ECLI:NL:RBROT:2008:BG5713
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bruikleen van Duits kunstwerk door Rotterdams museum met vragen over verjaring en Duits recht
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de bruikleen van een Duits kunstwerk door het Museum Boijmans van Beuningen centraal. De eisers, erfgenamen van de oorspronkelijke eigenaar, vorderden dat het Museum toerekenbaar tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, wat zou hebben geleid tot schade aan het kunstwerk. De rechtbank had eerder vastgesteld dat het Duitse recht van toepassing was op de overeenkomsten tussen partijen. De eisers stelden dat er geen sprake was van verjaring van hun vorderingen volgens het Duitse recht en vroegen om advies van het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) over de toepassing van dit recht in hun zaak.
De rechtbank gaf aan dat er behoefte was aan nadere informatie over het Duitse recht, vooral gezien de verschillende standpunten van partijen over de inhoud en toepassing ervan. De eisers voerden aan dat de overeenkomst niet als een gewone bruikleenovereenkomst moest worden gezien, maar als een 'sui generis' overeenkomst, waarbij aanvullende zorgplichten voor het Museum voortvloeiden uit het Duitse Burgerlijk Wetboek. Ze stelden dat de verjaringstermijn niet van toepassing was, omdat er sprake was van zelfstandige verplichtingen die onder een langere verjaringstermijn vielen.
Het Museum betwistte de claims van de eisers en voerde aan dat de overeenkomst wel degelijk als een bruikleenovereenkomst moest worden beschouwd, met de bijbehorende korte verjaringstermijn. De rechtbank besloot de zaak aan te houden en verwees deze naar de rol voor verdere behandeling, waarbij de eisers in de gelegenheid werden gesteld om hun standpunten verder toe te lichten na ontvangst van het advies van het IJI. De beslissing om verdere stappen te ondernemen werd aangehouden totdat het advies was verkregen.