ECLI:NL:RBROT:2008:BG6212
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om verschoning van rechters in strafzaak tegen verdachte
In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2008 een verzoek om verschoning toegewezen. Dit verzoek werd ingediend door rechters die betrokken waren bij de strafzaak tegen een verdachte, waarbij een collega-rechter als getuige een belastende verklaring had afgelegd. De rechters voerden aan dat de objectieve vrees bestond dat hun onpartijdigheid in het geding zou kunnen komen door de getuigenverklaring van hun collega. De rechtbank oordeelde dat de schijn van partijdigheid niet kon worden uitgesloten, wat leidde tot de beslissing om het verzoek om verschoning toe te wijzen. De zaak betreft een strafrechtelijk onderzoek dat op 28 oktober 2005 was gestart, waarbij de verdachte werd beschuldigd van oplichting, valsheid in geschrift en meineed. De rechtbank benadrukte dat de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter essentieel zijn en dat er uitzonderlijke omstandigheden moeten zijn om aan te nemen dat een rechter niet onpartijdig is. De beslissing om de rechters te laten verschonen was gebaseerd op de specifieke omstandigheden van deze zaak, waarbij de getuigenverklaring van een collega-rechter een belangrijke rol speelde. De rechtbank concludeerde dat de vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd was, en dat de zaak niet door rechters van de rechtbank Rotterdam zou moeten worden behandeld.