ECLI:NL:RBROT:2008:BG1189

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
311527 / HA ZA 08-1807
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident over afwijzing voorschotbetaling in civiele zaak tussen eiser en Alphatrans B.V.

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft eiser een vordering ingesteld tegen Alphatrans B.V. met betrekking tot onbetaalde facturen voor verrichte werkzaamheden. Eiser vordert in het incident een voorschot van € 10.000,00, stellende dat hij onder grote financiële druk staat. Alphatrans betwist deze vordering en stelt dat eiser een vordering heeft van € 12.835,27, terwijl Alphatrans zelf een tegenvordering heeft van ten minste € 11.000,00 wegens onderhoudsvergoedingen voor de Scania. De rechtbank oordeelt dat de vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering, maar dat er onvoldoende bewijs is dat eiser niet kan wachten op de uitkomst van de hoofdzaak. De rechtbank concludeert dat er te veel vragen openstaan en dat de vordering in het incident wordt afgewezen. De uitspraak over de kosten wordt gereserveerd tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak zal opnieuw worden uitgeroepen voor conclusie van antwoord op 26 november 2008.

Uitspraak

Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 311527 / HA ZA 08-1807
Uitspraak: 15 oktober 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. A.J.C. van Bemmel,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ALPHATRANS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.C.V. Dornstedt.
Partijen in het incident worden hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "Alphatrans".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
dagvaarding d.d. 16 juli 2008 en de door [eiser] overgelegde producties;
- conclusie van antwoord in het incident, met producties.
2 Het geschil
in de hoofdzaak
2.1 [eiser] vordert – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Alphatrans te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 12.835,27 en een bedrag van
€ 904,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en de proceskosten.
2.2 Hieraan heeft [eiser] – verkort weergegeven – ten grondslag gelegd dat hij voor Alphatrans werkzaamheden heeft verricht. Voor deze verrichte werkzaamheden zijn facturen verstuurd, welke facturen onbetaald zijn gebleven.
in het incident
2.3 [eiser] vordert – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Alphatrans te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 10.000,--. Hieraan heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat dit voorschot nodig is omdat hij zowel zakelijk als privé onder grote financiële druk staat. Alphatrans heeft de incidentele vordering gemotiveerd betwist.
3 De beoordeling in het incident
3.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weer¬sproken, staat tussen partijen – voor zover van belang - het volgende vast:
a. Partijen hebben een huurovereenkomst gesloten, gedateerd 1 maart 2006. Op grond van deze overeenkomst huurde [eiser] van Alphatrans een Scania met kenteken [kenteken] (hierna: de Scania). De overeenkomst bepaalt onder meer:
“[Partijen] verklaren hierbij dat: [[eiser]] alle rechten en plichten van de Huurovereenkomst (..) tussen Scania Finance en Alphatrans zal overnemen. (..) De gecalculeerde restwaarde aan het einde van de huurperiode bedraagt EUR 10.000,-- exclusief BTW. De koopoptie voor de huurder is er alleen als de 21 maanden van de betalingstermijnen zijn voldaan. (..) Het onderhoudscontract wat is afgesloten voor deze wagen zal ook door de huurder worden voldaan.”.
b. [eiser] heeft voor Alphatrans transporten verricht en hij heeft Alphatrans daarvoor gefactureerd. Daarnaast heeft Alphatrans bepaalde uitgaven gedaan met betrekking tot de Scania die door Alphatrans aan [eiser] werden doorbelast.
c. In of omstreeks december 2007 is de Scania op naam gezet van [eiser]. Alphatrans heeft [eiser] in januari 2008 een factuur gezonden voor de overeengekomen koopsom.
d. Alphatrans heeft [eiser] bij brief d.d. 4 maart 2008 aangeschreven, onder meer om te bevestigen dat [eiser] had nagelaten om leveranciers, waaronder Scania, te informeren dat [eiser] de Scania had overgenomen waardoor Alphatrans facturen bleef ontvangen die volgens haar voor rekening van [eiser] waren.
e. De onderhoudsovereenkomst met betrekking tot de Scania is beëindigd in of omstreeks december 2007. Alphatrans heeft bij brief d.d. 11 april 2008 aan [eiser] aangegeven dat dit op een vergissing berustte en dat Scania bereid was om mee te werken aan een continuering van de onderhoudsovereenkomst. In de betreffende brief wordt aangegeven dat [eiser] hiertoe contact moest opnemen met Scania.
3.2 De kern van het geschil is tweeledig. Als niet gemotiveerd betwist staat tussen partijen vast dat [eiser] – na aftrek van een aantal onbetwiste tegenvorderingen – een vordering van € 12.835,27 op Alphatrans heeft. Daar tegenover staat dat Alphatrans een vordering stelt te hebben terzake van onderhoudsvergoedingen van Scania voor een bedrag van ten minste € 11.000,00. Alphatrans stelt dat dit bedrag nog steeds oploopt omdat [eiser] door Scania onderhoudswerkzaamheden laat uitvoeren die aan Alphatrans in rekening worden gebracht. Alphatrans stelt daarnaast dat de koopoptie niet is geëffectueerd omdat de onderhoudsover¬een¬komst niet is overgenomen door [eiser].
3.3 Hierover wordt als volgt geoordeeld, waarbij vooropgesteld wordt dat het hier gaat om een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening binnen het kader van een bodemprocedure (een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv)). Als beslissingsmaatstaf geldt in de eerste plaats, dat een dergelijke vordering moet samenhangen met de hoofdvordering (artikel 223 lid 2 Rv). Aan deze eis is voldaan. De rechter dient voorts, evenals in kort geding, de belangen tussen partijen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak, en van de proceskansen daarin. Hij is niet gehouden bewijslevering te gelasten ter zake van betwiste stellingen van de eiser; aannemelijkheid is voldoende (HR 29 november 2002, NJ 2003, 50). De eiser dient uiteraard een voldoende belang bij zijn incidentele vordering te hebben. Dat is het geval indien van de eiser niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht. Niet vereist is dat [eiser] een spoedeisend belang bij de incidentele vordering heeft, zoals in een kort geding.
3.4 De rechtbank acht voorshands voldoende aannemelijk dat de Scania in eigendom is overgedragen aan [eiser]. Dit blijkt ook uit de brief d.d. 4 maart 2008 waarin Alphatrans dit feitelijk onderkent. Het betoog van Alphatrans dat haar een gebruiksvergoeding toekomt en een opschortingsrecht om de afgifte van de Scania af te dwingen, slaagt dan ook (vooralsnog) niet. Dat [eiser] mogelijk tekort is geschoten door het onderhoudscontract niet over te nemen c.q. de kosten daarvan niet te vergoeden (zie daarover hieronder), doet daar niet aan af. Immers, gesteld noch gebleken is dat Alphatrans de koop van de Scania heeft ontbonden. Indien Alphatrans alsnog zou (kunnen) ontbinden, zou bovendien ook de betaling / verrekening van de koopprijs van € 10.000,00, excl. BTW ongedaan gemaakt moeten worden.
3.5 Toch valt de belangenafweging uit in het nadeel van [eiser]. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank brengt de inhoud van de koopoptie met zich mee dat [eiser] de verplichtingen van het lopende onderhoudscontract voor zijn rekening dient te nemen. In de hoofdzaak zal nader bezien moeten worden of en in hoeverre een van partijen een verwijt valt te maken van de voortijdige beëindiging van het onderhoudscontract door Scania en of en zo ja, welke financiële consequenties daaraan verbonden moeten worden ten aanzien van de kennelijk door Scania aan Alphatrans in rekening gebrachte afkoopvergoeding van circa € 11.000,00. Immers, uit de hiervoor genoemde brief van Alphatrans d.d. 11 april 2008 blijkt dat continuering van het onderhoudscontract – kennelijk – mogelijk was en dat [eiser] daarvoor contact met Scania kon opnemen. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] dit heeft gedaan of dat dit niet van hem kon worden gevergd. Hierdoor is vooralsnog onduidelijk waarom het onderhoudscontract niet voor rekening van [eiser] is gecontinueerd, in welk geval hij de kosten daarvan – inmiddels bijna tien maanden onderhoudsvergoeding – ook had moeten dragen. Voorts dient in de hoofdzaak vastgesteld te worden of Alphatrans door Scania nog steeds onderhoudsver¬goedingen – al dan niet naar aanleiding van de onderhoudsover¬een¬komst of op basis van “los” onderhoud – gefactureerd krijgt. Alphatrans stelt dit laatste wel, maar heeft in dit incident geen facturen in het geding gebracht.
3.6 De rechtbank betrekt bij de belangenafweging voorts dat [eiser] stelt een dringend belang te hebben bij een voorschot. Echter, het door [eiser] overgelegde overzicht van administratiekantoor Barneveld-Hoogvliet (produktie 11 bij dagvaarding) is onvoldoende om te kunnen oordelen dat hij het voor toewijzing van deze vordering vereiste dringend belang heeft.
3.7 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat naar de huidige stand van het processuele debat er te veel vragen openstaan en dat onvoldoende zeker is dat van [eiser] niet gevergd kan worden dat hij het antwoord op die vragen in de hoofdzaak afwacht. De vordering in het incident wordt daarom afgewezen.
3.8 De uitspraak over de kosten zal worden gereserveerd tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
4 De beslissing
De rechtbank,
in het incident
wijst de vordering af;
reserveert de uitspraak over de kosten tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
bepaalt dat deze zaak wederom zal worden uitgeroepen ter rolle van 26 november 2008 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn.
Uitgesproken in het openbaar.
1411/1876/196