Parketnummer: 10/690074-08
Datum uitspraak: 28 oktober 2008
Tegenspraak
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
geboren op [geboortedatum] 1977 te Curaçao (Nederlandse Antillen),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Midden-Holland, Huis van bewaring ‘De Geniepoort’ te Alphen a/d Rijn,
raadsvrouw mr. Arkesteijn, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Het ten laste gelegde komt er op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ontvoering van een man en de telefonische bedreiging van diens vrouw.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Westerhuis heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek van voorarrest.
BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING
De verdachte heeft vanaf het begin ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde strafbare feiten. Ook op de terechtzitting heeft hij verklaard niet betrokken te zijn geweest bij deze feiten.
Tegenover de stellige ontkenning van de verdachte staat de verklaring van aangever [naam aangever]. Kort samengevat luidt zijn verhaal zoals hij dat tegen de politie heeft verteld, als volgt. Op 16 februari 2008 omstreeks 9.00 uur is hij vanuit Curaçao geland op Schiphol. Op dat moment had hij bolletjes met cocaïne in zijn lichaam. Zijn vrouw is naar het vliegveld gekomen en hij liep samen met haar naar buiten. Daar stond een witte bestelbus met drie Antilliaanse mannen. Een van deze mannen stelde zich voor als “Rasta”. Hij is met deze mannen meegegaan naar een woning in Amsterdam. Daar heeft hij 12 bolletjes geproduceerd. De drie mannen geloofden niet dat hij alle bolletjes had uitgepoept. Hij vroeg aan Rasta of hij naar huis mocht, maar die zei “nee”. Rond 20:00 uur brachten de mannen hem in dezelfde witte bestelbus naar een portiekwoning in Rotterdam. Onderweg hebben de mannen voor een klein bedrag getankt bij een tankstation bij metrostation Slinge . Hij heeft toen geprobeerd weg te komen, maar dat lukte niet omdat de deur van de bus automatisch gesloten was. In de woning in Rotterdam zei Rasta tegen hem: “je moet de bolletjes geven anders ga je dood”. Hij heeft toen gezegd dat hij weg zou gaan. Vervolgens zag hij dat Rasta hem een trap tegen het hoofd probeerde te geven. Vervolgens sprong Rasta met een knie op hem af. Daarna zag hij dat Rasta met een mes op hem af kwam lopen en zei: “ik ga je steken”. Een van de andere twee mannen pakte toen een pistool uit een jaszak en zette dat tegen de zijkant van zijn buik.
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank deze verklaring betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank komt tot dit oordeel omdat de inhoud van deze verklaring in belangrijke mate steun vindt in de inhoud van overige bewijsmiddelen.
Zo heeft de vrouw van [naam aangever], aangeefster [naam aangeefster], tegenover de politie de verklaring van [naam aangever] over de ontmoeting op Schiphol met de drie Antilliaanse mannen in de witte bestelbus bevestigd evenals zijn verklaring dat hij met die mannen is meegegaan vanwege bolletjes cocaïne die hij geslikt had. Voorts heeft [naam aangeefster] verklaard dat zij [naam aangever] op 16 februari 2008 omstreeks 16:00 uur heeft gebeld en dat hij haar toen vertelde dat hij morgen pas thuis zou komen omdat de mensen niet geloofden dat hij alle bolletjes had uitgepoept. Ook heeft zij verklaard dat zij op 16 en 17 februari 2008 in totaal elf keer is gebeld door een man die haar telkens bedreigde met de dood en zei dat hij zijn geld wilde krijgen . Deze verklaring van [naam aangeefster] past bij het verhaal van aangever [naam aangever].
Op 16 en 17 februari 2008 verbleef [naam aangeefster] in de woning van de zus van [naam aangever]. Die zus heeft tegenover de politie verklaard dat zij in de avond van 16 februari 2008 zag dat [naam aangeefster] huilde. Op haar vraag wat er aan de hand was, vertelde [naam aangeefster] dat zij zojuist bedreigd was en dat [naam aangever] bolletjes had geslikt en dat die mannen nu op zoek waren naar haar. Ook de zus van [naam aangever] werd die avond een aantal keer gebeld. Zij heeft één keer opgenomen en toen vroeg een man in het Papiamento waar haar broer was en bedreigde hij [naam aangeefster] met de dood.
Deze verklaring ondersteunt de verklaring van [naam aangeefster] over de telefonische bedreigingen op 16 en 17 februari 2008 en vormt tevens een aanwijzing dat [naam aangever] inderdaad door mensen met een Antilliaanse achtergrond een poosje van zijn vrijheid is beroofd in verband met door hem geslikte bolletjes cocaïne.
Voorts heeft [naam aangeefster] verklaard dat de man die haar telefonisch bedreigde gebruik maakte van het nummer [06-nummer] Op 16 februari 2008 van 9:25 uur tot en met 11:05 uur heeft dit nummer een zendmast op Schiphol aangestraald. Op diezelfde dag om 11:46 uur heeft dit nummer een zendmast in Amsterdam aangestraald. Op 16 februari 2008 om 22:40 uur straalde dit nummer een zendmast in Rotterdam aan. Ook dit strookt met het relaas van [naam aangever].
Daarnaast is op camerabeelden van het benzinestation bij metrostation Slinge van 16 februari 2008 om 20:27 uur een witte bestelbus te zien met kenteken [kenteken]. Uit de bus stapt een negroïde man die een kleine hoeveelheid brandstof tankt. Dit past in de verklaring van [naam aangever].
Tenslotte zit maar ongeveer drie kwartier tussen het moment van tanken bij metrostation Slinge omstreeks 20:27 uur en het aantreffen van [naam aangever] door de politie op 16 februari 2008 omstreeks 21:15 uur . Ook dit komt overeen met de verklaring van [naam aangever] dat hij kort nadat hij was overgebracht naar de woning in Rotterdam heeft weten te ontsnappen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat drie Antilliaanse mannen [naam aangever] op 16 februari 2008 enige tijd van zijn vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden en dat één van de betrokkenen [naam aangeefster] op 16 en 17 februari 2008 meermalen telefonisch heeft bedreigd met de dood.
De vraag die dan vervolgens beantwoord moet worden, is of het de verdachte is geweest die deze feiten heeft (mede)gepleegd. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
Aan [naam aangever] is een fotoselectie getoond en daarbij heeft [naam aangever] de verdachte herkend als de man die hem ontvoerd heeft en die hij in zijn verklaringen bij de politie Rasta heeft genoemd. Uit het politiesysteem HKS blijkt dat de verdachte als bijnaam 1 heeft “Rasta”. Een vriend van de verdachte, [naam 1], kent de verdachte ook als Rasta. [naam aangeefster] hoorde dat één van de mannen in de witte bestelbus op Schiphol door de andere mannen “[bijnaam 1]” werd genoemd. Op 16 februari 2008 om 19:30 uur belde zij naar het nummer van [naam aangever] en zij kreeg toen een man aan de telefoon wiens stem zij herkende als de stem van de man die op Schiphol [bijnaam 1] werd genoemd. Diezelfde avond om 23:00 uur kreeg zij het eerste bedreigende telefoontje, waarbij de beller gebruik maakte van het nummer eindigend op 721. Wederom herkende zij de man die belde aan zijn stem als [bijnaam 1]. Het nummer eindigend op 721 werd veel aangestraald door zendmasten in de buurt van de Diergaardesingel in Rotterdam. Op het adres Diergaardesingel 76B te Rotterdam staan de vriendin en het zoontje van de verdachte ingeschreven. De verdachte is ook op dit adres aangehouden. Op 16 februari 2008 zat het nummer eindigend op 721 in het telefoontoestel dat is aangetroffen in een kast in de woning aan de Diergaardesingel 76B waarin volgens de vriendin van de verdachte de eigendommen van de verdachte lagen. Ter zitting heeft de verdachte ook erkend dat het nummer eindigend op 721 één van zijn nummers is (geweest). In februari 2008 maakte [naam 2] gebruik van de witte bus met kenteken [kenteken]. Hij wordt [bijnaam 2] genoemd. Volgens de eerdergenoemde [naam 1] heeft in 2008 een ontmoeting plaatsgevonden tussen [bijnaam 2] en de verdachte. [bijnaam 2] kwam aanrijden in een witte bus. Hij hoorde de verdachte tegen [bijnaam 2] zeggen dat hij hem nodig had.
Naast de herkenning door de aangever is dus ook nog ander (meer indirect) bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte voorhanden. Al deze (wettige) bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, maken dat de rechtbank ervan overtuigd is dat het de verdachte is geweest die samen met twee anderen [naam aangever] van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden en die [naam aangeefster] meermalen telefonisch heeft bedreigd na de ontsnapping van [naam aangever].
Door de raadsvrouw is als subsidiair verweer aangevoerd dat de vrijheidsberoving niet wederrechtelijk was, nu het uitpoepen van bolletjes en het onder controle blijven totdat alle bolletjes in bezit van de opdrachtgever zijn, inherent is aan het slikken en smokkelen van bolletjes. Het is als het ware onderdeel van het werk en er wordt dan ook geacht toestemming voor te zijn gegeven.
Dit verweer wordt verworpen.
Weliswaar is de aangever ‘vrijwillig’ meegegaan met de bestelbus naar Amsterdam, maar hij heeft daar op enig moment aangegeven geen bolletjes meer in zijn lichaam te hebben; er waren er ook onderweg al verscheidene geproduceerd. Vanaf dat moment kan er geen sprake meer zijn van (impliciete) toestemming en is de vrijheidsberoving in elk geval wederrechtelijk. De verdachte heeft dit ook geweten, nu de aangever verscheidene keren heeft aangegeven klaar te zijn en naar huis te willen. Aldus had de verdachte ook de vereiste opzet op de wederrechtelijkheid.
Dit betekent dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 16 februari 2008 te Amsterdam en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met
anderen, , opzettelijk [naam aangever] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en een of meer van zijn mededaders met dat
opzet
- tegen die [naam aangever] gezegd "Je mag niet naar huis, je moet mee";
- die [naam aangever] in een afgesloten busje naar een woning, vervoerd;
- die [naam aangever] in die woning, vastgehouden, - tegen die [naam aangever] gezegd "Je moet de bolletjes geven, anders ga je dood"
- toen die [naam aangever] aankondigde weg te willen gaan meermalen, in de richting
van het hoofd en het lichaam van die [naam aangever] geschopt;
- met een mes, op die [naam aangever] afgelopen en daarbij tegen die [naam aangever] gezegd " Ik ga je steken";
- een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp tegen de zij van
die [naam aangever] gezet.
2.
hij in de periode van 16 februari 2008 tot en met 17 februari 2008 te Rotterdam meermalen, I.F.D. [naam aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam aangeefster] meermalen dreigend de woorden toegevoegd :"Ik wil mijn geld en ik ga jullie allemaal vermoorden" en/of "Ik ga je vermoorden, ik moet geld zien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De bewezen feiten leveren op:
1.
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
2.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is strafbaar.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met twee anderen een man die zij ervan verdachten bolletjes cocaïne te hebben gestolen een paar uur van zijn vrijheid beroofd. Die vrijheidsberoving bestond eruit dat het slachtoffer de woning in Amsterdam waar hij in eerste instantie naar toe was gebracht om de bolletjes cocaïne te produceren, niet mocht verlaten. Vervolgens is het slachtoffer in een afgesloten busje overgebracht naar een woning in Rotterdam. Daar is hij eerst met woorden en even later met wapens bedreigd. Aan deze voor het slachtoffer ongetwijfeld angstige situatie is pas een einde gekomen toen het slachtoffer door zijn eigen vindingrijkheid wist te ontsnappen. Vervolgens heeft de verdachte meermalen de vrouw van het slachtoffer opgebeld en haar telkens telefonisch bedreigd met de dood.
Dit zijn nare feiten. De verdachte en zijn mededaders hadden niet het recht het slachtoffer zo te behandelen, zelfs al was de aan de vrijheidsberoving ten grondslag liggende verdenking van verduistering van cocaïne terecht. Ook de vrouw van het slachtoffer moet behoorlijk geschrokken zijn van de telefonische bedreigingen aan haar adres.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij een grote rol heeft gespeeld bij de uitvoering van de vrijheidsberoving. Voorts is in zijn nadeel rekening gehouden met het op zijn naam gestelde uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 3 juli 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld tot forse gevangenisstraffen voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 47, 57, 282 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (twaalf) maanden;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Mul, voorzitter,
en mrs. Van den Enden en Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Bernard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 oktober 2008.
De rechter mr. Koningsveld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 28 oktober 2008:
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in de periode van 16 februari 2008 tot en met 17 februari 2008 te
Amsterdam en/of Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam aangever]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers
heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat
opzet
- tegen die [naam aangever] gezegd "Je mag niet naar huis, je moet mee";
- die [naam aangever] in een afgesloten busje naar een woning, althans een pand
vervoerd;
- die [naam aangever] in die woning, althans dat pand vastgehouden, althans niet
toegestaan de woning, althans dat pand te verlaten,
- tegen die [naam aangever] gezegd "Je moet de bolletjes geven, anders ga je dood" of
woorden van gelijke (dreigende) strekking;
- toen die [naam aangever] aankondigde weg te willen gaan die [naam aangever] meermalen,
althans eenmaal tegen het hoofd en/of de knie geschopt, althans in de richting
van het hoofd en/of de knie geschopt;
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op die [naam aangever]
afgelopen en steekbewegingen gemaakt en daarbij tegen die [naam aangever] gezegd " Ik
ga je steken" , althans woorden van gelijke (dreigende) strekking;
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op de keel van die
[naam aangever] gezet;
- een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp tegen de zij van
die [naam aangever] gezet.
hij in de periode van 16 februari 2008 tot en met 17 februari 2008 te
Rotterdam meermalen, althans eenmaal [naam aangeefster] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde [naam aangeefster] meermalen, althans eenmaal dreigend
de woorden toegevoegd :"Ik wil mijn geld en ik ga jullie allemaal vermoorden"
en/of "Ik ga je vermoorden, ik moet geld zien", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking.