ECLI:NL:RBROT:2008:BH3183
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.J.P. van Essen
- N. Doorduijn
- H.W. Vogels
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de machtiging tot ontslag van werknemers in faillissement
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris, mr. W.E. Merens, die op 23 september 2008 de curator heeft gemachtigd om het dienstverband van werknemers van de gefailleerde, waaronder [persoon 1], op te zeggen. De gefailleerde werd op dezelfde datum in staat van faillissement verklaard. De curator heeft de arbeidsovereenkomst van [persoon 1] opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van zes weken. [persoon 1] heeft hiertegen bezwaar gemaakt en haar ontslag aangevochten. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 november 2008, waarbij [persoon 1] niet aanwezig was. De rechtbank heeft de brief van [persoon 1] van 25 september 2008 als beroepschrift aangemerkt en vastgesteld dat het hoger beroep tijdig was ingesteld, aangezien [persoon 1] pas op 24 september 2008 kennisnam van de ontslagbrief.
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de rechter-commissaris de machtiging tot ontslag terecht heeft verleend. Hierbij is gekeken naar de belangen van de schuldeisers en de vraag of het voortzetten van het dienstverband in het belang van de boedel was. De rechtbank concludeert dat de curator voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat voortzetting van het dienstverband niet mogelijk was, aangezien de gefailleerde na de overdracht van haar onderneming geen activiteiten meer ontplooide en er geen middelen waren voor doorbetaling van loon. De rechtbank oordeelt dat de klacht van [persoon 1] over de opzegtermijn niet opgaat, omdat artikel 40 van de Faillissementswet een kortere termijn toestaat in geval van faillissement. De rechtbank bekrachtigt daarom de beschikking van de rechter-commissaris.