ECLI:NL:RBROT:2009:BH1980

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
308966 / HA ZA 08-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vervoerder bij diefstal van lading en uitleg verzekeringsclausule

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de aansprakelijkheid van Lock Transport B.V. centraal in verband met de diefstal van een lading tin ingots. De rechtbank oordeelde over de uitleg van een verzekeringsclausule die de dekking bij diefstal van een gehele lading beperkte. Lock had haar aansprakelijkheid verzekerd bij Fortis Corporate Insurance N.V. en vorderde betaling van een schadevergoeding van € 70.319,85, na een eerdere schadevergoeding van € 125.000,- door Fortis. De verzekeringsclausule stelde dat bij diefstal van een gehele lading een eigen risico van 30% en een maximale dekking van € 125.000,- van toepassing was, tenzij aan bepaalde beveiligingseisen was voldaan.

De rechtbank overwoog dat de clausule onduidelijk was en niet ten nadele van de verzekerde mocht worden uitgelegd. Lock stelde dat de diefstal niet was te voorkomen, ongeacht de beveiligingsklasse van het voertuig. De rechtbank droeg Lock op bewijs te leveren van haar stelling dat de beveiliging niet relevant was voor de diefstal. De rechtbank hield verdere beslissingen aan in afwachting van dit bewijs. De zaak benadrukt de noodzaak van duidelijke en eerlijke verzekeringsvoorwaarden en de rol van redelijkheid en billijkheid in de uitleg van dergelijke clausules.

De uitspraak van de rechtbank vond plaats op 4 februari 2009, en de zaak is geregistreerd onder het zaaknummer 308966 / HA ZA 08-14. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis en een proces-verbaal van een comparitie van partijen. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de partijen opgeroepen om getuigen te horen in het vervolg van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 308966 / HA ZA 08-1457
Uitspraak: 4 februari 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOCK TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Hardinxveld-Giessendam,
eiseres,
advocaat mr. G.J. Schras,
- tegen -
de naamloze vennootschap
FORTIS CORPORATE INSURANCE N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
advocaat mr. W.M. van Rossenberg.
Partijen worden hierna aangeduid als "Lock" respectievelijk "Fortis".
1 Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 27 augustus 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast, en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 20 november 2008;
- brief van mr. Schras d.d. 4 december 2008 naar aanleiding van dat proces-verbaal.
2 De vaststaande feiten
De rechtbank beschouwt de volgende feiten – voor zover thans van belang – als tussen partijen vaststaand, nu ze enerzijds zijn gesteld en anderzijds zijn erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties:
2.1
Lock heeft conform de door de verzekeringstussenpersoon Concordia Holland afgegeven covernote d.d. 2 februari 2006 (hierna: de covernote) met bijbehorende polisvoorwaarden haar vervoerdersaansprakelijkheid verzekerd bij Fortis.
2.2
In de covernote is onder andere – voor zover thans van belang – het volgende bepaald:
“(…)
VERZEKERD BEDRAG : € 500.000,-
(…)
INGANGSDATUM : 1 januari 2006 – 00:00 uur
EINDDATUM : 31 december 2006 – 24:00 uur (…)
(…)”
2.3
In de op de verzekering toepasselijke polisvoorwaarden is – voor zover thans van belang – het volgende bepaald:
“6. EIGEN RISICO
6.1 De in het voorblad genoemde eigen risico’s gelden per schadegeval of reeks van met elkaar samenhangende schadegevallen, welke eenzelfde oorzaak hebben.
(…)
6.4 Indien op een gebeurtenis volgens de bepalingen van aangehechte AC 001-2002 Clausule ladingdiefstallen bij beroepsgoederenvervoer over de weg de daarin vastgestelde aftrek van toepassing is zal het bedrag daarvan door de verzekerde worden gedragen.
(…)”
2.4
De in artikel 6.4 van de polisvoorwaarden genoemde Clausule ladingdiefstallen bij beroepsgoederenvervoer over de weg (hierna: de clausule) luidt – voor zover thans van belang – als volgt:
“1 -Ingeval van diefstal, verduistering of vermissing van een gehele lading, welke zich in een vervoermiddel* bevindt, onverschillig of die lading later geheel of gedeeltelijk wordt teruggevonden, zal onder de polis vallende schade worden vergoed onder aftrek van 30%, met een minimum van € 25.000,--.
Bij diefstal, verduistering of vermissing van een deel van het vervoermiddel* of voertuigcombinatie geldt de aftrek overeenkomstig.
- Indien de aftrek wordt toegepast zal vergoeding van schade onder de polis worden gemaximeerd tot een bedrag van € 125.000,- per schadegeval. Bij de berekening van het schadebedrag dat ten laste van de polis kan worden gebracht, zal de aftrek worden toegepast vóór andere in de polis voorkomende eigen risicobepalingen.
2 - De aftrek zal evenwel niet worden toegepast indien
- het vervoermiddel* waarmee het transport plaatsvond, was uitgerust met een door de verzekeraar geaccepteerd en door SCM of een soortgelijke instantie goedgekeurd beveiligingssysteem, dat in overeenstemming is met de voorgeschreven beveiligingsklasse conform de bij deze clausule behorende risico indeling, mits de verzekerde aantoont dat het beveiligingssysteem ten tijde van de diefstal, verduistering of vermissing in werking was en
- het door de verzekeraar geaccepteerd en door SCM of een soortgelijke instantie goedgekeurd beveiligingssysteem jaarlijks gecontroleerd en goedgekeurd is door een erkend inbouwbedrijf en
- verzekerde en/of ondergeschikten en/of personen van wier hulp hij bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakt, alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder te vergen maatregelen heeft genomen om het risico van diefstal, verduistering te voorkomen.
(…)
* Onder een vervoermiddel worden mede begrepen aanhangwagens, opleggers, afzetbakken, containers etc.
Een overzicht van de goedgekeurde producten en hun mogelijke toepassingen is te vinden op www.scm.nl onder “mechanische beveiliging”.
Bij verschil van de tekst van deze clausule met de door het verbond van Verzekeraars, afdeling Transport, op 1 januari 2003, bij het secretariaat van het verbond gedeponeerde Clausule ladingdiefstallen bij beroepsgoederenvervoer over de weg, zullen alleen de bepaling van de laatste van kracht zijn.”
2.5
De in lid 2 van de clausule bedoelde beveiliging behoeft wanneer een beladen oplegger aan een trekker is gekoppeld uitsluitend op de trekker te zijn aangebracht, niet op de oplegger.
2.6
Bij de covernote zijn bijlagen “Risico-indeling beveiliging vervoer van goederen over de weg” gevoegd waarin diverse categorieën goederen worden vermeld met daarbij de “voorgeschreven beveiligingsklassen”.
2.7
Marlo Expeditie B.V. (hierna: Marlo) heeft in oktober 2006, in opdracht van C. Steinweg-Handelsveem B.V. (hierna: Steinweg), Lock opdracht gegeven om 25 bundels tin ingots te vervoeren van Rotterdam naar Balve, Duitsland.
De partij tin ingots valt aan te merken als “non ferro metaal” in de zin van de genoemde Risico-indelingen.
Lock heeft deze lading tin op 30 oktober 2006 in Rotterdam geladen in een oplegger, deze naar een door haar gehuurd, afgesloten parkeerterrein op het industrieterrein “De Peulen” te Hardinxveld-Giessendam gereden en aldaar geparkeerd. De oplegger stond gekoppeld aan de trekker geparkeerd. De betreffende trekker was uitgerust met een beveiliging van de klasse B- of BV-2.
2.8
In de nacht van 30 op 31 oktober 2006 is de oplegger met daarin de lading tin gestolen.
2.9
Lock is door Marlo en Steinweg aansprakelijk gesteld voor de schade. Tussen alle belanghebbenden en hun verzekeraars is een minnelijke regeling gesloten. Daarbij is met toestemming van Fortis overeengekomen dat Lock aansprakelijk is voor een bedrag van € 193.333,33. Lock heeft dit bedrag aan de ladingbelanghebbenden betaald. Fortis heeft terzake € 125.000,- aan Lock vergoed.
3 De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Fortis te veroordelen tot betaling van € 70.319,85, met rente en kosten.
Lock heeft daartoe het volgende aangevoerd:
3.1
Fortis is op grond van de tussen partijen gesloten aansprakelijkheidsverzekering gehouden de gehele aansprakelijkheidsschade van Lock te vergoeden. Lock heeft derhalve nog van Fortis een hoofdsom te vorderen van (€ 193.333,33 -/- € 125.000,-) € 68.333,33.
3.2
De clausule is onduidelijk en mag niet ten nadele van de verzekerde worden uitgelegd. Daarom geldt de in de clausule bepaalde beperking op de algemene dekkingsomvang van € 500.000,- niet.
3.3
Voor zover de clausule wel van toepassing is, derhalve subsidiair, geldt dat er onvoldoende verband bestaat tussen het eventueel niet naleven van een in de clausule omschreven beveiligingsvoorschrift en de diefstal zoals die zich heeft voorgedaan. De diefstal zou niet voorkomen zijn indien de trekker was voorzien van een B- of BV-3-alarm, omdat de onverlaten de oplegger van de trekker hebben opgetild en de trekker met geblokkeerde remmen vanonder de dissel van de oplegger hebben gesleept, bij welke manipulaties ook een B- c.q. BV-3 beveiligingsinstallatie niet in werking zou zijn getreden. Daarom is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Fortis in dit geval een beroep op de beperking van dekking als bepaald in de clausule doet.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Lock in de kosten van het geding.
Fortis heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1
Bij diefstal van de lading is de aansprakelijkheidsdekking volgens de clausule gemaximeerd tot € 125.000,-, tenzij aan de cumulatieve vereisten van lid 2 van de clausule is voldaan.
4.2
Lock heeft niet aan de in lid 2 van de clausule opgenomen vereisten voldaan, zodat de beperkte dekkingsomvang van € 125.000,- geldt. Immers, het voertuig beschikte niet over de voor de lading non ferro metaal vereiste beveiliging overeenkomstig beveiligingsklasse B- c.q. BV-3. Bovendien heeft Lock het voertuig niet overeenkomstig de instructies van Marlo op een bewaakt/beveiligd terrein geparkeerd.
5 De beoordeling
5.1
Centraal staat de vraag of Lock op grond van de verzekeringsovereenkomst recht heeft op volledige vergoeding van haar aansprakelijkheidsschade ten bedrage van € 193.333,33 óf dat de dekkingsomvang op basis van de onder 2.4 genoemde clausule is beperkt tot een bedrag van € 125.000,-.
5.2
Partijen debatteren over de uitleg van de clausule. De stellingen van partijen ten aanzien van de uitleg van de clausule zijn onder paragrafen 3 en 4 opgenomen. Teneinde de onder 5.1 genoemde vraag te kunnen beantwoorden, dient daarom allereerst te worden onderzocht welke betekenis c.q. uitleg aan de clausule moet worden gegeven. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.3
Zoals ook uit de laatste zin van de clausule blijkt, gaat het hier om de uitleg van een clausule die deel uitmaakt van een beurspolis. Nu over dergelijke voorwaarden niet tussen partijen onderhandeld pleegt te worden (en uit de stukken van het geding geen andere conclusie getrokken kan worden dan dat niet gesteld is dat zulks in dit geval anders is), is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de verzekeringsvoorwaarden als geheel. Uitgangspunt is dat het de verzekeraar vrijstaat om in de verzekeringsvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen. Dat brengt ook de vrijheid mee om daarbij – op een wijze die voor de verzekeringnemer op grond van objectieve factoren voldoende duidelijk kenbaar is – binnen een samenhangend feitencomplex slechts aan bepaalde feiten of omstandigheden (rechts)gevolgen te verbinden en aan andere niet, dan wel onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht bij elkaar liggen. (vgl.: HR 16 mei 2008, NJ 2008, 284)
5.4
Aan de hand van deze maatstaf legt de rechtbank de clausule als volgt uit.
Weliswaar biedt de in de covernote belichaamde verzekering in beginsel dekking voor het risico van aansprakelijkheid als vervoerder tot een maximumbeloop van € 500.000,- per schadegeval met een eigen risico als vermeld op het voorblad (zie voorblad en artikel 6.1 – 6.3 polisvoorwaarden), maar door middel van artikel 6.4 polisvoorwaarden en de clausule geldt bij aansprakelijkheid wegens diefstal, verduistering of vermissing van een gehele lading een beperktere dekkingsomvang in de vorm dat (a) een eigen risico van 30 % met een maximum van € 25.000,- van toepassing is en (b) het onder de verzekering verhaalbare bedrag is gemaximeerd tot € 125.000,-. Die hoofdregel bij aansprakelijkheid wegens diefstal, verduistering of vermissing van een gehele lading staat in lid 1 van de clausule. De uitzondering staat (behoudens het niet terzake doende geval van bijzondere transporten) in lid 2 van de clausule: indien de verzekerde bewijst dat hij heeft voldaan aan de cumulatieve vereisten vermeld onder het tweede tot en met vierde gedachtestreepje, gelden het verhoogde eigen risico en de beperktere dekking niet.
Het in lid 2, vierde gedachtestreepje van de clausule opgenomen vereiste is zinledig. Immers, indien de verzekerde en/of ondergeschikten en/of personen van wier hulp hij bij de uitvoering van de vervoerovereenkomst gebruikt maakt, alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder te vergen maatregelen heeft genomen om het risico van diefstal, verduistering te voorkomen, is hij in beginsel niet aansprakelijk ten opzichte van de ladingbelanghebbenden (zie HR 17 april 1998, NJ 1998,602). Waar het een vervoerdersaansprakelijkheidsverzekering betreft is de clausule slechts van toepassing indien de verzekerde (wel) aansprakelijk is, zodat dit vereiste zonder betekenis is. Een andere uitleg van dit vereiste ligt, gelet op het woordgebruik, niet voor de hand.
5.5
De clausule is niet zodanig geformuleerd dat Lock niet bedacht heeft hoeven zijn op deze uitleg. Daarop stuit de onder 3.2 weergegeven stelling van Lock af.
5.6
De door de rechtbank gegeven uitleg van de clausule brengt mee dat Lock niet aan het in lid 2 onder het vierde gedachtestreepje hoefde te voldoen om een beroep te kunnen doen op het uitblijven van het verhoogde eigen risico en de beperktere dekkingsomvang.
Fortis voert nog aan dat Lock niet aan het in lid 2 onder het vierde gedachtestreepje van de clausule genoemde vereiste heeft voldaan omdat Lock niet overeenkomstig de instructies van Marlo, te weten dat Lock de lading nooit onbeheerd/onbewaakt mocht achterlaten ter voorkoming van diefstal, heeft gehandeld. De rechtbank gaat aan deze stelling van Fortis voorbij, omdat deze neerkomt op een andere uitleg van dat onderdeel van de clausule. Bovendien kan de omvang van de dekking onder een beurspolisclausule als de onderhavige niet afhankelijk gesteld worden van de uitleg van de individuele vervoerovereenkomst tussen de verzekerde vervoerder en diens opdrachtgever tot vervoer.
5.7
De rechtbank zal hierna ingaan op de vraag of Lock al dan niet aan de cumulatieve vereisten van lid 2, tweede en derde gedachtestreepje heeft voldaan.
5.8
Ten aanzien van het in lid 2, tweede gedachtestreepje van de clausule opgenomen vereiste overweegt de rechtbank als volgt.
Lock voert aan dat het voor haar onduidelijk is welke beveiligingsklasse moet worden toegepast.
Beide partijen hebben twee versies van de bijlage “Risico-indelingen beveiliging vervoer van goederen over de weg” overgelegd, een “geldig vanaf 1 januari 2003” en een “in verband met een overgangstermijn van de beveiligingsklassen geldig van 1 januari 2003 tot 1 juli 2005”. De versie “geldig vanaf 1 januari 2003” schrijft voor dat bij het vervoer van non-ferro metalen, zoals de onderhavige partij tin ingots, beveiliging volgens klasse B-3 moet worden toegepast. De versie “in verband met een overgangstermijn van de beveiligingsklassen geldig voor de periode 1 januari 2003 tot 1 juli 2005” schrijft voor dat bij het vervoer van non-ferro metalen beveiliging volgens klasse BV-3 moet worden toegepast. Op de beide versies staan ook soorten goederen vermeld waarvoor een beveiliging volgens klasse B- c.q. BV-2 voldoende is.
Hoewel de verzekering is ingegaan op 1 januari 2006, zijn partijen het erover eens dat beide versies deel uit maken van de verzekeringsvoorwaarden. Daarom maakt de rechtbank geen onderscheid tussen een klasse B- en een klasse BV-beveiliging.
Daarmee is het voor Lock voldoende duidelijk geweest dat de trekker voor het vervoer van non-ferro metalen diende te zijn uitgerust met een klasse B- c.q. BV-3 beveiliging om in aanmerking te komen voor de uitzondering van lid 2 van de clausule.
5.9
Partijen strijden over de vraag wat de verschillen zijn tussen een beveiliging volgens klasse B- c.q. BV-2 en volgens klasse B- c.q. BV-3.
Vast staat dat de trekker was uitgerust met een BV-2 beveiliging.
Fortis voert aan dat om te voldoen aan de uitzondering van lid 2 van de clausule de trekker moest zijn uitgerust met een klasse B-3 beveiliging, de nieuwe versie van de klasse BV-3. Lock voert aan dat het gelet op de wijze waarop de diefstal is gepleegd in het onderhavige geval niet had uitgemaakt of de trekker was voorzien van een klasse B- c.q. BV-2 of een klasse B- c.q. BV-3 beveiliging en dat het daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Fortis op dat verschil in toegepaste beveiligingsklasse beroep doet. Lock biedt bewijs aan van haar stelling dat het verschil in dit geval niet had uitgemaakt. Fortis betwist die stelling.
Indien het verschil in toegepaste beveiligingsklasse in het onderhavige geval inderdaad niets had uitgemaakt, zou het beroep van Fortis op het niet hebben toegepast van een klasse B- of BV-3 beveiliging in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Immers, de in de clausule ten aanzien van diefstal van de lading voorziene verhoging van het eigen risico tot ten minste € 25.000,- en beperking van de dekkingsomvang tot hooguit € 125.000,- brengen voor Lock als beroepsvervoerder aanmerkelijke financiële gevolgen mee. Lock heeft voor beveiliging volgens klasse B- c.q. BV-2 zorg gedragen, zodat zij ingeval van diefstal van een ander soort lading wel aanspraak op een gering eigen risico en volledige dekkingsomvang zou hebben. Indien het in dit geval niet zou hebben uitgemaakt of Lock de trekker van een klasse B- c.q. een BV-3 beveiliging zou hebben voorzien, zou het geen pas maken dat zij alleen daarom met die verhoging van het eigen risico en die beperking van de dekkingsomvang genoegen zou moeten nemen.
Daarom zal de rechtbank Lock toelaten die stelling te bewijzen.
5.1
Tussen partijen is niet in geschil dat Lock heeft voldaan aan het in lid 2, derde gedachtestreepje van de clausule opgenomen vereiste.
5.11
De rechtbank zal in afwachting van de bewijslevering iedere verdere beslissing aanhouden.
6 De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
draagt Lock op het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat het ten aanzien van de onderhavige diefstal niet had uitgemaakt indien de trekker zou zijn voorzien van een in werking zijnde klasse B- c.q. BV-3 beveiliging;
bepaalt dat indien Lock bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. W.P. Sprenger en voorts dat de advocaat van Lock binnen vier weken na vonnisdatum aan de rechtbank
- sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen van de voor te brengen getuigen, hun verhinderdata en die van beide partijen en hun raadslieden in de maanden april, mei en juni 2009, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger.
Uitgesproken in het openbaar.
1902/1928