ECLI:NL:RBROT:2008:BG1206
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter in herverzekeringsgeschil tussen internationale partijen
In deze zaak, uitgesproken op 15 oktober 2008 door de Rechtbank Rotterdam, werd de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld in een geschil tussen IF P&C Insurance Company Limited, Hampden Insurance N.V. en New Hampshire Insurance Company. De eiser, IF, had een vordering ingesteld tegen de gedaagden Hampden en New Hampshire, waarbij de vraag centraal stond of de Nederlandse rechter rechtsmacht had over de subsidiaire vordering van IF tegen New Hampshire. De rechtbank oordeelde dat artikel 7 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van toepassing was, dat rechtsmacht verleent aan de Nederlandse rechter in gevallen waarin meerdere gedaagden betrokken zijn en er een nauwe samenhang tussen de vorderingen bestaat. De rechtbank concludeerde echter dat de subsidiaire vordering van IF tegen New Hampshire niet voldeed aan de vereisten van samenhang, omdat de vorderingen tegen Hampden en New Hampshire verschillende rechtsvragen en feitencomplexen betroffen. Hierdoor verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om kennis te nemen van de subsidiaire vordering van IF tegen New Hampshire. IF werd veroordeeld in de proceskosten van het incident, en de hoofdzaak werd verwezen naar de rol voor conclusies van antwoord op 12 november 2008.