ECLI:NL:RBROT:2008:BG1207
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter in herverzekeringsovereenkomst tussen IF P&C Insurance Company Limited, Hampden Insurance N.V. en AIG Europe (UK) Limited
In deze zaak, uitgesproken op 1 oktober 2008 door de Rechtbank Rotterdam, staat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter centraal in een geschil tussen IF P&C Insurance Company Limited (IF), Hampden Insurance N.V. (Hampden) en AIG Europe (UK) Limited (AIG). IF heeft een subsidiaire vordering ingesteld tegen AIG, waarbij zij stelt dat AIG haar verplichtingen uit hoofde van een herverzekeringsovereenkomst niet is nagekomen. AIG heeft in een incidentele vordering aangevoerd dat de Nederlandse rechter onbevoegd is om van de subsidiaire vordering kennis te nemen, omdat er geen nauwe band zou bestaan tussen de primaire en subsidiaire vordering van IF. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar artikel 6 lid 1 van de EEX-Verordening, dat bijzondere bevoegdheid biedt in gevallen waar meerdere vorderingen door dezelfde eiser tegen verschillende verweerders zijn ingesteld en er samenhang bestaat die gelijktijdige berechting vereist.
De rechtbank concludeert dat de subsidiaire vordering van IF niet voldoende samenhang vertoont met de primaire vordering, waardoor de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt. De rechtbank verklaart zich onbevoegd en wijst IF als de in het ongelijk gestelde partij aan om de kosten van het incident te vergoeden. De zaak wordt vervolgens verwezen naar de rol voor conclusies van antwoord op 12 november 2008. Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger, die de beslissing in het openbaar heeft uitgesproken.