Zaak-/rolnummer: 291404 / HA ZA 07-2280
Uitspraak: 28 januari 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENECO ENERGIE SERVICES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. A.H.F. Beiboer,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. H.J. Ruysendaal.
Partijen worden hierna aangeduid als "Eneco" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 3 september 2007 en de door Eneco overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 16 januari 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de brief van mr. Beiboer van 5 februari 2008, met bijlagen;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 14 maart 2008.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Blijkens een verhuisformulier dat door Eneco is ontvangen op 13 mei 2004 heeft [gedaagde] een aanvraag ingediend met als ingangsdatum 9 mei 2004 voor de levering van elektriciteit en gas op het leveringsadres [adres] te ([postcode]) [woonplaats] (hierna: de woning). Met ingang van 9 mei 2004 bestaat een overeenkomst tot het leveren van elektriciteit en gas aan de woning, waarop de algemene voorwaarden aansluiting en transport Eneco netbeheer elektriciteit 2001 voor huishoudelijke afnemers (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing zijn.
2.2 Op 6 mei 2005 heeft de politie in de woning drie hennepkwekerijen aangetroffen. Ten behoeve van die hennepkwekerijen werd illegaal energie onttrokken doordat de verzegeling van de meetinrichting was verbroken. Voorts is gebleken dat de elektriciteitsmeter was gemanipuleerd.
3 De vordering
De gewijzigde vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen aan Eneco te betalen de somma van € 13.879,15, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom ad € 11.781,68 vanaf 1 augustus 2007 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Eneco aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 [gedaagde] is als contractant en op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden van Eneco aansprakelijk voor de illegale stroomonttrekking in de woning.
3.2 Op grond van de omvang van de aangetroffen hennepkwekerijen en de ter plekke aangetroffen apparatuur die op dat moment in bedrijf was, is berekend dat per dag een hoeveelheid van 379,76 kWh is weggenomen. De kweekperiode moet worden gesteld op 210 dagen, te weten 3 volledige hennepoogsten van 70 dagen. Vermeerderd met de kosten terzake van vermogensvergoeding, de elektriciteitsmeter en arbeidsloon van de medewerker fraude en fraudeadministratie komt het totale schadebedrag uit op € 11.781,68.
3.3 [gedaagde] is wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag na ontdekking van de hennepkwekerij, te weten 7 mei 2007. De wettelijke rente berekend vanaf 7 mei 2005 tot 1 augustus 2007 bedraagt € 1.284,47.
3.4 [gedaagde] is de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd overeenkomstig artikel 6:96 BW en op grond van het arrest van de Hoge Raad d.d. 3 april 1987, NJ 1988, 275 aangezien Eneco een deurwaarder heeft moeten inschakelen en ook zelf incassowerkzaamheden heeft moeten verrichten. De buitengerechtelijke kosten bedragen berekend volgens het rapport Voorwerk II € 800.-.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Eneco in de kosten van het geding.
[gedaagde] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 [gedaagde] heeft de woning per 1 december 2004 onderverhuurd aan [persoon 1] (hierna: [persoon 1]). In de huurovereenkomst met [persoon 1] staat dat de energie voor rekening van de huurder komt.
4.2 Bij het bepalen van de kweekperiode is ten onrechte geen rekening gehouden met een aantal factoren zoals omgevingsstof en met de mogelijkheid dat de kweekmaterialen zijn gebruikt bij een eerdere oogst op een andere plek.
4.3 De gevorderde incassokosten staan niet in verhouding tot de door deurwaarder verrichte incassowerkzaamheden zodat deze dienen te worden afgewezen, althans gematigd tot een reëel niveau.
5 De beoordeling
5.1 Niet in geschil is dat [gedaagde] een overeenkomst tot het leveren van elektriciteit en gas aan de woning (hierna: de overeenkomst) heeft gesloten met Eneco. Vast staat tevens dat in de woning elektriciteit werd afgenomen die niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd ten behoeve van meerdere hennepkwekerijen. [gedaagde] is als contractant en op basis van de op de overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden aansprakelijk voor de schade die Eneco daardoor heeft geleden. [gedaagde] is immers, zowel als (hoofd)huurder van het pand en als contractuele wederpartij van Eneco, jegens Eneco verplicht om de in het pand aanwezige meetinstallatie op legale wijze te (laten) gebruiken en te beschermen tegen manipulatie. Op [gedaagde] rustte derhalve een zorgplicht jegens Eneco om erop toe te zien dat niet op illegale wijze stroom werd afgetapt in de woning. Het buiten de registratie van de meetinstallatie om illegaal afnemen van elektriciteit levert een tekortkoming in de nakoming van deze zorgplicht op. Deze tekortkoming kan [gedaagde] bovendien worden toegerekend, nu deze krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Dat [gedaagde] zoals hij stelt niet woonachtig was geweest in de woning en daarvan ook geen gebruik heeft gemaakt omdat hij de woning had onderverhuurd, doet er niet aan af dat de onderhavige schade voor zijn rekening en risico dient te komen.
5.2 Eneco heeft aan haar berekening van het niet geregistreerde elektriciteitsverbruik ten grondslag gelegd dat de illegale elektriciteitsafname ten behoeve van de hennepkwekerij voor een periode van drie hennepoogsten van elk 70 dagen, dus in totaal 210 dagen heeft plaatsgevonden. Ter comparitie heeft Eneco op dat punt verklaard dat er resten van 2 eerdere hennepoogsten zijn aangetroffen. Voorts heeft Eneco foto’s overgelegd waarbij is gewezen op de vervuiling van de aangetroffen koolstoffilters. Daarbij heeft Eneco erop gewezen dat het filter wit is op de plaats waar het in de woning aangetroffen koolstoffilter met een band en een ketting was bevestigd, waaruit kan worden geconcludeerd dat het kooltsoffilter ongebruikt was toen het in de woning werd bevestigd. Voorts heeft Eneco ter comparitie vergelijkingsstalen getoond van in hennepkwekerijen gebruikte koolstoffilters. Op basis van kleurvergelijking heeft Eneco de conclusie getrokken dat het koolstoffilter in de woning ten minste gedurende drie oogsten is gebruikt. Voorts heeft Eneco ter comparitie onder verwijzing naar de overgelegde foto’s nog verklaard dat de ruimte waarin werd gekweekt volledig was afgesloten en met plastic afgedicht, dat er geen ramen waren en dat de inpandige lucht werd afgezogen. [gedaagde] heeft tegenover deze onderbouwing door Eneco slechts gesteld dat de woning vlak bij de rijksweg staat, zodat er veel omgevingsstof is. Voor het overige heeft hij zijn verweer niet onderbouwd. Daarmee heeft [gedaagde] de berekening van Eneco naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat van de juistheid van de berekening van Eneco en daarmee van het gevorderde schadebedrag ad € 11.781,68 dient te worden uitgegaan. De vordering ligt in zoverre voor toewijzing gereed. De gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar nu [gedaagde] de verschuldigdheid hiervan niet heeft weersproken, met dien verstande dat vanaf de ingangsdatum 7 mei 2005 dient te worden uitgegaan van een lagere hoofdsom, overeenkomstig de door Eneco gewijzigde eis.
5.3 De gevorderde informatiekosten ad € 13,- zijn niet weersproken en derhalve toewijsbaar. De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en evenmin is gebleken dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
5.4 [gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Eneco.
6 De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Eneco te betalen het bedrag van € € 11.794,68 (zegge: elfduizendzevenhonderdvierennegentig euro en achtenzestig eurocent, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW over een bedrag van € 11.781,68 vanaf 7 mei 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Eneco bepaald op € 325,- aan vast recht, op € 84,31 aan overige verschotten en op € 904,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis voorzover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens.
Uitgesproken in het openbaar.
1963