Parketnummer: 10/651073-08
Datum uitspraak: 26 november 2008
Tegenspraak
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Rijnmond – De Schie te Rotterdam,
raadsman mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de
terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst
van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt
deel uit van dit vonnis.
Het aan de verdachte ten laste gelegde komt op het volgende neer:
1. het op 5 mei 2008 samen met anderen [benadeelde partij] van de vrijheid beroven, dan wel medeplichtigheid daaraan;
2. het op 5 mei 2008 samen met anderen pogen [benadeelde partij] zwaar te mishandelen, dan wel hem (zelf) te mishandelen.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Rijnaarts heeft gerequireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Onder 2 is primair ten laste gelegd een poging tot zware mishandeling.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het begaan van het medeplegen van een poging tot zware mishandeling. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat het slachtoffer dusdanig is mishandeld dat daarbij bijvoorbeeld de kans dat het slachtoffer een neusfractuur – welke operatief gecorrigeerd zou moeten worden – zou bekomen heel wel voorstelbaar was en dat de omstandigheid dat deze kans zich niet heeft verwezenlijkt een gelukkige is, die niet aan de verdachte te danken is geweest. Zij heeft hierbij verwezen naar relevante jurisprudentie, waaruit kan blijken dat bijvoorbeeld het toebrengen van een neusfractuur wordt aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Hieromtrent wordt als volgt geoordeeld.
Uit het dossier noch ter zitting is gebleken dat verdachte voorwaardelijke opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer [benadeelde partij]. Noch de gedragingen van verdachte of zijn medeverdachte(n) - volgens aangever met kracht met gebalde vuist slaan in het gezicht van aangever -, noch het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen, te weten verwondingen aan zijn wenkbrauw, ooglid, lip, wang en op zijn rug , dwingen tot die conclusie.
De verdachte moet dus van het onder 2 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Onder 2 is subsidiair ten laste gelegd dat verdachte de aangever [benadeelde partij] heeft mishandeld.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken, op dit punt een bewezenverklaring dient te volgen met verwijzing naar de argumentatie als hierboven onder 2 primair bedoeld.
Hieromtrent wordt als volgt geoordeeld.
Uit de tekst van de tenlastelegging blijkt dat dit feit niet is ten laste gelegd in de medeplegenvariant. De rechtbank heeft in het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten gevonden waarop zij de conclusie kan baseren dat het de verdachte zelf is geweest die de in de tenlastelegging genoemde uitvoeringshandelingen heeft begaan. Zij verwijst hierbij naar de hieronder genoemde door de rechtbank vastgestelde vaststaande feiten.
De verdachte moet dus ook van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 5 mei 2008, omstreeks 01:10 uur, heeft [getuige 1] de politie gebeld, omdat zijn buurman ontvoerd werd . Hij zag dat een man, welke hij herkende als zijn buurman [benadeelde partij], op de [straat] te Berkel en Rodenrijs door een andere man naar een witte personenauto werd getrokken en op de grond werd gegooid. Vervolgens zag hij dat deze buurman aan de achterzijde van de witte personenauto met het kenteken [kenteken] naar binnen werd geduwd en dat die personenauto vervolgens met hoge snelheid wegreed in de richting van de [naburige straat]. Hij zag dat vanuit de richting van de [naburige straat] een man kwam aanlopen die naar de auto van de buurman liep, in deze auto ging zitten, spullen uit deze auto pakte en daarna wegrende.
Zijn vader, [getuige 2], hoorde die nacht omstreeks 01.10 uur gegil. Hij keek uit het raam en zag een witte personenauto van het merk Volkswagen, type Caddy wegrijden. Vervolgens zag hij licht branden in een geparkeerd staande personenauto, welke auto hij herkende als de Volkswagen Golf van zijn buurman. Hij zag dat een man de Golf aan het doorzoeken was en na enkele minuten rustig wegliep. Hij gaf het signalement door: man, 180 centimeter lang, normaal postuur en gekleed in donkere kleding.
Getuige [getuige 3] hoorde rond 01:10 uur geschreeuw. Hij zag dat zijn buurman [benadeelde partij] door een man meerdere malen werd geslagen, op de grond werd geduwd en dat een man hem beetpakte en met twee armen en in de achterbak van een Volkswagen Caddy legde, waarna die auto met hoge snelheid wegreed in de richting van de [naburige straat]. Hierna zag hij dat er een man aan kwam lopen. Hij beschrijft die persoon als een blanke man met kaal geschoren haar, met en donkere broek en jas aan en rond de 175 centimeter lang. Hij zag dat laatstgenoemde persoon naar de Volkswagen Golf van zijn buurman liep en die wagen doorzocht. Hij keek in het dashboardkastje en naar de achterbank. Vervolgens liep deze man weer weg. Hij merkte verder nog op dat die man bij het weglopen naar de woning van zijn buurman keek.
Op 5 mei 2008, omstreeks 01:14 uur, reed verbalisant Halters in een onherkenbaar dienstmotorvoertuig naar de [straat] te Berkel en Rodenrijs. Via de mobilofoon had de verbalisant kennis genomen van het signalement van de man die een tijdje in de auto van het slachtoffer had gezeten. De verbalisant zag een man lopen die voldeed aan het signalement en hij zag dat deze man aan het bellen was. Deze man wordt aangehouden. De man had een bezweet gezicht en ademde kort achter elkaar. Verder maakte de man een zenuwachtige indruk op de verbalisant. Later bleek dat deze man was genaamd: [verdachte] (deze verdachte).
Op 5 mei 2008, omstreeks 01:30 uur, zag verbalisant Rodenburg een witte Volkswagen Caddy met het kenteken [kenteken] rijden. Dit kenteken kwam overeen met het kenteken dat hem eerder was gemeld als zijnde betrokken bij een ontvoering. De verbalisant heeft de achtervolging ingezet. Hij zag dat de Volkswagen Caddy tot stilstand kwam, waarna een man uit de laadruimte kwam. Nadat verbalisant had geroepen ‘Stop politie blijf staan, blijf staan’ rende de man weg in de richting van station Wilgenplaslaan. De Volkswagen Caddy reed vervolgens door waarna genoemde verbalisant met zijn dienstvoertuig achter de Volkswagen Caddy is aangereden. Verbalisant is toen de Volkswagen Caddy tijdelijk uit het oog verloren, maar zag even later dat de Volkswagen Caddy wederom tot stilstand was gekomen en dat beide voorportieren openstonden. Hij zag dat er uit het bijrijdersportier een man naar buiten kwam, welke man een bebloed gezicht had. De verbalisant zag tevens dat van deze man zijn armen op zijn rug waren vastgemaakt met tie-rips.
Niet veel later heeft het slachtoffer, [benadeelde partij], aangifte gedaan van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Hij verklaarde met kracht door twee man uit zijn auto te zijn getrokken, waarna hij tegen zijn wil naar een bedrijfswagentje werd getrokken, een Volkswagen Caddy. Vervolgens werd hij tegen zijn wil in die Volkswagen Caddy gegooid en werden zijn handen en voeten vastgebonden met tie-rips. Voorts verklaarde hij dat op een gegeven moment de auto stopte en dat hij, toen hij merkte dat de daders weg waren, uitstapte nadat hij de tie-rips had losgekregen. Hij verklaarde dat er volgens hem twee daders in de Volkswagen Caddy aanwezig waren. Uit twee verklaringen van de Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond blijkt dat aangever hierbij zowel fysiek als psychisch letsel heeft opgelopen..
Uit navraag bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer is gebleken dat het kenteken [kenteken] was afgegeven voor een Volkswagen Caddy ten name van verdachte. De verdachte bevestigt dit .
Verbalisanten Bruins en Hoek hebben in de Volkswagen Caddy gezocht naar dactyloscopische sporen, waarbij onder meer het spoor met nummer [spoornummer 1] is veiliggesteld, een spoor gevonden aan de buitenzijde van het linkerportier . Dit spoor blijkt afkomstig te zijn van de verdachte .
Verbalisanten de Roos en de Groot hebben in de Volkswagen Caddy meerdere rode op bloed gelijkende vlekken en meerdere tie-rips aangetroffen . Verbalisanten Bruins en Hoek hebben voorts uit handen van verbalisant Geerts een spijkerbroek van de verdachte ontvangen, welke door hen werd voorzien van het nummer [spoornummer 2]. Op de linkerknie van deze spijkerbroek zagen zij een op bloed gelijkende vlek. Uit een (aanvullend) proces-verbaal van verbalisant van Beest blijkt dat er bloed is aangetroffen op de buitenzijde/voorzijde van de linkerbroekspijp van de spijkerbroek van verdachte, dat dit bloed is bemonsterd en dat de vlek ter hoogte van de knie is veiliggesteld en dat dit spoor is genummerd [spoornummer 3]. Het slachtoffer heeft schriftelijk toestemming gegeven voor het afnamen van celmateriaal ter bepaling van zijn DNA-profiel , welke afname door een opsporingsambtenaar is geschied en welk celmateriaal door hem is genummerd [nummering].
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft gerapporteerd en concludeerde dat in de bemonstering [spoornummer 3] van het bloedspoor van een spijkerbroek een DNA-mengprofiel is verkregen dat DNA-kenmerken bevat. Uit dit profiel is een prominent aanwezige celdonor afgeleid. Dit matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer [benadeelde partij], genummerd [nummering]. Dit betekent dat het DNA in de bemonstering uit de spijkerbroek van de verdachte bestaat uit het DNA dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het afgeleide DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. De DNA-nevenkenmerken matchen met het DNA profiel van verdachte.
De verdachte, geconfronteerd met deze resultaten, weigert hieromtrent een verklaring te geven . Ook bij het verhoor ter terechtzitting heeft de verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat sprake was van een door de verdachte en zijn mededaders gepleegde wederrechtelijke vrijheidsberoving, waarbij het aandeel van de verdachte onder meer bestond uit het ter beschikking stellen van de Volkswagen Caddy. Zij acht derhalve het onder 1 primair tenlastegelegde feit bewezen.
Namens de verdachte is aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen van het ten laste gelegde feit, hetgeen zou moeten leiden tot vrijspraak.
Hieromtrent wordt als volgt geoordeeld.
De door de rechtbank vastgestelde feiten, in het bijzonder de gedragingen van de verdachte en zijn mededaders, in onderlinge samenhang bezien en gelet op de context waarbinnen zij zijn begaan, kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op de genoemde gevolgen dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte opzet op het medeplegen van de hem tenlastegelegde wederechtelijke vrijheidsberoving heeft gehad, in die zin dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn (onbekend gebleven) mededaders. Van contra-indicaties voor deze vaststelling is uit het onderzoek ter terechtzitting niets gebleken.
De verdachte heeft zich vanaf het moment van zijn aanhouding op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank kan naar vaste jurisprudentie, onverminderd het zwijgrecht van de verdachte, indien een verdachte voor een omstandigheid die redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke verklaring heeft gegeven, zulks in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekken.
In het onderhavige geval heeft de rechtbank vastgesteld dat die omstandigheid zich in dit geval voordoet, Verdachte is woonachtig in [woonplaats verdachte] en bevond zich midden in de nacht in de gemeente Berkel en Rodenrijs. Zijn auto is bij de wederechtelijke vrijheidsberoving gebruikt en in die auto zijn bloedsporen van het slachtoffer aangetroffen, Voorts is het bloed van het slachtoffer, tezamen met het bloed van verdachte, op de spijkerbroek van verdachte aangetroffen. Verdachte is door verbalisant Halters enkele minuten na de melding van de buren telefonerend, zwetend, buiten adem aangetroffen, niet ver van de woning van het slachtoffer, waarbij hij een zenuwachtige indruk maakte. De verdachte heeft voor deze omstandigheden noch bij gelegenheid van zijn politieverhoren, noch bij de rechter-commissaris, noch bij de ondervraging ter terechtzitting een redelijke verklaring willen geven. Hierin heeft hij volhard, ook nadat hem de mogelijke consequenties van zijn opstelling kenbaar zijn gemaakt.
Het verweer van de raadsman wordt op grond van het voorgaande verworpen.
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 05 mei 2008 te Berkel en Rodenrijs tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers hebben hij en/of zijn mededaders met dat opzet:
- die [benadeelde partij] uit zijn auto getrokken en/of vervoerd/verplaatst in de
richting van een auto van het merk Volkswagen, type Caddy en vervolgens
- die [benadeelde partij] met geweld geplaatst en/of geduwd in voornoemde auto en
vervolgens
- die [benadeelde partij] gedwongen om op zijn buik te gaan liggen, waarbij
één van zijn mededaders die [benadeelde partij] tegen de laadvloer van die auto
drukte en vervolgens
- de armen en/of de benen van die [benadeelde partij] met kabelbinders
samengebonden/vastgebonden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
De verdachte is strafbaar.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft tezamen met zijn mededaders [benadeelde partij] wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd. Het slachtoffer is uit zijn auto getrokken en naar een auto meegevoerd. Hij moest op zijn buik in de laadruimte van die auto gaan liggen, waarna zijn armen en benen met kabelbinders (tie-rips) werden vastgebonden. De auto is daarna met hoge snelheid vertrokken en enige tijd later langs de kant van de weg door de bestuurder achtergelaten.
Verdachte en zijn mededaders hebben door aldus te handelen een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke bewegingsvrijheid van het slachtoffer. De ontvoering vond plaats midden in de nacht in een woonwijk. Door het geschreeuw van het slachtoffer werden diverse buren wakker, die de vrijheidsberoving hebben waargenomen..
Deze gebeurtenissen zijn schokkend voor zowel het slachtoffer als de getuigen van deze gebeurtenissen. Dit wordt onderstreept door de toelichting van het slachtoffer in de vordering benadeelde partij, waarin het slachtoffer melding maakt van angstgevoelens, vrees voor herhaling, slecht slapen en een toegenomen nervositeit. Het slachtoffer heeft tegenover de politie verklaard voor zijn leven te hebben gevreesd. Het feit dat een van de getuigen door de ter plaatse gekomen agenten is doorverwezen naar slachtofferhulp onderstreept de schokkende aard van de gebeurtenissen.
Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 07 mei 2008 meermalen tot (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld voor het plegen van onder meer geweldsmisdrijven.
Nu de verdachte evenwel is vrijgesproken van het hem onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde, zal de op te leggen gevangenisstraf lager zijn dan door de Officier van Justitie is geëist.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres benadeelde partij], ter zake van de feiten 1 en 2. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 228,24 en een voorschot ter zake van immateriële schade tot een bedrag van € 1000,00.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
Het feit dat de verdachte wordt vrijgesproken terzake hetgeen hem onder feit 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd, doet daar niet aan af, nu het de rechtbank voorkomt dat de gevorderde schade geheel door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit kan zijn ontstaan. Van de kant van de verdediging is hieromtrent ook geen verweer gevoerd.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 24 (vierentwintig) maanden;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze
uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering
van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet
reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.228,24 (zegge: eenduizendtweehonderdachtentwintig euro en vierentwintig cent) en veroordeelt de verdachte dit bedrag als voorschot en tegen kwijting aan dhr. [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres benadeelde partij], te betalen;
- veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de bena¬deelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1.228,24 (zegge: eenduizendtweehonderdachtentwintig euro en vierentwintig cent), bij gebreke van volledige betaling en volle¬dig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 24 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van den Berg, voorzitter,
en mrs. Zwaneveld en De Vreede, rechters,
in tegenwoordigheid van Balk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 november 2008.
Bijlage bij vonnis van 26 november 2008:
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 05 mei 2008 te Berkel en Rodenrijs en/of Rotterdam,
althans in Nederland tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en),
althans alleen opzettelijk [benadeelde partij]wederrechtelijk van de vrijheid heeft
beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij en/of zijn
mededader(s) met dat opzet:
- die [benadeelde partij]in het gezicht geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
- die [benadeelde partij]uit zijn auto getrokken en/of vervoerd/verplaatst in de
richting van een auto van het merk Volkswagen, type Caddy en/of (vervolgens)
- die [benadeelde partij]met geweld geplaatst en/of geduwd in voornoemde auto en/of
(vervolgens)
- die [benadeelde partij]gedwongen om op zijn buik te gaan liggen, waarbij verdachte
en/of (één van) zijn mededaders die [benadeelde partij]tegen de laadvloer van die auto
drukte(n) en/of (vervolgens)
- de armen en/of de benen van die [benadeelde partij]met kabelbinders
samengebonden/vastgebonden;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 05 mei 2008 te
Berkel en Rodenrijs en/of Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in
vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen opzettelijk [benadeelde partij]wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers
heeft (hebben) deze onbekend gebleven perso(o)n(en) met dat opzet:
- die [benadeelde partij]in het gezicht geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
- die [benadeelde partij]uit zijn auto getrokken en/of vervoerd/verplaatst in de
richting van een auto van het merk Volkswagen, type Caddy en/of (vervolgens)
- die [benadeelde partij]met geweld geplaatst en/of geduwd in voornoemde auto en/of
(vervolgens)
- die [benadeelde partij]gedwongen om op zijn buik te gaan liggen, waarbij verdachte
en/of (één van) zijn mededaders die [benadeelde partij]tegen de laadvloer van die auto
drukte(n) en/of (vervolgens)
- de armen en/of de benen van die [benadeelde partij]met kabelbinders
samengebonden/vastgebonden;
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is
geweest en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar gelegenheid
en/of middelen heeft verschaft door zijn, verdachtes, auto (te weten een
Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken]) (voor het plegen van het misdrijf)
ter beschikking heeft gesteld;
(art. 48 jo. 282 lid 1 Sr)
hij op of omstreeks 05 mei 2008 te Berkel en Rodenrijs en/of Rotterdam,
althans in Nederland tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en),
althans alleen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet die [benadeelde partij]
- in het gezicht te slaan en/of te stompen en/of (vervolgens) meermalen met kracht
- uit een auto te trekken en/of (vervolgens)
- (met geweld) in de richting van een andere auto (van het merk Volkswagen,
type Caddy) te trekken/vervoeren en/of (vervolgens)
- (met geweld) in die laatstgenoemde auto te plaatsen/duwen en/of (vervolgens)
- door middel van kabelbinders aan handen en/of voeten vast te binden/maken
en/of (vervolgens)
- (terwijl die [benadeelde partij]op zijn buik lag) tegen de laadvloer aandrukken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 mei 2008 te Berkel en Rodenrijs en/of Rotterdam,
althans in Nederland opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]),
- in het gezicht te slaan en/of te stompen en/of (vervolgens) meermalen met kracht
- uit een auto te trekken en/of (vervolgens)
- (met geweld) in de richting van een andere auto (van het merk Volkswagen,
type Caddy) te trekken/vervoeren en/of (vervolgens)
- (met geweld) in die laatstgenoemde auto te plaatsen/duwen en/of (vervolgens)
- door middel van kabelbinders aan handen en/of voeten vast te binden/maken
en/of (vervolgens)
- (terwijl die [benadeelde partij]op zijn buik lag) tegen de laadvloer aandrukken,
tengevolge waarvan deze lichamelijk letsel (te weten een blauwe verkleuring
onder een ooglid en/of diverse wondjes op een lip en/of een blauwe
verkleuring van een wang en/of een forse schaafwond op de rug), althans enig
lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;