ECLI:NL:RBROT:2008:BG2534
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.N. van Zelm van Eldik
- Rechtspraak.nl
Internationaal bevoegdheidsincident inzake conservatoire beslaglegging en rechtsmacht
In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, is er een internationaal bevoegdheidsincident aan de orde. De eiseressen, gezamenlijk aangeduid als P&O, hebben conservatoire beslag gelegd op de 'Sarah Glory', een schip dat eigendom is van de gedaagde, Sarah Maritime. De vraag die centraal staat is of dit beslag de bevoegdheid van de rechtbank schept om kennis te nemen van de vordering van P&O. De rechtbank oordeelt dat het beslag, dat na het uitbrengen van de dagvaarding is gelegd, niet kan leiden tot rechtsmacht. Dit oordeel is gebaseerd op de EEX-Verordening en het Beslagverdrag van 1952, die beide vereisen dat het beslag vóór het aanhangig maken van het bodemgeschil moet zijn gelegd. De rechtbank concludeert dat er geen rechtsmacht is, omdat het beslag pas na de dagvaarding is gelegd, en verklaart zich onbevoegd om van de vordering van P&O kennis te nemen. P&O wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Sarah Maritime, die zijn vastgesteld op € 1.155,--. Deze uitspraak is gedaan op 29 oktober 2008.