ECLI:NL:RBROT:2008:BH3183

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
317913 / FT RK 08-574
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de machtiging tot ontslag van werknemers in faillissement

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris, mr. W.E. Merens, die op 23 september 2008 de curator heeft gemachtigd om het dienstverband van werknemers van de gefailleerde, waaronder [persoon 1], op te zeggen. De gefailleerde werd op dezelfde datum in staat van faillissement verklaard. De curator heeft de arbeidsovereenkomst van [persoon 1] opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van zes weken. [persoon 1] heeft hiertegen bezwaar gemaakt en haar ontslag aangevochten. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 november 2008, waarbij [persoon 1] niet aanwezig was. De rechtbank heeft de brief van [persoon 1] van 25 september 2008 als beroepschrift aangemerkt en vastgesteld dat het hoger beroep tijdig was ingesteld, aangezien [persoon 1] pas op 24 september 2008 kennisnam van de ontslagbrief.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de rechter-commissaris de machtiging tot ontslag terecht heeft verleend. Hierbij is gekeken naar de belangen van de schuldeisers en de vraag of het voortzetten van het dienstverband in het belang van de boedel was. De rechtbank concludeert dat de curator voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat voortzetting van het dienstverband niet mogelijk was, aangezien de gefailleerde na de overdracht van haar onderneming geen activiteiten meer ontplooide en er geen middelen waren voor doorbetaling van loon. De rechtbank oordeelt dat de klacht van [persoon 1] over de opzegtermijn niet opgaat, omdat artikel 40 van de Faillissementswet een kortere termijn toestaat in geval van faillissement. De rechtbank bekrachtigt daarom de beschikking van de rechter-commissaris.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rekestnummer: 317913 / FT RK 08-574
Insolventienummer: 08/453 F
Uitspraak: 18 december 2008
Beschikking van de meervoudige kamer op het hoger beroep van:
[persoon 1],
wonende te [adres],
[postcode] [woonplaats],
hierna te noemen: [persoon 1],
procederend in persoon,
tegen de hierna te noemen beschikking van de rechter-commissaris mr. W.E. Merens, hierna te noemen: de rechter-commissaris, van 23 september 2008 in het faillissement van:
[gefailleerde],
gevestigd te Hellevoetsluis,
hierna te noemen: gefailleerde,
curator: mr. J.G. Princen, hierna te noemen: de curator.
1 De procedure
1.1 Bij vonnis van 23 september 2008 is gefailleerde in staat van faillissement verklaard, met benoeming van de rechter-commissaris als zodanig en met aanstelling van de curator als zodanig.
1.2 Op 23 september 2008 heeft de rechter-commissaris de curator op grond van artikel 40 van de Faillissementswet (hierna: Fw) machtiging verleend om alle werknemers van gefailleerde, onder wie [persoon 1], te ontslaan.
1.3 De curator heeft zowel per gewone brief van 23 september 2008 als per aangetekende brief van 24 september 2008 de arbeidsovereenkomst van [persoon 1] met gefailleerde opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van zes weken.
1.4 Op 29 september 2008 heeft de curator de brief van [persoon 1] d.d. 25 september 2008 per fax aan de rechter-commissaris doorgezonden. In die brief geeft [persoon 1] de curator te kennen dat zij protest aantekent tegen haar ontslag en de daarbij gehanteerde opzegtermijn.
1.5 De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft op 17 november 2008 plaatsgevonden. [persoon 1] is, hoewel zij daartoe behoorlijk was opgeroepen, niet verschenen. De curator heeft ter zitting zijn standpunt nader toegelicht.
1.6 De rechtbank heeft de uitspraak in hoger beroep bepaald op heden.
2 De beoordeling
2.1 De rechtbank heeft de hiervoor bedoelde brief van [persoon 1] van 25 september 2008, aangemerkt als een beroepschrift in de zin van artikel 67 Fw. De rechtbank heeft die brief op 29 september 2008 ontvangen. Aannemelijk is dat [persoon 1] niet eerder dan op 24 september 2008 kennis heeft kunnen nemen van de ontslagbrief van de curator – en daarmee van de door de rechter-commissaris gegeven machtiging. Het hoger beroep moet dan ook als tijdig, te weten binnen vijf dagen na kennisneming van die machtiging, ingesteld worden aangemerkt.
2.2 In dit hoger beroep moet beoordeeld worden of de rechter-commissaris de bestreden beschikking waarbij de curator is gemachtigd het dienstverband met onder anderen [persoon 1] op te zeggen, terecht en op goede gronden heeft gegeven. Daarbij moet worden bezien of met het voorgenomen ontslag alle aan de curator toevertrouwde belangen, waarbij de belangen van de schuldeisers een prominente plaats innemen, naar behoren worden gediend.
2.3 Met hetgeen de curator ter zitting heeft aangevoerd en hetgeen blijkt uit het faillissementsdossier is voldoende aannemelijk geworden dat voortzetting van het dienstverband niet in het belang van de boedel was, nu gefailleerde na overdracht van haar onderneming geen activiteiten meer ontplooide en er geen middelen resteerden voor doorbetaling van loon. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat de rechter-commissaris ten onrechte of op niet toereikende gronden een machtiging tot opzegging van de arbeidsovereenkomst met onder anderen [persoon 1] heeft gegeven.
2.4 De klacht dat een te korte ontslagtermijn in acht is genomen kan [persoon 1] niet baten. Artikel 40 Fw biedt ingeval van faillissement de mogelijkheid bij opzegging van een dienstbetrekking een termijn van ten hoogte zes weken in acht te nemen. Daarbij kan dus worden afgeweken van opzegtermijnen die gewoonlijk gelden. Nu de curator door de rechter-commissaris is gemachtigd het dienstverband met de werknemers van gefailleerde op de voet van artikel 40 Fw op te zeggen – waarnaar de curator heeft gehandeld, ook wat betreft de gehanteerde opzegtermijn – is er geen sprake van een machtiging tot ontslag op een te korte termijn. De klacht van [persoon 1] mist daarom feitelijke grond.
2.5 Ook overigens is er geen reden om aan te nemen dat de bestreden beschikking niet terecht dan wel niet op goede gronden is gegeven. De rechtbank zal deze dan ook bekrachtigen.
3 De beslissing
De rechtbank,
bekrachtigt de beschikking van de rechter-commissaris d.d. 23 september 2008.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.P. van Essen, N. Doorduijn en H.W. Vogels, in tegenwoordigheid van I. Tillema, griffier, en uitgesproken in het openbaar.
625/1954/1876/196