ECLI:NL:RBROT:2008:BI9883
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Deskundigenonderzoek naar inbreuk balansgaranties en bewijsopdracht non-concurrentiebeding in aandelenoverdracht autodealerbedrijf
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, ging het om een geschil tussen Sollie Beheer B.V. en verschillende gedaagden, waaronder Remol Beheer B.V. en Emol Beheer B.V. De zaak betrof de overdracht van aandelen in een autodealerbedrijf en de vraag of er inbreuk was gemaakt op balansgaranties. De rechtbank had eerder op 24 oktober 2007 geoordeeld dat de vordering in reconventie moest worden afgewezen, waarbij de gedaagden als in het ongelijk gestelde partij in de kosten werden veroordeeld. In conventie werd een comparitie van partijen gelast om inlichtingen te verkrijgen over de vordering van Sollie, die gebaseerd was op gestelde inbreuken op garanties bij de overname van de VP Groep.
Tijdens de comparitie op 13 februari 2007 werden afspraken gemaakt over het inschakelen van een deskundige om de geformuleerde vragen te beantwoorden. Echter, deze inschakeling vond uiteindelijk niet plaats. De comparitie werd op 1 oktober 2007 voortgezet, waarbij nadere afspraken werden gemaakt. De rechtbank benoemde een deskundige die het onderzoek zou verrichten, met een geschat loon van € 7.000,-- plus BTW, dat door beide partijen moest worden voorgeschoten.
De rechtbank oordeelde dat bij gebreke van betaling van het voorschot de partij die in gebreke bleef, de stellingname niet langer kon handhaven. De zaak betrof ook een non-concurrentiebeding, waarbij de bewijslast bij gedaagde 3 lag. De rechtbank stond gedaagde 3 toe om bewijs te leveren van zijn stelling dat hij erop mocht vertrouwen dat de sales manager bevoegd was om in te stemmen met de inkoop van een Volkswagen Golf. De rechtbank bepaalde dat indien gedaagde 3 dit bewijs wilde leveren door getuigen, deze in het gebouw van de rechtbank zouden worden gehoord.
De rechtbank hield iedere verdere beslissing aan, terwijl de deskundige werd benoemd om het onderzoek uit te voeren. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.P. van Essen op 22 oktober 2008.