon 1] heeft verklaard dat zij niet voor de verdachte heeft gewerkt en dat zij op het kantoor van de verdachte is geweest en dat heeft gemeld, nadat zij op het overzicht van het GAK had gezien dat [betrokken B.V.] als werkgever werd vermeld. [betrokken B.V.] heeft dit schriftelijk bevestigd.
[persoon 2]
In de bedrijfsadministratie zijn documenten aangetroffen ten name van [persoon 2].
Uit onderzoek van de KMar District Schiphol blijkt dat de kopie van het paspoort ten name van [persoon 2] een afbeelding betrof van een paspoort dat was voorzien van een valse of vervalste personaliabladzijde. Voorts werd aangetroffen een notitie d.d. 24-5-2002 inzake een telefoongesprek met de Belastingdienst over [persoon 2]. In deze handgeschreven notitie, ondertekend door "[naam ondertekenaar]" staat onder meer vermeld, dat [persoon 2] met sofi-nummer [sofinummer persoon 2] volgens de Belastingdienst Den Haag al 3 jaar in Engeland woont.
[persoon 3]
In de bedrijfsadminstratie zijn documenten, waaronder een fotokopie van een paspoort, aangetroffen ten name van [persoon 3]. Uit onderzoek van de KMar District Schiphol blijkt dat de kopie van het paspoort ten name van [persoon 3] een afbeelding betrof van een paspoort dat was voorzien van een valse of vervalste personaliabladzijde. Voorts werd onder meer aangetroffen een brief d.d. 31-7-2001, gericht aan de Belastingdienst en het GAK Nederland B.V. inzake [persoon 3].
In deze brief, opgemaakt door [intercedente] (intercedente) staat onder meer vermeld, dat [betrokkene 1] heeft verzocht te verklaren, dat de heer [persoon 3], geboortedatum 22-03-1958, sofi-nummer [sofinummer persoon 3], niet via hen gewerkt heeft. De heer [persoon 3] heeft verklaard dat hij nooit heeft gewerkt voor [betrokken B.V.]
[persoon 4]
In de bedrijfsadministratie zijn documenten, waaronder een fotokopie van een paspoort, aangetroffen ten name van [persoon 4]. Uit onderzoek van de KMar District Schiphol blijkt dat de kopie van het paspoort ten name van [persoon 4] een afbeelding betrof van een paspoort dat was voorzien van een valse of vervalste personaliabladzijde. Voorts werd onder meer aangetroffen een brief d.d. 24 juni 2003, van [betrokken B.V.] gericht aan de heer [persoon 4]. In deze brief, ondertekend door [intercedente] (intercedente) staat onder meer vermeld, dat de heer [persoon 4] zich heeft gemeld en dat hij niet degene is die via hun uitzendbureau heeft gewerkt. [persoon 4] heeft onder meer verklaard, dat:
- hij in 2003 bij [betrokken B.V.] is geweest omdat hij een brief van de Belastingdienst had gehad, dat hij bij [betrokken B.V.] gewerkt zou hebben;
- hij niet voor [betrokken B.V.] heeft gewerkt en van dit uitzendbureau een brief heeft meegekregen waarin dit wordt bevestigd.
Tijdens zijn verhoor op 19 april 2005 heeft de verdachte onder meer verklaard, dat hij via een holding aandeelhouder van 50% van de aandelen van [betrokken B.V.] is en dat zijn schoonvader de andere 50% van de aandelen van [betrokken B.V.], middels een holding, in handen heeft, dat hij samen met zijn schoonvader de dagelijkse leiding van [betrokken B.V.] heeft en dat hij het personeel aanstuurt.
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder
2 primair tenlastegelegde heeft begaan, op die wijze dat:
2.
[betrokken B.V.] in de periode van
05 maart 2002 tot en met 25 augustus 2004
te Hoek van Holland,
telkens opzettelijk valse of vervalste geschriften als waren deze echt en onvervalst voorhanden heeft gehad,
terwijl zij wist dat deze geschriften
bestemd waren voor zodanig gebruik, immers heeft zij telkens
(onder andere in het kader van artikel 15 van de Wet arbeid vreemdelingen en
artikel 66 Uitvoeringsregeling Loonbelasting 2001)
op het kantoor van [betrokken B.V.] [betrokken B.V.] bewaard,
kopieën van en/of scans van valse of vervalste identiteitspapieren en/of reisdocumenten
ten name van onder andere:
- [persoon 2] (AH-50) en
- [persoon 4] (AH-13) en
- [persoon 3] (AH-14) en
- [persoon 1] (AH/07)
aan welke verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
In de tenlastelegging van het hierboven onder 2 primair bewezenverklaarde ontbreekt een delictsbestanddeel, namelijk dat de geschriften bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, zodat het bewezenverklaarde niet gekwalificeerd kan worden en het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert. Nu het bewezenverklaarde feit niet strafbaar is, zal de verdachte van alle rechtsvervolging worden ontslagen.
MOTIVERING VRIJSPRAAK MET BETREKKING TOT HET ONDER 2 SUBSIDIAIR TENLASTEGELEGDE
De rechtbank heeft met betrekking tot het onder 2 subsidiair tenlastegelegde het volgende overwogen.
Aan de verdachte is onder 2 subsidair tenlastegelegd dat hij de bedrijfsadministratie valselijk heeft opgemaakt door vervalste identiteitspapieren daarin op te nemen, met het oogmerk die bedrijfsadministratie als echt en onvervalst te gebruiken.
Daartoe zal moeten worden bewezen dat de verdachte welbewust de valse identiteitspapieren in de administratie heeft gelaten om een valse bedrijfsadministratie te voeren. De verdachte ontkent dat dit zijn bedoeling was. Hij is mogelijk slordig geweest maar heeft niet bewust de bedrijfsadministratie vervalst, noch heeft hij bedoeld oogmerk gehad. Dat in een later stadium is gebleken dat sommige in de bedrijfsadministratie opgenomen papieren en/of documenten vals of vervalst waren, raakt niet het tenlastegelegde oogmerk in een eerder stadium.
Gelet op hetgeen zich in het dossier bevindt en ter terechtzitting is besproken acht de rechtbank dit oogmerk niet bewezen en dient de verdachte van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
- verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft het onder 1 tenlastegelegde;
- verklaart de dagvaarding voor zover het betreft het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde geldig;
- verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezenverklaarde onder 2 primair geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
- verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Boer, voorzitter en
mrs. Sikkel en Koning, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Hartgers, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 02 maart 2009.
Bijlage bij vonnis van 02 maart 2009:
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd, dat:
1.
[betrokken B.V.] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks
de periode van 25 februari 2002 tot en met 22 januari 2003,
te Rotterdam en/of Hoek van Holland, althans in Nederland,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n),
als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten (een) maandaangifte(n) voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen
voor de maanden januari 2002 en/of februari 2002 en/of maart 2002 en/of april 2002 en/of mei 2002 en/of juni 2002 en/of juli 2002 en/of augustus 2002 en/of september 2002 en/of oktober 2002 en/of november 2002 en/of december 2002 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft [betrokken B.V.] (telkens) opzettelijk op het bij de
Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Hilversum
ingeleverde aangiftebiljet(ten) loonbelasting en premie volksverzekeringen
over genoemde periode(n) (telkens) een te laag belastbaar bedrag,
althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven,
terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte
(telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 51 van het Wetboek van Strafrecht
2.
[betrokken B.V.] op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van
1 januari 2002 tot en met 25 augustus 2004 te Rotterdam en/of Hoek van Holland,
in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt
van (het) valse of vervalste geschrift(en) als ware(n) dit/deze echt en onvervalst,
dan wel (telkens) opzettelijk zodanig(e) geschrift(en) voorhanden heeft gehad,
terwijl zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze/dit geschrift(en)
bestemd was/waren voor zodanig gebruik, immers heeft zij (telkens)
(onder andere in het kader van artikel 15 van de Wet arbeid vreemdelingen en
artikel 66 Uitvoeringsregeling Loonbelasting 2001) in haar (loon) administratie opgenomen, althans op het kantoor van [betrokken B.V.] [betrokken B.V.] bewaard,
kopieën van en/of scans van valse of vervalste identiteitspapieren en/of reisdocumenten
ten name van onder andere:
- [persoon 5] (AH-23) en/of
- [persoon 6] (AH-25) en/of
- [persoon 2] (AH-50) en/of
- [persoon 7] (AH-51) en/of
- [persoon 4] (AH-13) en/of
- [persoon 3] (AH-14) en/of
- [persoon 1] (AH/07) en/of
- [persoon 8] (AH-06) en/of
- [persoon 9] (AH-32),
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte
(telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
artt. 51 en 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[betrokken B.V.] op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van
1 januari 2002 tot en met 25 augustus 2004 te Rotterdam en/of Hoek van Holland,
in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk (een samenstel van)
(een) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen, namelijk de bedrijfsadministratie van Uitzendbureau [betrokken B.V.] B.V.,
valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om die bedrijfsadministratie en/of dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken, door in die bedrijfsadministratie
opzettelijk hetzij kopieën van en/of scans van valse of vervalste identiteitspapieren en/of reisdocumenten ten name van onder andere:
- [persoon 5] (AH-23) en/of
- [persoon 6] (AH-25) en/of
- [persoon 2] (AH-50) en/of
- [persoon 7] (AH-51) en/of
- [persoon 4] (AH-13) en/of
- [persoon 3] (AH-14) en/of
- [persoon 1] (AH/07) en/of
- [persoon 8] (AH-06) en/of
- [persoon 9] (AH-32),
op te nemen,
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte
(telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte
(telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
artt. 51 en 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht