ECLI:NL:RBROT:2008:BH1977
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Effectenlease en aanhouding in afwachting van Hoge Raad in Dexia-zaak
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de effectenlease centraal. De eiser, Levob Bank N.V., had in 2001 een overeenkomst gesloten met de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], waarbij Levob een bedrag van € 70.000 had belegd voor rekening en risico van de gedaagden. Levob vorderde in conventie betaling van € 27.093,98, vermeerderd met rente en kosten, terwijl de gedaagden in reconventie een verklaring vroegen dat de overeenkomst nietig of ontbonden was, met terugbetaling van reeds betaalde bedragen en schadevergoeding als gevolg.
De rechtbank constateerde dat er veel jurisprudentie was verschenen over effectenlease, met name in de Dexia-zaken, en dat de Hoge Raad naar verwachting in februari of maart 2009 uitspraak zou doen in een relevante zaak. Gezien het tijdsverlies en de noodzaak voor een efficiënte procesorde, besloot de rechtbank de zaak aan te houden totdat de Hoge Raad zijn uitspraak had gedaan. Dit zou partijen in staat stellen hun geschil mogelijk onderling te schikken, of hen in staat stellen aan te geven welke geschilpunten nog resteren na de uitspraak van de Hoge Raad.
De rechtbank overwoog ook of het geschil een huurkoopovereenkomst betrof, wat zou betekenen dat de zaak door de kantonrechter behandeld diende te worden. De rechtbank besloot de zaak naar de rol te verwijzen voor partijen om zich uit te laten over de aanhouding en mogelijke verwijzing naar de kantonrechter. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 10 december 2008.