ECLI:NL:RBROT:2008:BG6222

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
318636 / HA RK 08-274
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2008 een verzoek tot wraking van een rechter afgewezen. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de raadsman van verzoekster op 11 november 2008, omdat de rechter eerder betrokken was bij een andere zaak waarin de raadsman optrad. Verzoekster stelde dat de rechter hierdoor niet onpartijdig kon oordelen over haar verzoek tot schadevergoeding. De wrakingskamer heeft het griffiedossier en het proces-verbaal van de zitting van 11 november 2008 bestudeerd.

De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder een beklag van de raadsman heeft behandeld, niet voldoende was om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig kon optreden in de huidige zaak. De rechter had de gelegenheid om schriftelijk te reageren op het wrakingsverzoek, maar maakte daar geen gebruik van. Tijdens de zitting op 24 november 2008 heeft de rechter zijn standpunt toegelicht, terwijl de officier van justitie zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve of subjectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter. De argumenten van verzoekster werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank benadrukte dat de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter niet in het geding waren en dat het verzoek tot wraking ongegrond was. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak : 8 december 2008
Zaaknummer : 318636
Rekestnummer : HA RK 08-274
Parketnummer : 10/712064-06
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
strekkende tot wraking van [naam rechter], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector strafrecht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter openbare terechtzitting van de enkelvoudige raadkamer van deze rechtbank op
11 november 2008, in welke kamer de rechter zitting had, is behandeld het door verzoekster ingediende verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, welke procedure als kenmerk heeft parketnummer 10/712064-06 en raadkamernummer 08/683.
Bij faxbericht van 11 november 2008 (18.07 uur) heeft de raadsman van verzoekster de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hiervoor omschreven verzoekschriftprocedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de zitting van 11 november 2008.
Verzoekster, haar raadsman, de rechter, alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Ter zitting van 24 november 2008, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: de rechter en de officier van justitie mr. M. van Heemst.
De rechter heeft zijn standpunt uiteengezet en toegelicht. De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter heeft eveneens als rechter opgetreden in de raadkamerprocedure met raadkamernummer 07/973, parketnummer 10/690203-07, zodat de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de betrokken rechter in het geding is. De betrokken rechter had zich behoren te verschonen teneinde elke schijn van partijdigheid te vermijden zoals vervat in artikel 6 EVRM.
De irrelevante negatieve persoonlijke opmerkingen van de rechter (onder meer over de advocatuur) tijdens de zitting hebben bijgedragen aan die schijn van partijdigheid.
Mitsdien is zowel de objectieve onpartijdigheid als de subjectieve onpartijdigheid in het geding.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter heeft vraagtekens geplaatst bij de ontvankelijkheid van het verzoek.
Hij bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. De rechter heeft de tekst van de beslissing in de zaak met raadkamernummer 07/973 overgelegd.
3. De beoordeling
3.1
Een verzoek tot wraking kan worden ingediend tegen de rechter zolang deze een zaak van of tegen verzoekster behandelt. Die periode van behandeling van de zaak loopt in beginsel tot aan het tijdstip van het doen van de einduitspraak en was op het moment van de indiening door verzoekster van het verzoek tot wraking nog niet geëindigd. Verzoekster is derhalve ontvankelijk in haar verzoek.
3.2
Aan de door verzoekster aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. De daartoe door verzoekster geponeerde stelling is niet nader onderbouwd en ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoekster bestaande vrees dat de rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende.
3.4
Het zwaartepunt van de grondslag van het wrakingsverzoek is hierin gelegen, dat de rechter in oktober/november 2007 als rechter is opgetreden in een procedure ex artikel 552a Wetboek van Strafvordering, waarbij de raadsman van verzoekster in zijn eigen zaak als klager is opgetreden en welk beklag de rechter alstoen ongegrond heeft bevonden. Niet gesteld of gebleken is dat er tussen de beklagprocedure van de raadsman van destijds en de huidige verzoekschrift-procedure van verzoekster enigerlei connectie bestaat.
3.5
De enkele omstandigheid dat de rechter een beklag van de raadsman tegen inbeslagname in een andere zaak heeft behandeld, rechtvaardigt niet de conclusie dat de rechter thans niet onpartijdig kan optreden inzake het verzoek van verzoekster tot schadevergoeding, waarbij zij wordt bijgestaan door die raadsman.
3.6
Hetgeen verzoekster heeft gesteld met betrekking tot opmerkingen van de rechter ter zitting, onder meer over de advocatuur, is alleen in algemene bewoordingen vervat en niet met feiten of omstandigheden concreet gemaakt of anderszins onderbouwd. Voor zover het verzoek tot wraking op deze stelling is gebaseerd, moet dat verzoek als zijnde onvoldoende onderbouwd worden afgewezen, nog daargelaten de omstandigheid dat de rechter deze stelling gemotiveerd heeft weersproken.
3.7
Op grond van het vorenstaande is de wraking ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
4. De beslissing
Wijst af het verzoek tot wraking van [naam rechter].
Deze beslissing is gegeven op 8 december 2008 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. M.C. van der Kolk en mr. H.J.M. van der Kaaij, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.