Parketnummer: 10/765001-06
Datum uitspraak: 28 oktober 2008
Tegenspraak
vonnis van de Rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nigeria),
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres],
raadsvrouw mr. C.D. Kardol, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Flikweert heeft gerequireerd tot:
- bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
Het onder feit 1, onder de 3e, 4e en 5e gedachtenstreepjes, ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Het in kredietovereenkomsten opnemen van een postbusnummer als (verhuis)adres, het zonder schriftelijke machtiging van kredietnemers wijzigen van adressen en het verhogen van maximaal per dag op te nemen pinbedragen, zijn geen handelingen die de ABN Amro-bank hebben bewogen tot afgifte van geldbedragen. Niet geoordeeld kan worden dat het verhogen van pinbedragen er toe geleid heeft dat kredieten contant gemaakt konden worden, hoogstens dat zij sneller contant gemaakt konden worden. Nu het in de contractenadministratie opnemen van een postbusnummer als adres volgens de richtlijnen van de bank niet is toegestaan, valt niet in te zien hoe deze handeling de bank heeft kunnen bewegen tot de afgifte van geld. Evenmin valt in te zien hoe het zonder schriftelijke machtiging wijzigen van adressen er toe heeft bijgedragen dat de bank is bewogen tot de afgifte van geld.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
in de periode van 01 januari 2002 tot en met 2 december 2004,
te Rotterdam en Krimpen aan den IJssel of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen, met het oogmerk om zichzelf en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] of
anderen wederrechtelijk te bevoordelen door listige
kunstgrepen de ABN-Amro bank
telkens heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen ,
hebbende hij, verdachte of die anderen, met vorenomschreven oogmerk
valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid,
zakelijk weergegeven
- telkens valse salarisstroken en/of valse werkgevers-verklaringen verstrekt aan de ABN AMRO bank en telkens gebruik gemaakt bij het afsluiten van kredietovereenkomsten tussen de ABN-AMRO bank en cliënten van deze valse salarisstroken en/of valse werkgeversverklaringen en
- telkens de gegevens van valse salarisstroken en/of valse
werkgeversverklaringen ingevoerd in het kredietacceptatie banksysteem van ABN-Amro bankten gevolge waarvan een systeemfiat(goedkeuring) werd verkregen voor het verstrekken van een krediet en- telkens teneinde afgifte van geld door de ABN-AMRO bank en continuering van kredieten, verkregen door middel van gebruik van valse salarisstroken en/of valse werkgeversverklaringen, te laten bestaan, - tijdig de aflossingsverplichtingen voldaan van kredietovereenkomsten voor anderen (dan henzelf) vanuit door middel van gebruik van telkens valse salarisstroken en/of valse werkgeversverklaringen verkregen kredieten (teneinde te voorkomen dat ontdekking van de "gefingeerde kredietovereenkomsten" zou plaatsvinden),
waardoor die ABN-Amro bank telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij,
in de periode van 01 januari 2002 tot en met 2 december 2004,
te Krimpen aan den IJssel en Rotterdam ,
tezamen en in vereniging met een ander,
meermalen,
telkens opzettelijk gebruik heeft
gemaakt van valse geschriften die bestemd
waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten,
loonspecificaties en werkgeversverklaring
als ware die geschriften telkens echt en onvervalst,
bestaande die valsheid hierin dat,
- op een loonspecificatie (afgegeven november 2002) en op een
arbeidsovereenkomst (afgegeven mei 2002) in strijd met de waarheid was
vermeld dat een kredietnemer, genaamd [kredietnemer 1] in loondienst was van
[bedrijf 1], terwijl dat [bedrijf 1] was opgeheven met
ingang van 26 januari 1999 (documentcode 0511160900.AMB) en- op een loonspecificatie van [bedrijf 2] in strijd met de
waarheid staat vermeld dat een kredietnemer, genaamd [kredietnemer 2] voor die
onderneming als chauffeur werkzaam was (terwijl die [kredietnemer 2] niet in het
bezit is van een geldig Nederlands rijbewijs) (Documentcode 05111631300.AMB)
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, die geschriften
aan de bankmedewerker/medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verstrekt/ter
beschikking heeft gesteld teneinde deze zakelijk weergegeven
- telkens opzettelijk te gebruiken bij het invoeren van gegevens om een
Bankrekening te openen bij ABN-Amro-bank en- telkens opzettelijk deze geschriften door bankmedewerker/medeverdachte
[medeverdachte 1] in dossiers heeft gevoegd/overgelegd bij het
aanvragen/verstrekken van kredieten bij de ABN-Amro-bank;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde:
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, gelet op de feitelijke uitwerking van de tenlastelegging, is beoogd het aangaan van een schuld ten laste te leggen, terwijl afgifte van geld is ten laste gelegd. Zij stelt dat, nu het onder het 1e en 2e gedachtenstreepje ten laste gelegde niet heeft geleid tot de afgifte van een goed, de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Artikel 326 Wetboek van Strafrecht stelt strafbaar ondermeer de oplichting waarbij de gedupeerde wordt bewogen tot ‘het aangaan van een schuld’, dat wil zeggen tot het aangaan van een verbintenis in vermogensrechtelijke zin. Een kredietovereenkomst is een zodanige verbintenis. Echter: niet elke oplichting waarbij kredietovereenkomsten worden gesloten hoeft binnen genoemde oplichtingsvariant te vallen. Het is ook mogelijk dat (het aangaan van) een kredietovereenkomst fungeert als oplichtingsmiddel met behulp waarvan een ander wordt bewogen tot ‘de afgifte van enig goed’ en derhalve deel uitmaakt van een andere in voornoemd wetsartikel neergelegde oplichtingsvariant (vergelijk ook: HR 17 oktober 2006, NJ 2006, 590 overweging onder 4.2). In het onderhavige geval is ten laste gelegd oplichting in laatstgenoemde variant, waarbij verstrekte kredieten zijn aangemerkt als oplichtingsmiddel; het feitelijk deel van de tenlastelegging met betrekking tot het verstrekken van kredieten ziet daarop. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd ten aanzien van de lezing van de tenlastelegging - namelijk dat is beoogd eerstgenoemde variant van oplichting ten laste te leggen - berust naar het oordeel van de rechtbank dan ook op een misvatting en wat door de raadsvrouwe in het verlengde daarvan is gesteld met betrekking tot voltooiing van het delict en causaliteit van handelingen (bewegen tot afgifte) treft geen doel.
Derhalve wordt dit verweer verworpen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder feit 1 onder het 1e gedachtenstreepje ten laste gelegde verder aangevoerd dat geen bewijs voorhanden is om bewezen te kunnen verklaren dat de bank is bewogen tot afgifte van geldbedragen door het verstrekken van valse/vervalste salarisstroken en/of valse/vervalste werkgeversverklaringen, omdat deze schriftelijke stukken niet in het archief van de bank zijn terug te vinden. In slechts 3 van 35 geselecteerde kredieten is een salarisstrook en/of werkgeversverklaring gevonden.
Volgens de raadsvrouw geldt ten aanzien van het 2e gedachtenstreepje, te weten het invoeren van de gegevens van de salarisstroken en/of werkgeversverklaringen in het banksysteem eveneens dat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Voorzover de rechtbank van oordeel is, dat bewijs voorhanden is, dat de bank tot afgifte van geldbedragen is bewogen door het verstrekken van salarisstroken en werkgeversverklaringen, bepleit de raadsvrouw, dat er geen bewijs voorhanden is dat deze verstrekte stukken vals en/of vervalst waren, omdat deze voor het overgrote deel van de kredieten niet aan het dossier zijn toegevoegd en voorzover zij wel aanwezig zijn in het dossier geldt dat met behulp van andere dossierstukken niet bewezen kan worden dat de stukken vals of vervalst zijn.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn verklaring van 8 maart 2006 tegenover de politie verklaard dat verdachte hem de benodigde bescheiden aanleverde voor het aanvragen van een krediet, bestaande uit een salarisstrook en legitimatiebewijs. Verdachte heeft verklaard dat hij het vermoeden had dat deze bescheiden vals waren, maar dat hij ze bewust niet nader heeft onderzocht, omdat hij niet wilde ontdekken dat deze onjuist waren. Verdachte had ook gezien dat veelal salarisstroken werden gebruikt van dezelfde bedrijven. Dat de bij de kredietaanvragen gebruikte salarisstroken en/of werkgeversverklaringen vals waren, wordt ondersteund door het feit dat er valse bescheiden zijn aangetroffen in het archief van de bank die voor enkele kredietaanvragen zijn gebruikt en door de aangifte, waaruit blijkt dat zes van de kredietnemers salaris ontvingen van bedrijven op naam van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2], welke bedrijven blijkens de uittreksels uit het register van de Kamer van Koophandel op het moment van de salarisbetalingen niet meer bestonden.
Gelet op het hierboven genoemde is wettig en overtuigend bewezen dat bij alle kredietaanvragen valse bescheiden zijn gebruikt en de gegevens van de bescheiden in het kredietsysteem zijn ingevoerd, zodat nader onderzoek naar de valsheid van de bescheiden niet noodzakelijk was.
Vervolgens heeft medeverdachte [medeverdachte 1], in zijn hoedanigheid van medewerker van de ABN Amro de gegevens van de valse salarisstroken en valse werkgeversverklaringen ingevoerd in het kredietacceptatiesysteem, tengevolge waarvan een systeemfiat (goedkeuring) werd verkregen voor het verstrekken van een krediet. Door zijn handelwijze heeft medeverdachte [medeverdachte 1] misbruik van het door de bank in hem gestelde vertrouwen gemaakt. Omdat medeverdachte [medeverdachte 1] de gegevens in het systeem invoerde met zijn code, gaf het systeem een goedkeuring voor de kredietaanvraag, waardoor de bank in de veronderstelling was dat het om een betrouwbare kredietaanvraag ging. Hierdoor werd de bank bewogen tot afgifte van geldbedragen. Door het verstrekken van een krediet heeft de bank zich immers verbonden om, zodra de kredietnemer dit – via pinopname, overboeking of kasopname – verzoekt en aan de voorwaarden is voldaan, tot aan de kredietlimiet geld af te geven.
Gelet op het voorgaande wordt het verweer verworpen.
De raadsvrouw heeft tevens bepleit dat er in het dossier vaak wordt verwezen naar afschriften uit het register van de Kamer van Koophandel, waaruit blijkt dat het bedrijf dat genoemd wordt op de arbeidsovereenkomst dan wel op de salarisspecificatie als opgeheven staat geregistreerd en dat de stukken op grond daarvan vals zouden zijn. Volgens de raadsvrouw hoeft het in een register van de Kamer van Koophandel opgeheven staan van een bedrijf er niet aan in de weg te staan, dat een persoon toch in dienst zou kunnen zijn bij een dergelijk bedrijf.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
In het maatschappelijk verkeer moet vertrouwd kunnen worden op de juistheid van de gegevens omtrent bedrijven, zoals deze vermeld staan in de registers van de Kamer van Koophandel. Het is niet aannemelijk dat een bedrijf dat bij de Kamer van Koophandel als opgeheven staat geregistreerd en derhalve kan worden aangemerkt als een niet bestaande onderneming, nog bedrijfsactiviteiten verricht. In het geval zulks nog wel het geval was,
had het op de weg van de verdediging gelegen dit met nadere stukken te onderbouwen, hetgeen niet is gebeurd.
Dit verweer slaagt derhalve evenmin.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, in combinatie met de bewezenverklaring van het onder 1, onder het 6e gedachtenstreepje, ten laste gelegde, is wettig en overtuigend bewezen dat door de handelingen van verdachte en zijn medeverdachten de ABN Amro-bank is opgelicht en de bank is bewogen tot afgifte van diverse geldbedragen.
Ten aanzien van de ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank dat vrijspraak dient te volgen voor de periode vanaf 2 december 2004. De rechtbank volgt de raadsvrouw in haar betoog dat er geen bewijs beschikbaar is waaruit blijkt dat na 2 december 2004 nog geld is afgegeven. Uit de aangifte blijkt immers dat de kredieten en betaalrekeningen reeds op 2 december 2004 waren geblokkeerd.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde:
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder feit 2, onder het 1e gedachtenstreepje, ten laste gelegde bepleit, nu niet bewezen kan worden dat het in loondienst zijn van [kredietnemer 1] bij [bedrijf 1] in strijd met de waarheid zou zijn. Het enige feit dat met de dossierstukken kan worden vastgesteld is dat volgens het register van de Kamer van Koophandel de eenmanszaak [bedrijf 1] met ingang van 26 januari 1999 is opgeheven, aldus de raadsvrouw.
Onder verwijzing naar hetgeen hierboven is overwogen omtrent de gegevens van de Kamer van Koophandel, dient dit verweer te worden verworpen.
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder feit 2, onder het 2e gedachtenstreepje, ten laste gelegde bepleit, omdat niet uit het dossier blijkt of [kredietnemer 2], die de Britse nationaliteit heeft, wellicht in Engeland woont en wel over een Brits rijbewijs beschikt. In beide gevallen is het gelet op artikel 107 jo. 108 van de WVW 1994 volgens de raadsvrouw toegestaan om in Nederland te rijden en daarmee als chauffeur werkzaam te zijn.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
De getuige [getuige], eigenaar [bedrijf 2], heeft op 20 december 2005 tegenover de politie verklaard dat hij nooit Nigeriaanse mensen in dienst heeft gehad en dat de naam [kredietnemer 2] hem helemaal niets zegt. Niet aannemelijk is geworden dat deze getuige redenen had om over personen die hij in dienst heeft gehad niet de waarheid te spreken. Op grond van deze getuigenverklaring is gebleken dat [kredietnemer 2] geen arbeidsovereenkomst met [bedrijf 2] heeft gehad en om die reden geen loon van het bedrijf kan hebben genoten en de loonspecificatie derhalve vals was.
Dit verweer wordt eveneens verworpen.
Op grond van het hiervoor overwogene is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk gebruik maken van de in feit 2 genoemde valse geschriften, als ware deze echt en onvervalst.
De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
2.
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is strafbaar.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een medewerker van de ABN Amro en anderen de ABN Amro bank opgelicht. Tevens heeft verdachte samen met een ander opzettelijk gebruik gemaakt van valse loonspecificaties en een werkgeversverklaring, als ware die echt en onvervalst. Verdachte heeft aan de medeverdachte [medeverdachte 1] die bij de ABN Amro bank werkzaam was, valse salarisstroken en werkgeversverklaringen verstrekt. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gebruik gemaakt van deze valse bescheiden bij het afsluiten van kredietovereenkomsten door de gegevens van deze bescheiden in het kredietacceptatiesysteem van de bank in te voeren. Na het invoeren van de gegevens werd een systeemfiat (goedkeuring) verkregen voor het verstrekken van een krediet. Na het verstrekken van het krediet werden er nieuwe kredieten met valse bescheiden afgesloten om aan de aflossingsverplichtingen van de eerder verstrekte kredieten te voldoen. Hierdoor werd voorkomen dat zou worden ontdekt dat er iets mis was met deze kredieten en konden steeds nieuwe kredieten met valse bescheiden worden afgesloten. Een groot deel van de kredieten werd vervolgens overgeboekt naar andere rekeningen en/of contant gemaakt door geldbedragen te pinnen of per kas op te nemen.
Door het handelen van verdachte en zijn medeverdachten werd de bank bewogen tot afgifte van aanzienlijke geldbedragen. De verdachte heeft hierdoor de bank grote financiële schade toegebracht. Tevens heeft hij het vertrouwen in het documentenverkeer, dat bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten gebruikelijk is, ernstig geschaad. De verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 23 september 2008 reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, waarbij wordt opgemerkt dat deze veroordeling geruime tijd geleden is.
De rechtbank heeft enerzijds gelet op de rol die verdachte in het geheel van gedragingen heeft gespeeld, welke omschreven kan worden als een leidinggevende en initiatief nemende rol. Uit het onderzoek op de terechtzitting - met name de verklaringen van [medeverdachte 1] en de stukken die zijn aangetroffen in de woning waar de verdachte verbleef - is immers gebleken dat de verdachte degene was die de (namen van) kredietnemers aandroeg, die valse salarisstroken en werkgeversverklaringen aan [medeverdachte 1] verstrekte, die geldbedragen pinde of liet overboeken en die de aflossingsverplichtingen bijhield en voldeed. Echter gelet op de slechte gezondheidstoestand van verdachte, die is ontstaan door een hersenvliesontsteking, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Ten aanzien van de detentiegeschiktheid van verdachte wordt overwogen dat op grond van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw naar voren is gebracht, niet is gebleken dat verdachte detentieongeschikt is.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 47, 57, 225 (oud), 225 (nieuw) en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder feit 1, onder de 3e, 4e en 5e gedachtenstreepjes ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 2 (twee) jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Kaaij, voorzitter,
en mrs. Wiersinga en Wijnholt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 oktober 2008.
Bijlage bij vonnis van 28 oktober 2008
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij
in of omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 31 december 2004,
te Rotterdam en/of Krimpen aan den IJssel en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans éénmaal,
met het oogmerk om zich(zelf) en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
(een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse
naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels de ABN-Amro bank
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen (van in totaal
ongeveer 4.700.000,-- Euro),
hebbende hij, verdachte en/of die ander(en), met vorenomschreven oogmerk
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
(zakelijk weergegeven)
- (telkens) valse en/of vervalste salarisstroken en/of valse en/of vervalste werkgevers-verklaringen verstrekt aan de ABN AMRO bank en/of (telkens) gebruik gemaakt bij het afsluiten/opmaken van kredietovereenkomsten tussen de ABN-AMRO bank en cliënten en/of medeverdachten van deze valse en/of vervalste salarisstroken en/of valse en/of vervalste werkgeversverklaringen en/of
- (telkens) de gegevens van valse en/of vervalste salarisstroken en/of valse en/of vervalste
Werkgeversverklaringen heeft ingevoerd in het (kredietacceptatie) banksysteem (van ABN-Amro bank) (ten gevolge waarvan een systeemfiat(goedkeuring) werd verkregen voor het verstrekken van een/het/de krediet(en)) en/of
- (telkens) in kredietovereenkomsten tussen de ABN-AMRO bank en betreffende cliënten en/of medeverdachten (in strijd met de interne "bank"-regels) als (verhuis)adres (een) postbusnummer(s) opgenomen/ingevoerd en/of
- teneinde de afgifte van geld door de ABN-AMRO bank en/of continuering van het/de krediet(en) te laten bestaan (telkens) (verhuis)adressen van cliënten gewijzigd, zonder dat betreffende cliënten en/of medeverdachten daartoe (een) schriftelijke machting(en) had(den) overgelegd en/of
- (telkens) benodigde gegevens ingevoerd in de computer/database van de ABN-AMRO bank zodat de/het maximaal per dag (via een "pinautomaat") door cliënten en/of medeverdachten op te nemen bedrag(en) werd verhoogd en/of
- (telkens) teneinde de afgifte van geld door de ABN-AMRO bank en/of continuering van het/de krediet(en), verkregen door middel van gebruik van valse en/ofvervalste salarisstroken en/of valse en/ofvervalste werkgeversverklaringen, te laten bestaan,- tijdig de aflossingsverplichting(en) voldaan van kredietovereenkomsten voor anderen (dan henzelf) vanuit door middel van gebruik van telkens) (van) valse en/of vervalste salarisstroken en/of valse en/of vervalste werkgeversverklaringen verkregen (nieuw opgenomen/verstrekte) kredieten) (teneinde te voorkomen dat ontdekking van de "gefingeerde kredietovereenkomsten" zou plaatsvinden),
waardoor die ABN-Amro bank (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(artikel 326 Wetboek van strafrecht)
2.
hij,
in of omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 31 december 2004,
te Krimpen aan den IJssel en/of Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk voorhanden heeft gehad en/of opzettelijk gebruik heeft
gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) geschrift(en) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten,
loonspecificatie(s) en/of werkgeversverklaring(en) en/of een rekeningafschrift
als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat,
- op een loonspecificatie (afgegeven november 2002) en/of op een
arbeidsovereenkomst (afgegeven mei 2002) in strijd met de waarheid was
vermeld dat (een kredietnemer, genaamd ) [kredietnemer 1] in loondienst was van
[bedrijf 1], terwijl dat [bedrijf 1] was opgeheven met
ingang van 26 januari 1999 (documentcode 0511160900.AMB) en/of
- op een loonspecificatie van [bedrijf 2] in strijd met de
waarheid staat vermeld dat (een kredietnemer, genaamd) [kredietnemer 2] voor die
onderneming als chauffeur werkzaam was (terwijl die [kredietnemer 2]niet in het
bezit is van een geldig Nederlands rijbewijs) (Documentcode 05111631300.AMB)
en/of
- een salarismutatie op naam van hem, verdachte ([verdachte]) (privé-rekening)
waarop in strijd met de waarheid staat vermeld dat hij als maandsalaris
1950,66 Euro ontving van [bedrijf 3] (terwijl [bedrijf 3] een
éénmanszaak betrof die werd gedreven voor rekening van hem (die [verdachte])
(Documentcode 05111631300.AMB),
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, die/dat geschrift(en)
aan de bankmewerker/medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verstrekt/ter
beschikking heeft gesteld teneinde deze, al dan niet tezamen met die
ander(en), (zakelijk weergegeven)
- (telkens) opzettelijk te gebruiken bij het invoeren van gegevens om een
bankrekening te openen bij ABN-Amro-bank en/of
- (telkens) opzettelijk deze geschriften (door bankmedewerker/medeverdachte
[medeverdachte 1]) in dossiers heeft gevoegd/overgelegd bij het
aanvragen/verstrekken van kredieten bij de ABN-Amro-bank;
(Artikel 225, lid 2, Wetboek van strafrecht)