ECLI:NL:RBROT:2008:BG8970

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
296769 / HA ZA 07-2978
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel inzake kosten bestuursdwang na ontmanteling hennepkwekerij

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 24 december 2008 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een dwangbevel dat door de gemeente Rotterdam was uitgevaardigd. De opposante, die het pand huurde waar een hennepkwekerij was aangetroffen, verzet zich tegen de kosten die de gemeente heeft gemaakt voor de ontmanteling van deze kwekerij. De gemeente had op 26 juni 2006 de hennepkwekerij ontmanteld en de kosten van deze actie, die € 4.283,57 bedroegen, op de opposante verhaald. De opposante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeente, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de opposante beroep ingesteld, dat ook ongegrond werd verklaard door de rechtbank en later door de Raad van State.

De rechtbank oordeelt dat het besluit van de gemeente formele rechtskracht heeft gekregen, wat betekent dat de rechtmatigheid van het besluit in beginsel vaststaat. De opposante wordt als overtreder beschouwd op basis van artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat inhoudt dat zij de kosten van bestuursdwang verschuldigd is. De rechtbank wijst erop dat de gemeente de kosten kan invorderen via een dwangbevel, zelfs voordat er een onherroepelijk rechterlijk oordeel is over de rechtmatigheid van het besluit. De stelling van de opposante dat de gemeente in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur wordt verworpen.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de opposante geen andere redenen heeft aangevoerd die tot toewijzing van haar vordering zouden kunnen leiden. De vordering van de opposante wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de gemeente, die zijn vastgesteld op € 1.019,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de kostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 296769 / HA ZA 07-2978
Uitspraak: 24 december 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[opposante],
wonende te [woonplaats],
opposante,
advocaat mr. J.H. van Meurs,
- tegen -
de rechtspersoon naar publiekrecht DE GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelende te Rotterdam,
geopposeerde,
advocaat mr. R.W. van Harmelen.
Partijen worden hierna aangeduid als “[opposante]” respectievelijk “de gemeente”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- conclusie van antwoord, met producties;
- vonnis van deze rechtbank d.d. 28 mei 2008, waarbij [opposante] niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering in het incident en de daarin genoemde stukken;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 9 juli 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 26 november 2008.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Op 26 juni 2006 is door medewerkers van de gemeente in een pand aan het [het pand] te [woonplaats] (hierna het pand) een hennepkwekerij aangetroffen. [opposante] huurde destijds het pand.
2.2 In opdracht van de gemeente heeft de Roteb de hennepkwekerij op 26 juni 2006 ontmanteld, waarbij 30 armaturen, 30 assimilatielampen, 30 transformatoren, 3 afzuigers, 3 filters, 2 dompelpompen, 1 bevloeiingsinstallatie handmatig, 1 thermo-hydrometer, 3 jerrycans 5 liter, 3 flacons (1 liter), 6 kilo meststoffen uit kweek van hennep en 5,4 kilo gasontladingslampen in beslag zijn genomen, afgevoerd en vernietigd.
2.3 De Dienst Stedenbouw + Volkshuisvesting van de gemeente (hierna DS+V) heeft het besluit tot toepassing van bestuursdwang op 28 juli 2006 (hierna het besluit) schriftelijk aan [opposante] kenbaar gemaakt met de mededeling dat de kosten verbonden aan de ontmanteling van de hennepkwekerij op haar zullen worden verhaald. Het door [opposante] tegen dit besluit ingestelde bezwaar is ongegrond verklaard. [opposante] heeft tegen de beslissing op bezwaar beroep aangetekend.
2.4 Bij brief van 5 december 2006 heeft DS+V [opposante] verzocht de kosten verbonden aan de ontmanteling ad € 4.283,57, binnen dertig dagen aan de gemeente te betalen. [opposante] heeft de rekening van de gemeente onbetaald gelaten.
2.5 De gemeente heeft op 24 juli 2007 een dwangbevel uitgevaardigd, tot invordering van de kosten van bestuursdwang, vermeerderd met de verschuldigde rente met ingang van 4 januari 2007.
2.6 De rechtbank Rotterdam, sector bestuursrecht, heeft bij uitspraak van 23 augustus 2007 het door [opposante] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft [opposante] hoger beroep ingesteld.
2.7 De Raad van State heeft bij uitspraak van 21 mei 2008 het hoger beroep van [opposante] ongegrond verklaard.
3 De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om het verzet van [opposante] tegen het dwangbevel gegrond te verklaren en dit dwangbevel buiten effect te stellen, met veroordeling van de gemeente in de kosten van de procedure.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [opposante] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 [opposante] had het pand op 26 juni 2006 onderverhuurd aan haar collega [persoon 1] (hierna [persoon 1]) die zonder haar medeweten, laat staan instemming, de
hennepkwekerij heeft aangelegd en geëxploiteerd. [persoon 1] is daarvoor ook door de
strafrechter veroordeeld. [opposante] is nimmer door het Openbaar Ministerie als
verdachte vervolgd. In het bestuursrecht wordt zij echter ten onrechte wel als
overtreder beschouwd en ten onrechte worden de kosten van de bestuursdwang op
haar afgewenteld door de gemeente.
3.2 Het is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur dat de gemeente de kosten van bestuursdwang op [opposante] verhaalt, nog voordat er een onherroepelijk rechterlijk oordeel over de rechtmatigheid van de bestuursdwang is uitgesproken.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, onder ongegrondverklaring van het verzet, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [opposante] in de kosten van het geding.
De gemeente heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 Het besluit heeft formele rechtskracht gekregen zodat de rechtbank uit moet gaan
van de rechtmatigheid daarvan. Uit hoofde van artikel 5:25 van de Algemene wet
bestuursrecht (hierna Awb) is de overtreder, in casu [opposante], de kosten voor
het toepassen van bestuursdwang, te weten het ontmantelen van een
hennepkwekerij, verschuldigd.
4.2 De gemeente heeft op grond van artikel 5:26 Awb de bevoegdheid om de kosten
voor het toepassen van bestuursdwang middels een dwangbevel in te vorderen. De
wet stelt daarbij niet de voorwaarde dat met de invordering moet worden gewacht
op het moment dat de rechter een onherroepelijk oordeel heeft geveld over de
rechtmatigheid van het besluit.
5 De beoordeling
5.1 Tussen partijen is allereerst in geschil of [opposante] als overtreder moet worden beschouwd op wie ingevolge artikel 5:25 Awb de kosten van bestuursdwang vanwege de ontmanteling van de hennepkwekerij in het pand door de gemeente kunnen worden verhaald. Deze vraag moet worden beantwoord aan de hand van hetgeen bestuursrechtelijk is komen vast te staan terzake de toepassing van de bestuursdwang in het pand. Aan hetgeen zich strafrechtelijk heeft afgespeeld met betrekking tot de hennepkwekerij in het pand hecht de rechtbank geen waarde nu op grond daarvan niet kan worden vastgesteld of [opposante] als overtreder in de zin van artikel 5:25 Awb moet worden beschouwd.
5.2 Vast staat dat het besluit met de uitspraak van de Raad van State van 21 mei 2008 formele rechtskracht heeft gekregen. Mitsdien is de rechtmatigheid van het besluit in beginsel gegeven waardoor in beginsel eveneens vast staat dat [opposante] als overtreder moet worden beschouwd. Slechts onder uitzonderlijke omstandigheden kan de rechtbank de rechtmatigheid van het besluit alsnog beoordelen, doch deze omstandigheden zijn gesteld noch gebleken.
5.3 Uitgaande van de rechtmatigheid van het besluit, is [opposante] op grond van artikel 5:25 Awb de door de gemeente gemaakte kosten van bestuursdwang verschuldigd. De gemeente kan deze kosten op grond van artikel 5:26 Awb bij dwangbevel invorderen. Voornoemd artikel biedt de gemeente de ruimte om de kosten bij dwangbevel in te vorderen alvorens het besluit formele rechtskracht heeft gekregen. De stelling van [opposante] dat de gemeente in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur wordt mitsdien gepasseerd.
5.4 [opposante] heeft geen overige redenen aangevoerd die tot buiten effect stelling van het verzet zouden kunnen leiden. Haar vordering zal derhalve worden afgewezen.
5.5 [opposante] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de gemeente.
6 De beslissing
De rechtbank,
in oppositie
wijst de vordering af;
veroordeelt [opposante] in de kosten van het geding, tot aan de uitspraak aan de zijde van de gemeente bepaald op € 251,- aan vast recht en € 768,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de kostenveroordeling.
Dit vonnis is gewezen door rechter mr. M. Witkamp.
Uitgesproken in het openbaar.
2054/1582