ECLI:NL:RBROT:2008:BH1977

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
249770 / HA ZA 05-3210
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en aanhouding in afwachting van Hoge Raad in Dexia-zaak

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de effectenlease centraal. De eiser, Levob Bank N.V., had in 2001 een overeenkomst gesloten met de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], waarbij Levob een bedrag van € 70.000 had belegd voor rekening en risico van de gedaagden. Levob vorderde in conventie betaling van € 27.093,98, vermeerderd met rente en kosten, terwijl de gedaagden in reconventie een verklaring vroegen dat de overeenkomst nietig of ontbonden was, met terugbetaling van reeds betaalde bedragen en schadevergoeding als gevolg.

De rechtbank constateerde dat er veel jurisprudentie was verschenen over effectenlease, met name in de Dexia-zaken, en dat de Hoge Raad naar verwachting in februari of maart 2009 uitspraak zou doen in een relevante zaak. Gezien het tijdsverlies en de noodzaak voor een efficiënte procesorde, besloot de rechtbank de zaak aan te houden totdat de Hoge Raad zijn uitspraak had gedaan. Dit zou partijen in staat stellen hun geschil mogelijk onderling te schikken, of hen in staat stellen aan te geven welke geschilpunten nog resteren na de uitspraak van de Hoge Raad.

De rechtbank overwoog ook of het geschil een huurkoopovereenkomst betrof, wat zou betekenen dat de zaak door de kantonrechter behandeld diende te worden. De rechtbank besloot de zaak naar de rol te verwijzen voor partijen om zich uit te laten over de aanhouding en mogelijke verwijzing naar de kantonrechter. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 10 december 2008.

Uitspraak

Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 249770 / HA ZA 05-3210
Uitspraak: 10 december 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de naamloze vennootschap LEVOB BANK N.V.,
gevestigd te Leusden,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: Levob,
advocaat mr. J.D. Loorbach,
- tegen -
1. [gedaagde 1],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
hierna te noemen [gedaagde 1] en [gedaagde 2],
advocaat mr. P.H.Ch.M. van Swaaij.
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
de dagvaarding van 27 oktober 2005 met de producties 1 tot en met 4;
de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie;
de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie;
de conclusie van dupliek in reconventie, met de producties 5 tot en met 11.
2. Het geschil
Levob vordert in conventie op grond van een in 2001 gesloten "overeenkomst Het Levob Hefboom Effect" betaling van een bedrag van € 27.093,98 van [gedaagde 1] en [gedaagde 2], te vermeerderen met rente en kosten.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer tegen deze vordering en vorderen in reconventie - kort gezegd - een verklaring dat voornoemde overeenkomst nietig of ontbonden is, met veroordeling van Levob tot terugbetaling van reeds betaalde bedragen en tot vergoeding van schade. Levob voert op haar beurt verweer tegen deze reconventionele vorderingen.
3. De beoordeling
3.1 Vaststaat dat partijen in september 2001 een overeenkomst van effectenlease hebben gesloten, genaamd "overeenkomst Het Levob Hefboom Effect", op grond waarvan Levob voor rekening en risico van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een bedrag van (in totaal) € 70.000,= heeft belegd, welk bedrag Levob daarbij als lening heeft verstrekt aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Deze overeenkomst vormt de grondslag voor de in deze procedure over en weer ingestelde vorderingen.
3.2 Het laatste processtuk is de (58 pagina's tellende) conclusie van dupliek in reconventie van 1 november 2006. Door wisselingen in de personele bezetting binnen de sector civiel recht en door bestaande achterstanden is deze zaak pas nu ter beoordeling ter hand genomen door de thans behandelend rechter.
Vastgesteld moet worden dat over de onderhavige materie - effectenlease - inmiddels veel jurisprudentie is verschenen, met name van de rechtbank en van het gerechtshof in Amsterdam in de zogenoemde Dexia-zaken. In deze jurisprudentie komt het belangrijkste deel van de ook in de onderhavige procedure spelende geschilpunten aan de orde, onder meer over de rol van tussenpersonen en de vraag of deze als hulppersonen kunnen worden aangemerkt.
Voorts is van belang dat de Hoge Raad naar verwachting in februari of maart 2009 uitspraak kan doen in een in cassatie aanhangig gemaakte effectenleasezaak (zie: rechtspraak.nl onder rechtbank Amsterdam: persbericht van 25 november 2008).
3.3 Het opgetreden tijdsverlies ten spijt, bestaat op grond van een goede en efficiënte procesorde aanleiding deze procedure aan te houden totdat de Hoge Raad vorenbedoelde uitspraak heeft gedaan.
Verwacht mag worden dat partijen dan in staat zullen zijn hun geschil onderling door middel van een schikking te regelen. Indien dat niet het geval mocht zijn, mag van partijen worden verlangd in deze procedure aan te geven welke geschilpunten nog resteren gelet op de dan bekende jurisprudentie.
3.4 Voorts dient de vraag onder ogen te worden gezien of het onderhavige geschil een zaak betreffende een huurkoopovereenkomst is, in welk geval op grond van artikel 93 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) de zaak niet door de sector civiel recht maar door de kantonrechter (van de sector kanton van de rechtbank Rotterdam) dient te worden behandeld.
Op grond van artikel 71 lid 2 Rv kan ambtshalve verwijzing plaatsvinden naar de kantonrechter. De rechtbank dient op grond van artikel 71 lid 3 Rv de vraag of de zaak dient te worden verwezen naar de kantonrechter te beantwoorden aan de hand van haar voorlopige oordeel over het onderwerp van het geschil. Alvorens omtrent verwijzing te beslissen dienen partijen in de gelegenheid te zijn geweest zich hierover uit te laten.
3.5 De zaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van een akte respectievelijk antwoordakte, waarin partijen zich (uitsluitend) kunnen uitlaten over voormelde aanhouding in afwachting van het arrest van de Hoge Raad, alsmede over mogelijke verwijzing naar de kantonrechter.
4. De beslissing
De rechtbank
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 14 januari 2009 om partijen, Levob als eerste, in de gelegenheid te stellen zich bij akte respectievelijk antwoordakte uit te laten als hiervoor aangegeven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans.
Uitgesproken in het openbaar.
[1694]