ECLI:NL:RBROT:2008:BH3184

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
317915 / FT RK 08-575
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de machtiging tot ontslag van werknemers in faillissement

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris, mr. W.E. Merens, die op 23 september 2008 de curator heeft gemachtigd om het dienstverband van werknemers, waaronder [persoon 1], op te zeggen. De rechtbank Rotterdam heeft op 18 december 2008 uitspraak gedaan in deze zaak. De gefailleerde, ZEEUWSE VLEESHANDEL B.V., werd op 23 september 2008 in staat van faillissement verklaard, waarbij de rechter-commissaris werd benoemd en de curator werd aangesteld. De curator heeft de arbeidsovereenkomst van [persoon 1] opgezegd, wat leidde tot het indienen van hoger beroep door [persoon 1]. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 november 2008 was [persoon 1] niet aanwezig, maar de curator heeft zijn standpunt toegelicht.

De rechtbank heeft het beroepschrift van [persoon 1] als tijdig aangemerkt, aangezien het binnen vijf dagen na kennisneming van de bestreden beschikking was ingediend. De kern van de beoordeling was of de rechter-commissaris de beschikking terecht heeft gegeven en of de belangen van de schuldeisers adequaat zijn gediend. [persoon 1] betoogde dat zijn functie nog steeds vacant was en dat zijn werkzaamheden door ingeleende medewerkers werden uitgevoerd. De rechtbank concludeerde echter dat de onderneming van de gefailleerde was voortgezet door Rooihoeve B.V., die activa van de gefailleerde had overgenomen en personeel in dienst had genomen. De rechtbank oordeelde dat de functie van [persoon 1] bij de gefailleerde was komen te vervallen.

Ten slotte benadrukte de rechtbank dat bij de overgang van een onderneming de rechten van werknemers normaal gesproken overgaan, maar dat deze regel niet geldt in geval van faillissement. De rechtbank bekrachtigde de beschikking van de rechter-commissaris, omdat er geen reden was om aan te nemen dat deze niet op goede gronden was gegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rekestnummer: 317915 / FT RK 08-575
Insolventienummer: 08/455 F
Uitspraak: 18 december 2008
Beschikking van de meervoudige kamer op het hoger beroep van:
[persoon 1],
wonende te [adres],
[postcode] [woonplaats],
hierna te noemen: [persoon 1],
procederend in persoon,
tegen de hierna te noemen beschikking van de rechter-commissaris mr. W.E. Merens, hierna te noemen: de rechter-commissaris, van 23 september 2008 in het faillissement van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZEEUWSE VLEESHANDEL B.V.,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: gefailleerde,
curator: mr. J.G. Princen, hierna te noemen: de curator.
1 De procedure
1.1 Bij vonnis van 23 september 2008 is gefailleerde in staat van faillissement verklaard, met benoeming van de rechter-commissaris als zodanig en met aanstelling van de curator als zodanig.
1.2 Op 23 september 2008 heeft de rechter-commissaris de curator op grond van artikel 40 van de Faillissementswet (hierna: Fw) machtiging verleend om alle werknemers van gefailleerde, onder wie [persoon 1], te ontslaan.
1.3 De curator heeft zowel per gewone brief van 23 september 2008 als per aangetekende brief van 24 september 2008 de arbeidsovereenkomst van [persoon 1] met gefailleerde opgezegd.
1.4 Bij ongedateerde brief aan de rechter-commissaris, die ter griffie van de rechtbank is ontvangen op 26 september 2008, heeft [persoon 1] hoger beroep aangetekend tegen zijn ontslag.
1.5 De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft op 17 november 2008 plaatsgevonden. [persoon 1] is, hoewel hij daartoe behoorlijk was opgeroepen, niet verschenen. De curator heeft ter zitting zijn standpunt nader toegelicht.
1.6 De rechtbank heeft de uitspraak in hoger beroep bepaald op heden.
2 De beoordeling
2.1 De rechtbank heeft de hiervoor bedoelde brief van [persoon 1] aangemerkt als een beroepschrift in de zin van artikel 67 Fw. Het hoger beroep is tijdig, te weten binnen vijf dagen na kennisneming van de bestreden machtiging, ingesteld.
2.2 In dit hoger beroep moet beoordeeld worden of de rechter-commissaris de bestreden beschikking waarbij de curator is gemachtigd het dienstverband met onder anderen [persoon 1] op te zeggen, terecht en op goede gronden heeft gegeven. Daarbij moet worden bezien of met het voorgenomen ontslag alle aan de curator toevertrouwde belangen, waarbij de belangen van de schuldeisers een prominente plaats innemen, naar behoren worden gediend.
2.3 [persoon 1] meent dat dat niet het geval is; hij heeft aangevoerd dat zijn functie niet is komen te vervallen en nog steeds vacant is en dat zijn werkzaamheden thans worden verricht door ingeleende medewerkers.
2.4 Met hetgeen de curator ter zitting heeft aangevoerd en hetgeen blijkt uit het faillissementsdossier is voldoende aannemelijk geworden dat de onderneming die gefailleerde heeft gedreven, is voortgezet door Rooihoeve B.V. De curator heeft aan die vennootschap activa van gefailleerde verkocht en geleverd, en Rooihoeve B.V. heeft een aantal personeelsleden van gefailleerde in dienst genomen. Voorts is aannemelijk dat gefailleerde zelf sinds de aanvang van het faillissement geen activiteiten meer uitoefent en niet beschikt over middelen om lonen door te betalen. De functie van [persoon 1] bij gefailleerde is dus wel komen te vervallen.
2.5 Ten overvloede wijst de rechtbank nog op het volgende. Als hoofdregel geldt dat bij overgang van een onderneming de rechten en verplichtingen van werknemers uit hun arbeidsovereenkomst van rechtswege overgaan op de partij die de onderneming voortzet op de voet van het bepaalde in artikel 7:622 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Die regel geldt echter niet in geval van faillissement. Verder heeft Rooihoeve B.V. kennelijk aan [persoon 1] geen vergelijkbare functie aangeboden; zij was daartoe ook niet verplicht.
2.6 De slotsom moet zijn dat de klacht van [persoon 1] feitelijke grond mist. Ook overigens is er geen reden om aan te nemen dat de bestreden beschikking niet terecht dan wel niet op goede gronden is gegeven. De rechtbank zal deze dan ook bekrachtigen.
3 De beslissing
De rechtbank,
bekrachtigt de beschikking van de rechter-commissaris d.d. 23 september 2008.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.P. van Essen, N. Doorduijn en H.W. Vogels, in tegenwoordigheid van I. Tillema, griffier, en uitgesproken in het openbaar.
625/1954/1876/196