ECLI:NL:RBROT:2008:BR4881

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/4267 BELEI-VERW
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van nadeelcompensatie voor de aanleg van de HSL Zuid en de gevolgen voor de woningwaarde

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 november 2008 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van nadeelcompensatie voor de aanleg van de HSL Zuid. Eiser, wonende te [woonplaats eiser], had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het algemeen bestuur van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4, dat zijn verzoek om schadevergoeding had afgewezen. Eiser stelde dat zijn woning aan [adres eiser] in waarde was gedaald door de aanleg van de HSL Zuid en dat hij recht had op schadevergoeding op basis van de Nadeelcompensatieverordening HSL-Zuid, A16 en A4.

De rechtbank overwoog dat de termijn van artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in acht was genomen, maar dat dit niet leidde tot vernietiging van het bestreden besluit, omdat deze termijn een termijn van orde is. Eiser had ook betoogd dat hij niet was gehoord over een brief van de Schadecommissie, maar de rechtbank oordeelde dat deze brief geen nieuwe informatie bevatte die de belangen van eiser zou schaden.

Verder werd het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel verworpen. De rechtbank stelde vast dat de woning van eiser zich buiten de 400 meter grens van het HSL-tracé bevond, terwijl de door eiser aangehaalde woning binnen deze grens lag. De rechtbank concludeerde dat de Schadecommissie terecht had vastgesteld dat er geen waardevermindering van de woning van eiser was, en dat de afwijzing van zijn schadeverzoek niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 07/4267 BELEI-VERW
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats eiser], eiser,
en
het algemeen bestuur van het Schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 3 april 2007 heeft verweerder een verzoek van eiser om schadevergoeding, gedateerd 1 december 2005, afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 26 april 2007 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 19 oktober 2007 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiser bij brief van 22 november 2007 beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 10 januari 2008 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2008. Eiser was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.P.M. van Ravels, advocaat te Breda, vergezeld door mr. A.W. van Engen en mr. M.J. Heulen.
2 Overwegingen
In artikel 2, eerste lid, van de Nadeelcompensatieverordening HSL-Zuid, A16 en A4 is bepaald, voor zover hier van belang, dat het algemeen bestuur, op verzoek van degene die schade lijdt of zal lijden, schadevergoeding toekent als de schade het gevolg is van het onherroepelijke tracébesluit en de daaruit rechtstreeks voortvloeiende besluiten en/of rechtmatige uitvoeringshandelingen van bestuursorganen, mits deze schade niet of niet geheel ten laste van degene die schade lijdt behoort te blijven en voor zover vergoeding van deze schade niet of niet voldoende anderszins is verzekerd. De hoogte van de schadevergoeding wordt naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld.
In geding is de bij het bestreden besluit gehandhaafde afwijzing van het verzoek van eiser om vergoeding van de schade in de vorm van waardevermindering van zijn woning aan [adres eiser] te [woonplaats eiser] (hierna: de woning) die hij stelt te hebben geleden als gevolg van de aanleg van de HSL-Zuid.
Aan de afwijzing heeft verweerder het advies van de Schadecommissie HSL-Zuid/A16/A4 (hierna: de Schadecommissie) van 20 maart 2007 (hierna: het advies) ten grondslag gelegd. Volgens het advies is de kortste afstand van de het hart en de zijkant van het HSL-tracé tot de woning circa 540 m, onderscheidenlijk 515 m, is het HSL-tracé vanuit de woning niet zichtbaar door de tussenliggende woonbebouwing en stijgt de geluidbelasting van de woning door de komst van de HSL, samengevat in de zogeheten milieukwaliteitsmaat (MKM) van 44 naar 48 MKM. De conclusie van de Schadecommissie is dat zich geen waardevermindering voordoet, gelet op de effecten van de tracébesluitvorming annex planologische inpassing daarvan, de geringe verslechtering van de geluidsituatie, de aard van het object, de courantheid en het prijssegment waartoe dit behoort, de ligging van het object tussen andere woningen, de relatief grote afstand tussen de woning en het HSL-tracé (meer dan 400 m) en het feit dat het tracé vanuit het object niet zichtbaar is.
Het betoog van eiser dat bij het beslissen op zijn bezwaar de ingevolge artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gestelde termijn niet in acht is genomen, kan niet leiden tot het daarmee beoogde doel, namelijk de vernietiging van het bestreden besluit. De vermelde termijn is een termijn van orde. Tegen een dergelijke termijnoverschrijding kan, gelet op het bepaalde in artikel 6:2 van de Awb, zelfstandig beroep worden ingesteld. Namens verweerder is overigens ter zitting toegelicht dat de lange duur die gemoeid is geweest met het primaire besluit samenhangt met de handelswijze alle schadeverzoeken uit een bepaalde buurt gezamenlijk af te doen, om een zo consistent mogelijke beoordeling van de individuele gevallen te realiseren.
Ook het betoog van eiser dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 7:9 van de Awb kan niet leiden tot het daarmee beoogde doel. Niet valt in te zien dat eiser door verweerder in zijn belangen is geschaad doordat hem niet de gelegenheid is geboden te worden gehoord over de na de op 5 juli 2007 gehouden hoorzitting aan de bezwarencommissie door de Schadecommissie toegestuurde brief van 22 augustus 2007. Die brief bevat geen andere informatie dan reeds neergelegd in het advies, waar wordt gereageerd op de zienswijze van eiser over het concept-advies.
Eiser heeft verder betoogd dat de afwijzing van zijn schadeverzoek strijdig is met het gelijkheidsbeginsel. Hij wijst op het geval van de [naam derde] die voor de waardevermindering van hun woning aan [adres derde] te [woonplaats derde] € 3.500,- vergoed hebben gekregen van verweerder, terwijl daar, juist zo als in zijn geval, was vastgesteld dat de geluidbelasting door de komst van de HSL steeg van 44 naar 48 MKM.
Dit betoog faalt. De Schadecommissie, die als bij uitstek deskundig ter zake moet worden beschouwd, heeft op grond van uitgebreid onderzoek naar de prijsontwikkeling van de woningen in de betrokken buurt zowel rond de peildatum 6 september 1999 als in de daarop volgende jaren vastgesteld dat slechts in uitzonderingssituaties sprake is van waardevermindering van objecten die gelegen zijn op een grotere afstand dan 400 m van het HSL-tracé (hierna: de 400 m-grens). Een uitzonderingssituaties kan zich voordoen indien op tussen het HSL-tracé en een woning geen andere bebouwing aanwezig is. In dit geval heeft de Schadecommissie in haar advies neergelegd dat zich geen uitzonderingssituatie voordoet omdat de woning volledig is omgeven door woonbebouwing. Naar het oordeel van de rechtbank mag verweerder, op grond van de deskundigheid van de Schadecommissie aannemen dat zich buiten de 400 m-grens in het algemeen geen waardevermindering van woningen als gevolg de aanleg van het HSL-tracé voordoet en dat dit geval daarop geen uitzondering vormt. Eiser heeft ook geen rapport van een deskundige overgelegd dat zijn tegengesteld standpunt ondersteunt. Nu de door eiser vermelde woning aan [adres derde] gelegen is binnen de 400 m-grens is dat geval niet op één lijn te stellen met het geval van eiser. De gelijke stijging van 44 naar 48 MKM betekent derhalve niet dat aangenomen moet worden dat ook de woning in waarde zal dalen als gevolg van de aanleg van het HSL-tracé. Dat in het geval van de woning aan [adres derde] de Schadecommissie de vermeerdering van de geluidbelasting heeft betiteld als “relevante verslechtering” en in het geval van de woning als “geringe verslechtering” leidt niet tot een ander oordeel. Namens verweerder is ter zitting nog toegelicht, dat deze kwalificaties niet worden gebruikt als standaard om de mate van waardevermindering uit te drukken, zoals eiser kennelijk veronderstelt.
Het beroep van eiser moet ongegrond worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. D. Haan, voorzitter, en mr. A. Verweij en mr. J.A.F. Peters, leden, en door de voorzitter en J. van Mazijk, griffier, ondertekend.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 14 november 2008.
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.